Samenvatting: In het kader van een afstudeerproject zijn data van 33 kinderen verzameld die een X-abdomen onderzoek ondergingen in het Wilhelmina Kinderziekenhuis. Uit deze data zijn curves afgeleid van Dosis Oppervlakte Product (DOP) ten opzichte van het lichaamsgewicht om te dienen als Diagnostisch ReferentieNiveau (DRN). De spreiding in de data leidt echter tot onzekerheid over de beste DRN-curve. Die curve is bovendien slechts gebaseerd op de data van één ziekenhuis en is daarmee hooguit bruikbaar als lokaal DRN. Door deze studie te herhalen in andere ziekenhuizen en meer data te verzamelen zou een nationale DRN-curve afgeleid kunnen worden. Zo’n curve zou de toetsing van doses aan DRN’s voor kinderen vergemakkelijken.
DOCUMENT
In 2014 heeft Hogeschool Inholland samen met het RIVM voor het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een pilotproject uitgevoerd. In dit project hebben studenten Medische Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken dosismetingen uitgevoerd bij 8 ziekenhuizen en deze getoetst aan de Diagnostische Referentieniveaus (DRN’s). In alle gevallen bleken de toetsingswaarden lager dan het DRN en in de meeste gevallen ook lager dan de streefwaarde. De verschillen in doses tussen de ziekenhuizen waren maximaal een factor 2-3. Opvallend genoeg werden in een enkel geval soortgelijke verschillen binnen 1 ziekenhuis aangetroffen. In 2015 wordt dit project uitgebreid en gaan de Fontys Hogeschool en de Hanzehogeschool meedoen.
DOCUMENT
Voor patiënten die radiologische verrichtingen ondergaan bestaan geen dosislimieten, maar wel zogenaamde Diagnostische ReferentieNiveaus (DRN’s). Dit zijn richtwaarden voor de hoeveelheid straling voor de gemiddelde patiënt bij goede praktijkvoering. In Nederland bestaan nationale DRN’s voor slechts 11 radiologische verrichtingen. In andere Europese landen zijn dat er vaak beduidend meer. Zo ontbreken in Nederland DRN’s voor interventie-radiologische verrichtingen (interventies), terwijl dit juist verrichtingen zijn waarbij vaak relatief hoge stralingsdoses worden uitgedeeld. In deze studie, die gebaseerd is op het afstudeerwerk van twee van de auteurs (GH en MtS), is als proof-of-principle een lokaal DRN afgeleid uit data van een enkel ziekenhuis (het Dijklander ziekenhuis). Voor dit lokale DRN is data verzameld van percutane transluminale angioplastiek (PTA) in de arteria femoralis superficialis (AFS), uitgevoerd met dezelfde apparatuur in één angiografiekamer door twee radiologen. In totaal zijn daarbij 52 complicatievrije interventies geïncludeerd. Uit de verzamelde data is als 75 percentielwaarde een lokaal DRN voor PTA van de AFS afgeleid van 50,9 Gy*cm2. Dit is ruim 20 Gy*cm2 lager dan gevonden in twee andere Europese studies. In die studies werd daarentegen wel veel meer data geïncludeerd van verschillende radiologie-afdelingen. Deze studie laat zien dat het ook in Nederland mogelijk is om voor een interventie een DRN op te stellen. Het verdient de aanbeveling deze studie te herhalen of uit te breiden met data van diverse andere Nederlandse ziekenhuizen om zodoende een nationaal DRN te bepalenn
DOCUMENT
Samenvatting afstudeerrapport: Voor medische toepassingen bestaan geen dosislimieten voor patiënten. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van een diagnostisch referentieniveau (DRN). Dit zijn dosisrichtlijnen voor medische toepassingen. Het DRN wordt gebruikt als referentie om aan te toetsen. Bij een standaard patiënt met een normaal postuur zou het DRN niet moeten worden overschreden. In 2012 is door de NCS voor 11 verrichtingen een DRN opgesteld. Maar voor nieuwe toepassingen, waaronder tomosynthese, is dit nog niet gedaan. De hoofdvraag luidt als volgt: “Wat is het DRN van een tomosynthese onderzoek van de borst bij vrouwen met de leeftijd 40 tot en met 64 jaar in de Noordwest ziekenhuisgroep?” Voor dit onderzoek zijn 4780 opnames geïncludeerd in de tijdsperiode van 29 november 2021 tot en met 29 maart 2022. De data van dit onderzoek is uit de database DoseWatch gehaald. Vervolgens is de data verwerkt en geanalyseerd met Excel en SPSS. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden is het DRN bepaald door het 75e percentiel te berekenen voor de verschillende groepen. Ook is de invloed op de dosis bepaald van de borstdikte, leeftijd en soort opname. Het DRN van tomosynthese ligt tussen de 1,45 mGy en 4,72 mGy. Vanwege een sterk verband tussen de MGD en de borstdikte is een verschil waargenomen van 69,3% tussen de hoogste en laagste waarde bij verschillende borstdiktes. Tussen verschillende soorten opnames zit een verschil van 0,3% tot 2,2%. Hierbij heeft de MLO opname een hogere dosis. Het verschil tussen verschillende leeftijden zit tussen 1,6% en 7,0%. Voor Noordwest is het van belang om de metingen te herhalen en zo de kwaliteit te blijven toetsen. Als vervolgonderzoek zou het DRN opgesteld kunnen worden voor meerdere ziekenhuizen in Nederland. Zo kan een landelijk DRN worden bepaald voor tomosynthese.
