Onderzoek naar praktijken van informeel sociaal werk of 'sociaal schaduwerk' in de Amsterdamse wijk Holendrecht. Sociaal schaduwwerk verwijst naar activiteiten en vormen van ondersteuning die ontplooid worden door actieve bewoners, veelal op vrijwillige basis, maar die overeeenkomen met de functies van het formele sociaal werk. De term schaduwwerk drukt uit dat deze vormen van informeel sociaal werk vaak onbekend zijn bij formele spelers in zowel het professionele- als het overheidsdomein. Ook verwijst het naar hetfeit dat dit informele sociaal werk vaak een essentiele rol vervult voor bewoners die afstand ervaren tot het formele zorg - en welzijnsaanbod, die daardoor niet goed bereikt worden. Het onderzoek in Holendrecht geeft een diepgaand inzicht in de werkwijzen, opvattingen en perspectieven van dit type informele spelers in deze wijk. Centrale thema's in het onderzoek zijn de waarde van de nabije kennis van deze spelers, het vertrouwen en wantrouwem dat speelt tussen hen en formele spelers, en het gebrek aan erkenning dat zij ervaren voor hun bijdrage.
DOCUMENT
In addition to formal welfare institutions, there are many informal initiatives in the social landscape that are engaged in social work. These informal actors offer help, care or support to their members and visitors, and/or fulfil a bridging function to formal welfare organisations. They fulfil this role in particularly for target groups that experience distance or barriers to the formal care and welfare system. Despite the important role they play, these actors are often still unknown territory for both formal care and welfare actors and policymakers. Based on research from Belgium and the Netherlands, this article sheds light on this hidden voluntary social work and its characteristics. We also examine hidden voluntary social work in relation to formal welfare organisations and the (local) government. Despite the potential added value of cooperation, it is not easy to build up a sustainable and equal cooperative relationship, or for the government to effectively support hidden voluntary social work. Safeguarding the uniqueness of informal players is a particular concern.
DOCUMENT
Hoe kan in ons land innoveren, werken en leren beter worden verknoopt ten dienste van de grote maatschappelijke opgaven waar we voor staan? NWO, Regieorgaan SIA en Topsectoren hebben het initiatief genomen om meer (praktijkgericht) onderzoek te doen naar zogenoemde Learning communities en de kennis hierover beter te delen. De belangstelling voor Learning communities is enorm gegroeid en nu vaak al een vanzelfsprekend onderdeel van (regionaal-) economisch beleid. De nieuwe samenwerkingsverbanden hebben naar verwachting grote gevolgen voor de toekomst van individuele bedrijven, onderwijs- en kennisinstellingen alsook hun collectieve maatschappelijke impact. De grote maatschappelijke uitdagingen als de energie- en zorgtransitie vragen meer kennis, (menselijk) kapitaal en innovaties. Dit staat centraal in het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid (MTIB). Vraag daarbij is hoe medewerkers zich (toekomstbehendig) kunnen blijven ontwikkelen en wat de bijdrage van Learning communities kan zijn. Het ‘dichter tegen elkaar gaan organiseren van innoveren, werken en leren’ gebeurt in varianten als: Fieldlabs, Skills labs, Praktijkwerkplaatsen, Living labs, Centres of Expertise (CoE) en Centra voor Innovatief Vakmanschap (CIV). Over de grenzen van de afzonderlijke organisaties, domeinen en professies ontstaan nieuwe leer werkgemeenschappen met alle vragen en effecten vandien. Hoe kunnen we die meerpartijen samenwerkingen beter bouwen, beoordelen, betalen en borgen? Het NWO-onderzoeksprogramma Learning communities omvat onderzoeksprojecten in diverse werkcontexten (logistiek, energie, ICT e.a.). Gemeenschappelijke vraag in het programma: wat zijn de werkzame elementen van zo’n Learning community? Naast kennisontwikkeling door het onderzoeksprogramma wordt ook netwerkvorming gestimuleerd tussen onderzoekers en beleidsen praktijkprofessionals. De overtuiging is dat het potentieel in de driehoek innoveren-werken-leren beter kan worden benut. Voor de versterking van de kennisbasis onder het concept Learning communities hebben wij een inventarisatie gedaan naar benaderingen en zienswijzen. Learning communities worden door ons gepresenteerd als samenwerkingsverbanden tussen organisaties en