Niet alle pasgeborenen hebben een goede start, bijvoorbeeld omdat hun ouders in een moeilijke situatie zitten. Een prenataal huisbezoek (PHB) is bedoeld om te inventariseren wat zij nodig hebben en hen waar nodig te helpen. In dit onderzoek zagen we dat de partijen in Delft het kleinschalige weten te benutten. Professionals kennen elkaar, hebben onderling vertrouwen opgebouwd en kunnen gemakkelijk contact zoeken om af te stemmen. Tussen praktijk en beleid bestaan eveneens korte lijntjes. De aansturing vanuit de gemeente biedt professionals ruimte om te zoeken wat het beste werkt voor aanstaande ouders en activiteiten op elkaar af te stemmen. Ouders kunnen van de kleinschaligheid profiteren, bijvoorbeeld omdat de JGZ-verpleegkundigen zowel prenatale huisbezoeken doen, als de mogelijkheid hebben om vervolghulp te bieden waardoor continuïteit in de zorg en ondersteuning kan worden gerealiseerd. Ouders hebben dan te maken met een vertrouwd gezicht. Juist in deze omgeving van kleinschaligheid is het mogelijk om prenatale zorg en ondersteuning voor ouders steeds verder te ontwikkelen en de samenhang erin te verbeteren. Partijen waren hier al enkele jaren mee bezig, dit onderzoek heeft hieraan verder een bijdrage willen leveren en we hopen dat partijen hier na het onderzoek ook weer mee verder gaan.
MULTIFILE
Elk jaar krijgen ruim zeventigduizend thuiswonende jeugdigen te maken met de scheiding van hun ouders. Het Kenniscentrum Kind en Scheiding is op initiatief en onder bedrijfsvoering van Jeugdformaat in 2017 opgericht om kennis en aanbod rondom scheiding in de regio Haaglanden te bundelen. Het kenniscentrum heeft als doel om ouders en kinderen in onzekere tijden van scheiding in hun kracht te zetten. Door het geven van informatie, advies en verwijzingen naar aanvullende hulp, ondersteunen zij ouders en kinderen die met scheiding te maken krijgen en de professionals die met hen werken. Om hen nog beter te kunnen ondersteunen en het bereik te vergroten, heeft het Lectoraat Jeugdhulp in Transformatie van De Haagse Hogeschool onderzoek gedaan naar de meerwaarde van het kenniscentrum zoals ouders en professionals dat beleven. Op basis van de vragenlijsten en interviews kan geconcludeerd worden dat zowel ouders als professionals een meerwaarde zien in de ondersteuning en diensten van het kenniscentrum. Door de inhoudelijke expertise die in het kenniscentrum aanwezig is, kunnen ouders en professionals op een laagdrempelige manier informatie en advies inwinnen. Daarnaast vervult het kenniscentrum een belangrijke rol in het verwijzen van gezinnen naar aanvullende hulp en ondersteuning en in het samenbrengen en opleiden van professionals die zich met scheidingsproblematiek bezighouden. Het kenniscentrum wordt ook wel omschreven als ‘wegwijzer’ voor alles wat met scheiding te maken heeft. Daarmee lijkt het doel van het bundelen van kennis en expertise behaald. De belangrijkste aanbeveling van dit onderzoek is daarom ook dat het kenniscentrum door kan gaan met wat het doet en waar het voor staat. Daarnaast zijn er drie adviezen geformuleerd om het kenniscentrum verder te verbeteren. Ten eerste zou het kenniscentrum haar bereik kunnen vergroten onder kinderen, specifieke groepen ouders (zoals zorgmijdende ouders en ouders met een andere culturele achtergrond) en het netwerk rondom gezinnen. Dit kan door het vergroten van de bekendheid van het kenniscentrum bij organisaties die gezinnen kunnen doorverwijzen en door zelf fysiek en online naar mensen toe te gaan. Ten tweede is er mogelijk ruimte om het ondersteuningsaanbod voor ouders, kinderen en professionals in de regio te verbreden, bijvoorbeeld door het organiseren van lotgenotencontact, aanbod te creëren voor ouders met GGZ-problematiek en het inzetten van meer (gerichte) voorlichting. Tenslotte kan er extra aandacht komen voor het goed informeren van ouders en kinderen over het aanbod waarnaar zij verwezen worden door het kenniscentrum. In het onderzoeksrapport kunt u nog veel meer lezen over de verhalen en ervaringen van ouders en professionals met het Kenniscentrum Kind en Scheiding. Daarnaast is er een overzichtelijke lijst met aanbevelingen die mogelijk ook voor scheidingscentra in andere regio’s relevant zijn. Het rapport kun u hier rechts downloaden.
