The advent of the twenty-first century ushered in a new generation of fashiondesigners who merge design, artistic practice and research in a natural way. Theyuse artistic and activist interventions to revision fashion as a cultural and symbolicvalue-adding component integral to post-industrial restructuring and repositioningit as a much broader and more significant role than as an industry that makes andsells apparel (Craik 2019: 133). This generation is not necessarily operating fromfashion capitals such as London or Paris, but quite often based in the outskirts ofthe fashion areas (such as Australia, the Netherlands, Sweden or Austria). Beingaware of the social and environmental issues and the failures of the current fashionsystem, they are fundamentally rethinking and redefining the fashion system byimplementing new values and new imaginations approaching fashion design asan embodied practice and as an activist tool (Bourriaud 2009: 51–52; Teunissen2005: 8–23; Teunissen 2014: 12–72). Based on the research for the exhibitionsThe Future of Fashion in Now (2014) and State of Fashion (2018) – where I showcased these ground-breaking designers – I would like to draw and define this ‘newhybrid designer’ and highlight how they as activists and practitioners effectivelycontribute to some of the fundamental changes of the current fashion system(Teunissen 2018).
DOCUMENT
More and more non-Western brands and designers entering the fashion world introducing new values, narratives and aesthetics into a dominant Western Fashion discourse deeply intertwined with notions of conceptualism, modernism and postmodernism. In a moment of history where we are facing a failing fashion system, these new voices are introducing new values and new imaginations that try to transform the system into a more inclusive, fair and decentred discipline. Also, on an academic level transnational and decolonial theories are proposing new and fresh lenses on how to critically re-think the Eurocentric Fashion system using new terminologies as de-linking, precedence and aesthesis and the pluri-versal. Do these new perspectives give us the tools to redefine and modify the Western definitions of fashion into a more inclusive and alternative system?
DOCUMENT
Met een perspectiefgerichte benadering van onderwijs worden kennis, vaardigheden en houding van leerlingen met elkaar verbonden. In dit hoofdstuk wordt de perspectiefgerichte benadering concreet uitgewerkt voor de moderne vreemde talen.
LINK
Het aantal kinderen dat slachtoffer is van kindermishandeling en huiselijk geweld is hoog en al jaren constant. Met de komst van moderne digitale technologieën wordt voorzichtig verkend of er oplossingsrichtingen liggen ten aanzien van dit probleem. Hoewel technologieën zoals big data en machine learning potentie hebben in het analyseren van grote hoeveelheden data en dus ook in het mogelijk (eerder) signaleren van kindermishandeling, zijn er de nodige programmatische en ethische overwegingen waar rekening mee dient te worden gehouden. Indien mogelijke toepassingen nader worden verkend, is het tevens van belang dat professionals binnen het sociale domein ook kennis hebben van de werking van de diverse vormen van digitale technologie en dat er wordt intensief wordt samengewerkt met de verschillende domeinen waarin de technologie nader wordt ontworpen.
DOCUMENT
Excerpt van de oratie van prof. dr. G. van der Laan als lector aan de Fontys hogescholen te Eindhoven (sociaal werk).
DOCUMENT
Materiaal ontwikkeld in het kader van het promotieonderzoek van Charline Rouffet naar de invloed van communicatieve toetsing op het vakdidactisch handelen van docenten moderne vreemde talen.
DOCUMENT
Lean is een ontwerptheorie op zoek naar een theoretische onderbouwing. In deze bijdrage laat de auteur zien dat de Moderne Sociotechniek (MST), zoals ontwikkeld door Ulbo de Sitter, kan dienen als een dergelijke theoretische onderbouwing. De overeenkomsten zijn dus groter dan menigeen, inclusief De Sitter zelf, denkt. Daarnaast wijst hij ook op verschillen. Zo is het de verdienste van De Sitter, dat hij het vraagstuk van de lerende organisatie als een structuurvraagstuk geherformuleerd heeft. En het is de verdienste van Lean dat ze de rol van standaarden en routines in dit leerproces geherwaardeerd heeft.
DOCUMENT
In het kader van het Hydrogreenn Hoogeveen project gaan we op EnTranCe een drietal waterstof cv-ketels testen. Het zijn gewone aardgas cv-ketels waarvan de branders en wat sensortechniek aangepast is op 100% waterstof. Waarom zou je dit willen en waarom zou je niet meteen overstappen op een moderne warmtepomp?
LINK
In deze publicatie wordt een 'tool' aangeboden om tot een gestructureerde selectie, keuze en implementatie van innovatieve verspaningstechnieken te komen. Deze tool is ontwikkeld in het kader van het project "Procesinnovatie Verspaning voor MKB-bedrijven".
