This article offers the first substantial survey of the Middle Dutch satire Dit es de Frenesie since the work of C.P. Serrure in the mid nineteenth century. It contests much of the conventional wisdom surrounding De Frenesie, challenging the poem's usual classification as an early boerde or fabliau. Instead it is argued that the text is an experimental work, which blends together elements of several satiric traditions without committing itself to any one. The implications of this maneuver and others within the text are considered, revealing the poem's clear sympathy with the newly educated and articulate laity. De Frenesie itself is appended in both the original Middle Dutch and an English verse translation.
DOCUMENT
DOCUMENT
Je hebt bij het lezen van de titel van dit artikel hopelijk je vraagtekens gezet. Je weet dat niet alle jongens slimmer zijn dan alle meisjes. Het is geen algemene waarheid. Toch heeft het je aandacht gegrepen, want je bent immers dit artikel aan het lezen. Dat was waarschijnlijk ook de gedachte van de auteurs van het boek Jongens zijn slimmer dan meisjes. Een controversiële titel die maakt dat mensen hun boek willen lezen.
DOCUMENT
Voor het begeleiden van studenten met psychische beperkingen bestaat geen standaardprocedé. Iedere student is uniek en brengt zijn eigen mogelijkheden en belemmeringen met zich mee. Dit geldt zeker voor jongeren met een bipolaire stoornis. In dit artikel formuleert HBO-docent Helmut Boeijen, mede op basis van zijn eigen ervaringen met een bipolaire student, handvatten voor hun begeleiding.
DOCUMENT
Samenvatting en conclusies van het onderzoek naar de methodische principes van het seksespecifieke werken met meisjes en jonge vrouwen. Uitkomst is de identificatie en het met praktijkkennis onderbouwen van negen methodische principes van het seksespecifieke werken met meiden binnen het brede domein van het sociaal werk.
DOCUMENT
'Kijk, dit zie ik' onderzoekt hoe je iemand met dementie beter kunt leren kennen door samen foto's te maken. Artistiek onderzoeker en documentairemaker Swanhilde de Jong maakte foto’s met bewoners van het Groninger verpleeghuis ‘t Blauwbörgje (Dignis). Zij ontwikkelde een manier om iemand met dementie te ontmoeten en diens blik op de wereld te delen. Ze gaat op zoek naar die momenten waarin bewoners de regie kunnen nemen. Fotografie is daarin een middel om mensen een artistieke stem te geven. De ontwikkelde en geteste methode heeft ze overdraagbaar gemaakt met een video en publicatie, zodat anderen ermee kunnen werken. Het artistieke proces binnen deze sociale context wordt gemonitord en onderzocht door Anke Coumans, lector Image in Context, Kenniscentrum Kunst & Samenleving, Hanzehogeschool Groningen. Dignis is voor dit project een belangrijke partner. Samen zijn we op zoek naar een menswaardiger samenleving. De kunsten kunnen daar een belangrijke bijdrage aan leveren.
LINK
Vanuit identiteitstheorieën richt dit onderzoek zich op de identiteitsontwikkeling van jongeren en het maken van keuzes, in het bijzonder de studiekeuze.
MULTIFILE
Veel studenten hebben moeite met de taal die in het hbo wordt gebruikt. Er zijn aanwijzingen dat dit kan leiden tot achterstanden of zelfs uitval, met name onder studenten die de eerste in hun familie zijn die studeren, die uit het mbo instromen, en studenten met een migratieachtergrond. Tegelijk vormen hoorcolleges een belangrijk onderdeel van het onderwijsaanbod en is er nog weinig bekend over de rol die de mondelinge taal in colleges speelt in het studiesucces van studenten.Het digitale magazine bevat een beschrijving van een verkennend onderzoek en een Handreiking die is gebaseerd op dit onderzoek. Met het Onderzoek is in kaart gebracht in hoeverre studenten moeite hebben met het mondeling academisch taalaanbod van docenten in colleges, welke factoren van invloed zijn op het al dan niet begrijpen (door studenten) van het mondeling academisch taalaanbod in colleges (van docenten), en hoe docenten in hun mondelinge taalaanbod in colleges rekening kunnen houden met de taalvaardigheid van studenten. De Handreiking geeft docenten inzicht in (1) hoe mondeling academisch taalaanbod eruit ziet in colleges aan eerstejaarsstudenten en welk effect dit kan hebben op studenten, (2) hun eigen taalgebruik en hoe zij hierover denken, en (3) hoe ze hun colleges kunnen aanpassen om studenten te leren deze taal te begrijpen. Dit materiaal kan bijvoorbeeld worden gebruikt in coachings- of scholingstrajecten van hbo-docenten.
