There is a central dilemma embedded in the relationship between teachers and researchers. Teachers know the story of the classroom well, but they are seldom asked to tell their stories, nor do they usually have the opportunity. Researchers, on the other hand, are skilled at telling certain things about classrooms, but they often miss the central stories that are there. This divergence can lead to different opinions on what teaching is about and what is important within it. To bridge this gap, we describe an approach which puts the teacher and the student at the centre. With respect to emotional and behavioural problems of students, we underline the notion of student-teacher compatibility, deriving from theories emphasizing the transactional/reciprocal nature of human behaviour. One of the aims of the Lectorship and Knowledge Network Behavioural Problems in School Practice, is to identify at-risk-teachers (i.e. those most vulnerable to the presence of behaviourally challenging students and parents) so that interventions, both in initial teacher training as well as in inservice training can be applied to help them develop adequate attitudes and coping-skills. In clinical supervision, peer coaching or reflective practice, these teachers can be helped to consider in what way student and parental problem behaviour contribute to their loss of satisfaction, their feelings of self doubt, perceived disruption of the teaching process, and their frustration working with parents.
‘Als je wint, heb je vrienden’ is een Nederlandse klassieker van Herman Brood en Henny Vrienten. Hiermee werd de gevoelige snaar bloot gelegd dat pas als je hebt gewonnen je vrienden hebt. Rijen dik, echte vrienden. In de politiek werkt het andersom; je moet vrienden (stemmen) hebben, veel vrienden en pas dan win je. Hoe meer vrienden des te meer stemmen. Hoe meer stemmen des te meer je wint. Afgelopen jaren, zelfs eeuwen, bedreven politieke partijen rondom verkiezingstijd een prachtige paringsdans met hun vrienden. In veelal rokerige zaaltjes, op markten en aan de voordeur in de wijken werd de burger benaderd als ‘echte’ vriend van de politicus en zijn/haar partij. De burger moest de politicus en de partij het vertrouwen en vooral zijn/haar stem geven. Zo ging het sinds de eerste verkiezingen in de 19e eeuw en zo gaat het heden ten dage eigenlijk nog steeds. Echter sinds twee a drie jaren zijn er aantal mediatechnologische innovaties in opkomst die wij kunnen scharen onder de verzamelnaam Social Media. Social Media beschrijft de verzameling van online instrumenten en platformen die mensen gebruiken voor het delen van hun meningen, inzichten, ervaringen en gevoelens met elkaar. Denk hierbij onder andere aan Twitter, Hyves, Facebook en Linked-In. Dergelijke instrumenten en platformen zorgen ervoor dat politici hun meningen, inzichten, ervaringen en zelfs hun gevoelens met ‘echte’ vrienden kunnen delen. Om daarmee met hen een betere band, interactie en zelfs participatie te creëren. Een ideaal middel voor een politicus om vrienden te genereren en daarmee veel stemmen te winnen. Dit statement blijkt geen holle frase van een groep internetnerds te zijn, getuige de overwinning van Barack Obama na de enorme inzet van social media in de campagne voor de presidentsverkiezing in 2009. In plaats van de traditionele top-down benadering van communicatie (zenden en informatie overdragen) zag Obama de kracht van dialoog, participatie, co-creatie en maatschappelijke betrokkenheid en de rol die social media daarbij kon spelen. Een aantal lessen die geleerd kunnen worden van de Obama campagne zijn dat een succesvolle strategie van samenhangende inzet van social media een grote inzet van mensen en middelen vergt en dat deze inzet gericht moet zijn op het makkelijk kunnen vinden van informatie, het snel kunnen doorsturen en daarmee het verspreiden van deze informatie en het handelen naar aanleiding van deze informatie. Ook in Nederland is regelmatig te lezen en te beluisteren dat social media een steeds grotere rol spelen en nog gaan spelen in de politieke campagnes en de uitkomsten daarvan. Maar is dat nu al wel zo? Zorgt het gebruik van social media door politieke partijen en individuele kandidaten voor een wijzigend stemgedrag? En hebben de Nederlandse politici de lessen uit de Obama campagne ter harte genomen? Dit eerste korte onderzoek van het Saxion Kenniscentrum Design en Technologie naar social media in de politiek brengt voor twee Nederlandse gemeenten, Enschede en Arnhem, in kaart of, hoe intensief en op welke wijze politieke partijen en individuele verkiezingskandidaten, tijdens de campagnes voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2010, gebruik hebben gemaakt van social media. En ook of dit gebruik van invloed is geweest op het aantal stemmen dat op hen is uitgebracht.