andere (niet of minder georganiseerde) partijen, die het collectief vermogen vergroten van leren, werken en innoveren. Dit vermogen heeft zowel betrekking op het vermogen van de (beroeps)bevolking om zich aan te passen aan veranderende ONDERZOEKSPROGRAMMA EN NETWERK LEARNING COMMUNITIES 4 beroepen en werkpraktijken als het innovatie- en verdienvermogen van organisaties en bedrijven. We verkennen perspectieven op de inrichting, opbrengsten en de relationele dynamiek in Learning communities. We benadrukken dat Learning communities bestaan uit verschillende actoren, partijen en groeperingen – ook wel praktijken genoemd – en dat juist op de grens tussen deze praktijken geleerd wordt. Een Learning community ontwikkelt zich gaandeweg op verschillende systeemniveaus van samenwerking. We gaan in op het belang van een constructief klimaat van samenwerking waarvoor vaak (proces) begeleiding nodig is. Op basis van de verschijningen, uitkomsten en dynamiek hebben we een aantal kernprincipes gedefinieerd. Wat betreft verduurzaming van de communities pleiten wij voor een andere manier van denken. In plaats van een focus op de bestendiging van een tijdelijke (organisatie)structuur, gaat het dan over het verduurzamen van het proces van samenwerkend leren, werken en innoveren dat in gang is gezet. Ook waardevolle activiteiten en interacties die hun doorwerking of spin-off hebben buiten de Learning community zorgen voor bestendiging en verduurzaming van het samenwerkend leren. De verkenning van de kennisbasis voor de Learning communities heeft ook nieuwe onderzoeksvragen opgeleverd voor academisch en praktijkgericht onderzoek. Naast de verkenning van de kennisbasis heeft een expertgroep Instrumenten gewerkt aan een inventarisatie waarmee de concepten uit de kennisbasis op een praktische wijze kunnen worden vertaald in instrumenten om Learning communities (door) te ontwikkelen. De tips en selectie van instrumenten en aanbevelingen zijn samengebracht rond de verschillende ontwikkelingsfasen van Learning communities te weten starten, ontwerpen, uitvoeren en verduurzamen. Er zijn heel veel instrumenten die ‘facilitators’ van Learning communities en anderen kunnen gebruiken bij het opzetten en begeleiden ervan. Actuele vraag is dus in hoeverre en op welke wijze een digitaal platform het aanbod van - en de vraag naar - dergelijke instrumenten beter bij elkaar kan brengen. Er is daarom een verkenning gedaan naar (het ontwerp van) een digitaal platform vanuit zowel de vraagkant maar ook de aanbodkant van instrumenten (de onderzoekers en ontwikkelaars van instrumenten). Hoe het concept Learning communities verder ‘carrière zal maken’ hangt in belangrijke mate af van de vraag of deze veranderingen in het ‘landschap van leren en innoveren’ beter kunnen worden geborgd dan tot dusver middels projecten (en tijdelijke projectfinanciering). De onderlinge afhankelijkheid tussen bedrijven, kennis- en onderwijsinstellingen wordt hoe dan ook steeds groter en daarmee de noodzaak om samenwerking op een nieuwe en meer duurzame manier te organiseren. De Learning communities-benadering komt ook terug in verschillende recente Groeifondsprojecten en regionaal-economische innovatiestrategieën, wat als een bewijs kan worden gezien van de hoge verwachtingen van de benadering. Met onze ervaringen en inzichten doen wij tenslotte enkele suggesties voor de agendering van het thema in het nieuwe Kennis- en Innovatieconvenant (2024-2027). Wij benadrukken daarbij dat de bestaande Learning communities tot nu vooral (tijdelijke) ‘hulpstructuren’ zijn gebleken die niet hebben geleid tot fundamentele aanpassing van de primaire processen van de ONDERZOEKSPROGRAMMA EN NETWERK LEARNING COMMUNITIES 5 betrokken onderwijsinstellingen, organisaties en bedrijven. Wij verwachten dat in de toekomst de vernetwerking in (regionale) innovatie-ecosystemen meer radicale consequenties gaan hebben voor die ‘staande organisaties’ en de wijze waarop werkend leren wordt georganiseerd, gefinancierd en beoordeeld. Om ons hierop beter voor te bereiden doen wij een aantal aanbevelingen ten behoeve van een nieuwe onderzoeksagenda, professionaliseringsagenda en transitieagenda die verder richting en invulling kunnen geven aan deze maatschappelijke beweging. Een beweging waaromheen de verwachtingen hooggespannen zijn en waaraan wij gezamenlijk middels deze publicatie met plezier een bijdrage hebben geleverd.