DOCUMENT
Onderzoek van het RIVM laat zien dat afdelingen radiologie daadwerkelijk behoefte hebben aan meer DRN's
DOCUMENT
In 2015 hebben studenten Medische Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken (MBRT) van Hogeschool Inholland, de Hanzehogeschool en de Fontys Paramedische Hogeschool dosismetingen uitgevoerd bij 21 ziekenhuizen en deze getoetst aan de Diagnostische Referentieniveaus (DRN’s) en vergeleken met de streefwaarden. Het project werd uitgevoerd in opdracht van het RIVM en gefinancierd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Uit de toetsingen blijkt dat de DRN’s voor de röntgenopnamen bij volwassenen (X thorax, X bekken, CAG en mammografie) zelden worden overschreden en dat de streefwaarden vaak worden gehaald. Sterker nog, de 75-percentielwaarden van de gevonden waarden geven aanleiding sommige DRN’s te verlagen tot de streefwaarde. Bij de CT verrichtingen komen iets vaker overschrijdingen van streefwaarden en DRN’s voor, m.n. bij CT pulmonale angiografie (CTPA) en CT abdomen.
DOCUMENT
Bij het 11e lustrum van de NVS is uitgebreid stilgestaan bij de zogenaamde stralingstaart, die weergeeft aan welke bronnen van ioniserende straling Nederlanders worden blootgesteld [Sla15]. De grootste taartpunt in die stralingstaart komt voor rekening van de medische diagnostiek. Het gaat daarbij met name om medische beeldvorming met röntgenstraling (röntgenfoto’s en CT scans) en in mindere mate om diagnostiek met radiofarmaca (nucleaire geneeskunde). Stralingsbelasting ten gevolge van radiotherapie en nucleair geneeskundige therapie wordt hier buiten beschouwing gelaten. Daarbij is straling voornamelijk het ‘medicijn’ en spelen mogelijke negatieve bijwerkingen een ondergeschikte rol. De stralingsbelasting ten gevolge van medische diagnostiek wordt bijgehouden in het Informatiesysteem Medische Stralingsbelasting (www.rivm.nl/ims). Daaruit blijkt dat die stralingsbelasting van jaar tot jaar toeneemt (zie Figuur 1). Dit wordt veroorzaakt door de toename in het aantal verrichtingen dat jaarlijks wordt uitgevoerd.
DOCUMENT
Lectorale rede bij de aanvaarding van het ambt van lector Medische Technologie Medische Technologie is een zeer breed begrip dat reikt van infuuspompen tot operatierobots tot lineaire versnellers, et cetera. In het vorige hoofdstuk is al uit de doeken gedaan waar het lectoraat Medische Technologie zich specifiek op richt: medische beeldvorming, radiotherapie en ICT in de zorg. Dat is bij elkaar een zeer breed vakgebied waarvan het lectoraat niet alle facetten kan bestrijken. Daarom richt het lectoraat zich op ontwikkelingen op die terreinen die belangrijke veranderingen in het werkproces teweeg kunnen brengen. Dat zijn de onderwerpen die van belang zijn voor de toekomstige Zorgprofessional 2.0. Hieronder worden de verschillende vakgebieden nader geïntroduceerd en er worden een aantal voor de Zorgprofessional 2.0 belangrijke historische trends beschreven. Samenvattend kan gesteld worden dat het lectoraat Medische Technologie zich heeft ontwikkeld van een specialistisch op radiotherapie gericht lectoraat, naar een breder op medische beeldvorming, radiotherapie, ICT in de zorg en eHealth georiënteerd lectoraat dat op diverse, met name gezondheidszorggerelateerde, terreinen een bijdrage levert aan de opleidingen van Hogeschool Inholland. De bijdrage van het lectoraat Medische Technologie heeft daarbij als doel afstudeerders van diverse studierichtingen op te leiden tot wat in deze rede wordt aangeduid met Zorgprofessional 2.0. Hiermee wordt in deze rede een beroepsbeoefenaar bedoeld die openstaat voor (ICT/technische) innovatie, die zorgconsumenten daarover kan adviseren en die innovatie in de beroepspraktijk weet te implementeren. Praktijkgericht onderzoek speelt daarbij een centrale rol: het draagt bij aan de onderzoekende blik van de Zorgprofessional 2.0, aan het up-to-date houden van de kennis van docenten en studenten en aan de verbinding met het werkveld.
DOCUMENT
Most European countries have to find a delicate balance between long term economic reform and short term impact on GDP.
DOCUMENT
Echinoderm mass mortality events shape marine ecosystems by altering the dynamics among major benthic groups. The sea urchin Diadema antillarum, virtually extirpated in the Caribbean in the early 1980s by an unknown cause, recently experienced another mass mortality beginning in January 2022. We investigated the cause of this mass mortality event through combined molecular biological and veterinary pathologic approaches comparing grossly normal and abnormal animals collected from 23 sites, representing locations that were either affected or unaffected at the time of sampling. Here, we report that a scuticociliate most similar to Philaster apodigitiformis was consistently associated with abnormal urchins at affected sites but was absent from unaffected sites. Experimentally challenging naïve urchins with a Philaster culture isolated from an abnormal, field-collected specimen resulted in gross signs consistent with those of the mortality event. The same ciliate was recovered from treated specimens postmortem, thus fulfilling Koch’s postulates for this microorganism. We term this condition D. antillarum scuticociliatosis.
DOCUMENT