DOCUMENT
Nu de fusiegolf is opgetrokken, moeten ROC's de ambitie koesteren om de kwaliteit van het primaire proces aanzienlijk te verhogen. De schaalvergroting mag immers geen doel op zich blijven, maar moet juist als middel worden beschouwd om het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie in de regio te revitaliseren. Bovendien heeft men meer armslag gekregen voor eigen beleid door het dereguleringsbeleid van de overheid. Dat er nog een lange weg te gaan is, maken verschillende rapporten duidelijk (zie bijvoorbeeld het onderwijsverslag 1999, Inspectie 2000). Overigens zijn officiële rapportages voorzichtiger en omzichtiger dan de meer informele geluiden. Zo zijn onlangs twee inspirerende betogen gehouden om de ambities ten aanzien van het (beroeps)onderwijs aanzienlijk op te krikken. In het rapport 'Bij de les' waarschuwen Rinnooy Kan, In het Veld en De Vijlder voor de nadelen van grootschaligheid en houden ze een hartstochtelijk pleidooi voor een terugkeer naar onderwijs op menselijke maat. Oud-minister van economische zaken, Wijers, geeft zijn visie op de toekomst in de 'Aaibaarheid voorbij'. Wat betreft het onderwijs, moet de stoffige en naar binnen gerichte organisatie verdwijnen via een proces van creatieve destructie van bestaande institutionele arrangementen. Meer vraaggestuurde scholen, daar gaat het volgens hem om. Het is dan ook een dooddoener om te zeggen dat het voor de leiding van ROC's een tour de force zal zijn de gewenste omslag te realiseren van structuur naar inhoud. Uitgedaagd door de redactie van de bundel, ga ik in dit artikel op zoek naar raad en advies voor deze moeilijke en lastige klus. De vraag waarop ik antwoorden probeer te vinden, is: wat is vandaag de dag goed en wijs als het gaat omleidinggeven aan ROC's? In de volgende paragraaf komt eerst de geschiedenis aan bod. Ik laat zien dat de school is geplaatst tussen het macroniveau van de overheid en het microniveau van de docent om de kwaliteit te verhogen van het onderwijs. De schoolleiding krijgt zo een belangrijker rol. De historie leert dat men veel moeite heeft dit waar te maken. Ze lijkt het te moeten doen met incidentele successen. Vaak komt men niet toe aan onderwijskundig leiderschap en er wordt zelfs gesproken over de rol van tragische held. Het hedendaags schoolleiderschap komt vervolgens aan de orde in paragraaf 3. Aan modern leidinggeven blijken veel kanten te zitten die afgestemd en evenwichtig hun plaats dienen te krijgen. Tot opluchting van de top kan ik melden dat al dat werk niet langer wordt beschouwd als hun exclusieve speelveld. Het komt er juist op aan dat alle niveaus van de organisatie bezig zijn met leidinggeven. De multidimensionaliteit van leiderschap krijgt nog een aanvullend accent aan het slot van deze paragraaf. Er blijkt sprake van harde en zachte kanten. De 'big brother'-aanpak is nu nog te vaak dominerend, terwijl het uitgaan van een meer 'soft sisterachtige'-benadering effectiever zou zijn. Niet of-of, maar en-en lijkt de beste keuze. Na zo vele kanten te hebben verkend, tracht ik in paragraaf 4 te komen tot de kern van modern schoolleiderschap van ROC's. Volgens mij is dat het steeds weer vinden van de juiste balans tussen externe eisen en interne ambities en competenties. Het gaat dus in wezen om een strategisch vraagstuk. Antwoorden hierop geven ROC's een identiteit, die extern en intern moet binden en boeien. ROC's laten zich bij het vinden van deze balans nu nog te veel leiden door macht en regels en te weinig door (een eigen visie op) wensen en behoeften van de vraagkant. Beter functioneren kan niet zonder afscheid te nemen van de bureaucratie en volop te werken aan de ontwikkeling tot een klantencratie. Dit proces van creatieve destructie van de bureaucratie zal veel pijn en moeite kosten. Nodig is het opnieuw mobiliseren van eigen visie en deskundigheid en tijd nemen voor reflectie op de voortgang van de realisatie. In paragraaf 5 geef ik een voorzet voor deze reprofessionalisering. Afgesloten wordt met een wellicht paradoxaal lijkende conclusie: hoe beter men erin slaagt leiding te geven vanuit de behoeften en wensen van de klant: leerlingen, arbeidsmarkt en de overheid, des te exclusieve speelveld. Het komt er juist op aan dat alle niveaus van de organisatie bezig zijn met leidinggeven. De multidimensionaliteit van leiderschap krijgt nog een aanvullend accent aan het slot van deze paragraaf. Er blijkt sprake van harde en zachte kanten. De 'big brother'-aanpak is nu nog te vaak dominerend, terwijl het uitgaan van een meer 'soft sisterachtige'-benadering effectiever zou zijn. Niet of-of, maar en-en lijkt de beste keuze. Na zo vele kanten te hebben verkend, tracht ik in paragraaf 4 te komen tot de kern van modern schoolleiderschap van ROC's. Volgens mij is dat het steeds weer vinden van de juiste balans tussen externe eisen en interne ambities en competenties. Het gaat dus in wezen om een strategisch vraagstuk. Antwoorden hierop geven ROC's een identiteit, die extern en intern moet binden en boeien. ROC's laten zich bij het vinden van deze balans nu nog te veel leiden door macht en regels en te weinig door (een eigen visie op) wensen en behoeften van de vraagkant. Beter functioneren kan niet zonder afscheid te nemen van de bureaucratie en volop te werken aan de ontwikkeling tot een klantencratie. Dit proces van creatieve destructie van de bureaucratie zal veel pijn en moeite kosten. Nodig is het opnieuw mobiliseren van eigen visie en deskundigheid en tijd nemen voor reflectie op de voortgang van de realisatie. In paragraaf 5 geef ik een voorzet voor deze reprofessionalisering. Afgesloten wordt met een wellicht paradoxaal lijkende conclusie: hoe beter men erin slaagt leiding te geven vanuit de behoeften en wensen van de klant: leerlingen, arbeidsmarkt en de overheid, des te meer men zelf de baas zal blijven.
DOCUMENT