DOCUMENT
Grote steden staan de komende decennia voor enorme uitdagingen om ruimtelijke herstructurering en versterking van sociaaleconomische posities van bepaalde wijken, te combineren met leefbaarheids-, duurzaamheids-, en mobiliteitsambities. Dit zijn vraagstukken waar bij uitstek verschillende fysieke, sociale, economische en bestuurlijke professionals moeten samenwerken. Dit onderzoek richt zicht op boundary spanners, professionals die een sleutelrol spelen in het verbinden van domeinoverstijgende vraagstukken. Met de toename en complexiteit van maatschappelijke vragen in het grootstedelijke domein groeit ook de behoefte aan en het belang van boundary spanners in het realiseren van effectieve samenwerking. Kennis over de effectiviteit van hun werkpraktijken blijft echter achter. Gezien de urgentie van grootstedelijke vraagstukken, is het van groot belang deze kennis te ontwikkelen. De (grootstedelijke) professionals die in de rol van boundary spanner vervullen of die rol ambiëren vragen zich dan ook af: Hoe krijg ik zicht op mijn eigen boundary spanner praktijk als individu of binnen een team werken, welke mogelijke verbeteringen zijn er in ons handelen en wat daarvan is overdraagbaar naar andere professionals en andere situaties? Door deze praktijkvraag te combineren met theoretische kennis vanuit bestuurskunde en verandermanagement, geeft dit onderzoek antwoord op de overkoepelende onderzoeksvraag: Wat zijn de kenmerken van de werkpraktijken waarin (grootstedelijke) professionals, die we kunnen typeren als of boundary spanners, de grenzen tussen domeinen bij grootstedelijke vraagstukken weten te overbruggen? Het onderzoek is een co-creatie van stedelijke professionals in teams van vijf praktijkcases: het programma Haven-Stad (Amsterdam); de regiodeal Den Haag Zuidwest; het project Cruciale Mijl (Amsterdam); Combiwel buurtwerk (Amsterdam) en het team gebiedsadviseurs (Amsterdam), met onderzoekers van de Centres of Expertise van de Hogeschool van Amsterdam en de Haagse Hogeschool. Dit onderzoek expliciteert de werkregels die boundary spanners in staat stelt om domeinoverstijgend te werken en levert op die manier een wezenlijke bijdrage aan het realiseren van deze grootstedelijke vraagstukken.