LINK
Docenten van Fontys Hogeschool Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek (BEnT) hebben geëxperimenteerd (Gorissen, 2014) met Flipping the Classroom in relatie tot de taxonomie van Bloom. Bij dit concept worden lage kennisniveaus uit deze taxonomie voor de les aangesproken en in de les worden hogere kennisniveaus aangesproken. Bij het herontwerp van hun lessen zijn docenten ondersteund door workshops, gegeven door Fontys Educatief Centrum (FEC). Het onderzoek geeft inzicht in de ervaringen van docenten als ze Flipping the Classroom toepassen en dient als input voor FEC zodat toekomstige workshops nog beter aansluiten bij behoeften van docenten. De hoofdvraag is: Wat zijn ervaringen van docenten en studenten van een HBO-instelling met het toepassen van de taxonomie van Bloom in relatie tot Flipping the Classroom? Hiervoor zijn drie deelonderzoeken uitgevoerd, te weten een kwalitatieve analyse van de lesvoorbereidingen en individuele interviews met docenten en een kwantitatief onderzoek onder studenten over de door hun gevolgde lessen via dit concept. Resultaten laten zien dat docenten het concept correct toepassen en ze hiervoor activerende werkvormen en ICT tools inzetten. Docenten zijn enthousiast over de toepassing ondanks dat herontwerp tijdrovend is. Studenten kenden het concept vooraf niet maar hérkenden het wel, zowel voorafgaand als in de les. Vanwege de lage respons onder studenten kan alleen een voorzichtige conclusie getrokken worden dat het concept bijdraagt aan betere verwerking van de leerstof en dat het vaker toegepast mag worden. De belangrijkste aanbevelingen zijn gericht op kennisdeling tussen docenten die dit concept (willen gaan) toepassen in het onderwijs en nader onderzoek naar de invloed op de leerprestaties van de studenten.
DOCUMENT
Background: Patient Reported Experience Measures are promoted to be used as an integrated measurement approach in which outcomes are used to improve individual care (micro level), organisational quality (meso level) and external justification (macro level). However, a deeper understanding of implementation issues of these measures is necessary. The narrative Patient Reported Experience Measure “Dit vind ik ervan!” (English “How I feel about it!”) is used in the Dutch disability care sector, but insight into its’ current use is lacking. We aimed to provide insight into experiences with the implementation and current ways of working with “Dit vind ik ervan!” as an integrated measurement strategy. A descriptive qualitative study was done at a disability care organisation. Data were collected by nine documentations, seven observations, 11 interviews and three focus groups. We applied deductive content analysis using the Consolidated Framework for Implementation Research as a framework. Results: Our analysis revealed facilitators and barriers for the implementation of “Dit vind ik ervan!”. We found most barriers at the micro level. Professionals and clients appreciated the measure’s narrative approach, but struggled to perform it with communication vulnerable clients. Some clients, professionals and team leaders were unfamiliar with the measure’s aim and benefit. On the meso level, implementation was done top-down, and the management’s vision using the measure as an integrated measurement approach was insufficiently shared throughout the organisation. Conclusions: Our study shows that Patient Reported Experience Measures have the potential to be used as an integrated measurement strategy. Yet, we found barriers at the micro level, which might have influenced using the measurement outcomes at the meso and macro level. Tailored implementation strategies, mostly focusing on designing and preparing the implementation on themicro level, need to be developed in co-creation with all stakeholders.
DOCUMENT