MULTIFILE
Japan begon aan het einde van de 19e eeuw met het moderne concept ‘the movement of civilization’. Meer dan honderd jaar volgde Japan de westerse modellen van onder andere het sociale domein. Japan werd na de Tweede Wereldoorlog het eerste land in Azië met een verzorgingsstaat. Dit terwijl het sociaal werk in die tijd nog niet erkend werd.
Drie Nederlandse MKB-bedrijven in het veld van de landschapsarchitectuur en stedenbouw (H+N+S, Palmbout en Bosch Slabbers) bouwen een portfolio op op de Amerikaanse markt. Zij brengen een specifiek Nederlandse traditie in van integrale planning, die erg goed aansluit bij het concept van circulaire economie. Het toepassen van die Nederlandse traditie in een Amerikaanse context vraagt om allerlei kleinere en grotere innovatiestappen. Zij schatten in dat hun marktaandeel groter kan zijn als opdrachtgevers beter kunnen plaatsen wat hun werk inhoudt. In het project wordt een bekend 19e-eeuws ontwerp voor Back Bay Fens in Boston (VS) van de beroemde Amerikaanse landschapsarchitect Frederick Law Olmsted, nader geanalyseerd vanuit het oogpunt van duurzaamheid en circulaire economie. Door het ontwerp en de onderliggende duurzaamheidsprincipes te vergelijken met enkele hedendaagse projecten van de bureaus wordt inzicht verkregen in de verschillen en overeenkomsten in de ontwerpbenadering en –aanpak. We willen van deze vergelijking leren en hiermee laten zien hoe de bureaus een dergelijk gedachtengoed in de huidige beroepspraktijk operationeel maken. Het project gebruikt dus het terugblikken op een historisch Amerikaans ontwerp en ontwerpproces om hiervan te leren voor hedendaagse ontwerpopgaven en om huidige eigen ontwerpen voor potentiële Amerikaanse opdrachtgevers beter begrijpbaar te maken, perspectief te geven en daarmee de positie van de Nederlandse bureaus op het gebied van innovatieve en duurzame projecten op de Amerikaanse markt te versterken.
A) De muziek uit de lange 19e eeuw (vanaf Beethoven tot Debussy) is de kern van het repertoire dat de klassieke muziekindustrie op ieder niveau domineert: vanaf de conservatoriumopleidingen tot de concert- en festivalprogrammering en het academisch onderzoek. Dit wordt vaak opgevoerd als een reden om dit repertoire ‘met rust te laten’. We weten echter dat de wereld van klassieke muziek ‘in crisis’ is, met aan de ene kant teruglopende publieksparticipatie en dalende budgetten en aan de andere kant de vrees om de status quo te verstoren en daardoor het geringe publiek en de beperkte middelen te verliezen. B) Artistiek onderzoekers hebben recentelijk een diepe kloof ontdekt in de manier waarop dit kernrepertoire in de 19e eeuw werd gespeeld, ervaren, begrepen en onderwezen, in vergelijking tot de manier waarop dit tegenwoordig wordt gedaan. Zij ontdekten ook een verontrustende kloof tussen wat ‘moderne’ musici weten, wat zij denken te doen, en wat zij feitelijk doen – met name met betrekking tot hun overtuigingen over artistieke ‘eigenaarschap’ en historische informatie. Onderzoekers hebben ontdekt dat dit uitvoerders-perspectief nieuw leven in blazen een verfrissende werking heeft op hoe wij ons verbinden met dit repertoire, terwijl tegelijkertijd oplossingen gezocht en aangedragen worden in het streven van de klassieke muziek naar relevantie en verbinding met de werkelijkheid van vandaag. Deze bevindingen dienen echter vanuit de sfeer van het artistiek onderzoek door te vloeien naar andere segmenten van de muziekindustrie. C) Dit project heeft als casus de heroverweging van het meest vereerde romantische repertoire, dat van Johannes Brahms, en stelt zich ten doel de 19e-eeuwse muzikale praktijk te ‘reanimeren’, zodat de hierboven onder A) genoemde crisis van de klassieke muziekindustrie, en ook de onder B) genoemde kloof tussen mainstream ‘moderne’ uitvoeringspraktijk en historische geïnformeerde uitvoeringspraktijk onder handen genomen worden.