In vrijwel elk bedrijf waarin assemblage plaatsvindt wordt gebruik gemaakt van instructies in de ondersteuning van assemblageprocessen. Nauwkeurige, actuele, begrijpelijke en effectieve werkinstructies zijn cruciaal voor het efficiënt en foutloos uitvoeren van de assemblageprocessen en zijn daarom essentieel in de maak-industrie. Assemblagetaken zijn steeds vaker uniek van aard (kleinere oplages, grotere productdiversiteit), waardoor het aantal verschillende, specifieke instructies toeneemt. Tevens zijn de assemblagemedewerkers steeds diverser: sommige van deze werknemers zijn goed geschoold (MBO) en ervaren, maar soms hebben ze weinig opleiding genoten, en ze hebben soms zelfs een arbeidshandicap die vraagt om specifieke ondersteuning voor de reguliere arbeidsmarkt (sociale ondernemingen). Er is een dringende en toenemende vraag naar ‘flexibele werkinstructies’: maatwerk op productgebied, en maatwerk op persoonsgebied. De assemblage-instructies worden nu vaak eenmalig opgesteld voor een nieuw product (of een variant daarvan), door mensen (werkbegeleider, productontwerper, procesmanager) die niet speciaal expertise hebben op het vlak van instructieve communicatie. Zij zijn gebaat bij een gebruiksvriendelijk, efficiënt en flexibel systeem voor het opstellen en beheren van heldere werkinstructies. Hiervoor moet een systematische aanpak ontwikkeld worden die bedrijfsspecifiek, context afhankelijk ingevuld kan worden. Dit vereist onderzoek op drie samenhangende aspecten: contexten van werkinstructies, passende werkinstructies, en proces van opstellen van passende werkinstructies. In dit project onderzoeken we aan de hand van een aantal casussen de bedrijfscontext voor werkinstructies, ontwerpen we een generieke aanpak, toolbox, voor het opstellen (indien mogelijk automatisch generen) en beheren van werkinstructies. Als dat op orde is, kan de vervolgstap gezet worden waarin digitale werkinstructies met moderne technologieën in het werkproces of in de werkplaats geïntegreerd kunnen worden. Mixed reality oplossingen zoals bijvoorbeeld de hololens, bieden hier waardevolle mogelijkheden. Centraal in dit project staat om samen met het mkb een toolbox te maken voor het flexibel genereren van werkinstructies.
De zorg draagt mede bij aan de totstandkoming en het in stand houden van de klimaatcrisis. 7,3% van de CO2 uitstoot in Nederland is afkomstig uit de zorg, dat is evenveel als de CO2 uitstoot van Tata Steel en de kolencentrale van de Eemshaven samen. Specifiek het domein van de acute intensieve zorg is van nature intensief van karakter, niet alleen qua inhoud van zorgverlening en de inzet van hooggespecialiseerde zorgprofessionals, maar ook als het gaat om het zorgproces dat zich kenmerkt door een relatief hoog energie- en (disposable) materialen- en grondstoffengebruik . Verduurzaming van de acute intensieve zorg is een relatief nieuw maatschappelijk thema, waarover nog beperkte (wetenschappelijke) kennis voor handen is. Zorgprofessionals willen graag ‘groen zijn’ maar weten niet goed hoe ze tot praktijkverandering kunnen komen. Ze maken nog weinig ‘groene keuzes’, waardoor verduurzaming in hun dagelijks werk moeilijk van de grond komt. Hoewel er landelijk verschillende initiatieven tot verduurzaming lopen, is van de meeste initiatieven onduidelijk hoe effectief deze zijn in het reduceren CO2-uitstoot en grondstoffengebruik. Doel van dit project is om zorgprofessionals goed onderbouwde, praktische handvatten voor CO2 reductie te geven, welke kunnen bijdragen aan het maken van meer duurzame keuzes binnen de behandeling. We brengen met zorgprofessionals de (in)directe CO2 uitstoot van een zorgproces in kaart met de Life Cycle Assessment (LCA) methode. Tevens onderzoeken we hoe een prototype serious game, ontwikkeld voor en door zorgprofessionals, kan bijdragen aan 1) het vergroten van draagvlak en bewustzijn, 2) het verminderen van de handelingsverlegenheid en 3) het veranderen van duurzame (lokale) werkpraktijken. We betrekken zorgprofessionals actief bij alle werkpakketten, zodat zij gaan zien waar verduurzaming mogelijk kan zijn en ze daar handvatten voor krijgen. We beogen dat zorgprofessionals deze transformatie ook zelf gaan doorvoeren.