MULTIFILE
Het postdocproject behelst een praktijkgericht ontwerponderzoek naar professionalisering van professionals in het domein Kind en Educatie die werken met jonge kinderen (0-6 jaar). De focus betreft taalstimulering op het gebied van het meervoudig benutten van tekstloze prentenboeken. Deze boeken zijn uitdagend: ze wekken de nieuwsgierigheid op en stimuleren het denken en de fantasie. Ze zijn daardoor beloftevol om te benutten voor meerdere doelen, zowel bij de versterking van leesmotivatie en verhaalbegrip, als mondelinge taalvaardigheid, in het bijzonder woordenschat en het gebruik van cognitieve taalfuncties, waarbij taal wordt ingezet om denkprocessen te verwoorden. Ook is de inzet van deze boeken kansrijk bij ouderbetrokkenheid en taalstimulering. Het is cruciaal voor taalontwikkeling om kinderen op jonge leeftijd al voor te lezen en met hen te praten over boeken. Echter, er zijn grote verschillen in de leesopvoeding van kinderen en het taalgebruik in de thuisomgeving. Kinderen van laaggeletterde ouders en/of ouders die een lage sociaaleconomische status hebben, voeren minder denkstimulerende gesprekken, worden minder vaak voorgelezen en hebben thuis minder boeken tot hun beschikking. Kansengelijkheid creëren door het zo vroeg mogelijk verbinden van de thuisomgeving met de omgeving van de VVE/basisschool is een complexe opdracht voor professionals. Ze hebben moeite met het betrekken van ouders bij taalstimulering. Daarnaast zijn er verbeterkansen op het gebied van de versterking van competenties van professionals als leesbevorderaar. Het ontwerpgericht onderzoek geeft inzicht in kenmerken van een aanpak waarin tekstloze prentenboeken zowel in de thuisomgeving als in VVE/basisonderwijs worden ingezet. Op basis van een contextanalyse zal een ontwerp gecreëerd worden dat in een casestudie getest zal worden. De evaluatie van het ontwerp en de daaruit voortvloeiende kennisontwikkeling zal benut worden voor de ontwikkeling van twee nieuwe modules in de lerarenopleiding en voor acht hervormingen in bestaande modules in het AD en BA-curriculum en in drie post-hbo-opleidingen.
Computational thinking (CT) wordt beschouwd als een van de 21e-eeuwse vaardigheden. Zoals de term doet vermoeden, heeft CT raakvlakken met zowel digitale vaardigheden als denkvaardigheden (SLO, 2019; Hotze & Keijzer, 2018). Het afgelopen decennium is groeiende aandacht ontstaan voor CT in het basis- en voortgezet onderwijs (o.a. Luyten, Veen, & Meelissen, 2015; KNAW, 2012). Echter, in het pabocurriculum wint CT maar mondjesmaat terrein, waardoor aanstaande leerkrachten onvoldoende worden voorbereid op het toepassen van CT in hun onderwijspraktijk. Ook onderzoek naar CT richt zich met name op basis- en voortgezet onderwijs (o.a. Voogt, Brand-Gruwel, & Van Strien, 2017), terwijl aandacht voor CT op lerarenopleidingen achterblijft. Initiatieven tot curriculumontwikkeling vanuit curriculum.nu (2018) benoemen CT als onderdeel van een toekomstbestendig curriculum. Het is daarom van belang dat onderzoek een brug slaat tussen de veranderende beroepspraktijk van basisschoolleerkrachten en het pabocurriculum. Dit postdoconderzoek beschrijft een gezamenlijke inspanning van twee pabo’s binnen samenwerkingsverband Radiant om CT in te bedden in het pabocurriculum; de vakgebieden rekenen-wiskunde en W&T dienen hierbij als vakinhoudelijke context. Onderzoek in theorie en praktijk geeft nieuwe inzichten in de manier waarop CT in het pabocurriculum voorkomt en in de kennis, vaardigheden en houding van pabodocenten, pabostudenten en basisschoolleerkrachten op het gebied van CT. Tevens levert dit onderzoek ontwerpcriteria op voor concreet onderwijsmateriaal evenals aanbevelingen die toegepast kunnen worden in het pabocurriculum. Deze aanbevelingen en ontwerpcriteria leiden tot ontwerponderzoek op twee lagen: er worden lessen ontworpen voor het pabocurriculum en voor de basisschool door middel van lesson study, waarbij het gezamenlijk ontwerpen en analyseren van leeropbrengsten centraal staat. Op basis hiervan worden best practices in kaart gebracht. Beoogde opbrengst van het postdoconderzoek is kennisontwikkeling op het gebied van CT op pabo’s en een digitale omgeving waar pabodocenten praktische handvatten kunnen vinden om CT onderdeel te maken van hun onderwijs.
Mama’s Garden is een ontmoetingsplaats voor zwangere vrouwen en jonge moeders, ontwikkeld door studenten van de Willem de Kooning Academie (WdkA) van Hogeschool Rotterdam. Het concept van Mama’s Garden als ontmoetingsplaats bestaat uit: • Ontmoeting tussen (aanstaande) moeders en hun kinderen; • Een laagdrempelige benadering, waarbij het sociale netwerk faciliteren centraal staat; • Een centrale rol voor studenten die zo leren om interprofessioneel te werken, om zich in te leven in de doelgroep en vanuit breder perspectief naar hun vak leren kijken; • Een mobiele ‘pop out’ garden (het fysieke product) die overal neergezet kan worden en die voorzien is van materialen die nodig zijn om de ontmoetingsplaats te realiseren. Mama’s Garden heeft als doel om: - het sociale netwerk van (aanstaande) moeders te vergroten en daarmee bij te dragen aan het toerusten van ouders in de opvoeding en zorg voor hun kinderen; - professionals in de wijk extra handvatten te bieden in de zorg voor deze vrouwen; - studenten in een interprofessionele context kennis te laten maken met de vraagstukken van deze vrouwen. Het doel van dit projectvoorstel is: • Het concept van ‘Mama’s Garden’ verder ontwikkelen; • Binnen het concept van Mama’s Garden de mobiele ‘pop out’ garden (het fysieke product) doorontwikkelen naar een volgend prototype; • Een duurzaam businessmodel ontwikkelen voor Mama’s Garden waarmee Mama’s Garden duurzaam rendabel kan zijn; • Verkennen van mogelijkheid voor opschaling in Utrecht i.s.m. U CREATE en met Kenniscentrum Sociale Innovatie van Hogeschool Utrecht.