BackgroundFluid therapy is a common intervention in critically ill patients. It is increasingly recognised that deresuscitation is an essential part of fluid therapy and delayed deresuscitation is associated with longer invasive ventilation and length of intensive care unit (ICU) stay. However, optimal timing and rate of deresuscitation remain unclear. Lung ultrasound (LUS) may be used to identify fluid overload. We hypothesise that daily LUS-guided deresuscitation is superior to deresuscitation without LUS in critically ill patients expected to undergo invasive ventilation for more than 24 h in terms of ventilator free-days and being alive at day 28.MethodsThe “effect of lung ultrasound-guided fluid deresuscitation on duration of ventilation in intensive care unit patients” (CONFIDENCE) is a national, multicentre, open-label, randomised controlled trial (RCT) in adult critically ill patients that are expected to be invasively ventilated for at least 24 h. Patients with conditions that preclude a negative fluid balance or LUS examination are excluded. CONFIDENCE will operate in 10 ICUs in the Netherlands and enrol 1000 patients. After hemodynamic stabilisation, patients assigned to the intervention will receive daily LUS with fluid balance recommendations. Subjects in the control arm are deresuscitated at the physician’s discretion without the use of LUS. The primary endpoint is the number of ventilator-free days and being alive at day 28. Secondary endpoints include the duration of invasive ventilation; 28-day mortality; 90-day mortality; ICU, in hospital and total length of stay; cumulative fluid balance on days 1–7 after randomisation and on days 1–7 after start of LUS examination; mean serum lactate on days 1–7; the incidence of reintubations, chest drain placement, atrial fibrillation, kidney injury (KDIGO stadium ≥ 2) and hypernatremia; the use of invasive hemodynamic monitoring, and chest-X-ray; and quality of life at day 28.DiscussionThe CONFIDENCE trial is the first RCT comparing the effect of LUS-guided deresuscitation to routine care in invasively ventilated ICU patients. If proven effective, LUS-guided deresuscitation could improve outcomes in some of the most vulnerable and resource-intensive patients in a manner that is non-invasive, easy to perform, and well-implementable.Trial registrationClinicalTrials.gov NCT05188092. Registered since January 12, 2022
MULTIFILE
De enige oplossing is dat het bedrijfsleven de maatschappelijke verantwoordelijkheid op zich neemt en samen met het onderwijs de uitdaging aangaat om dit probleem op te lossen. Dat moet verder gaan dan af en toe eens een gastcollege verzorgen. Er is een substantiële bijdrage nodig in de ontwikkeling van lesmateriaal en het bieden van stages en projecten, zodat studenten kunnen leren in de praktijk van alledag. De bal ligt niet bij de overheid. De bal ligt niet in Europa. De bal ligt bij u. Ik daag u uit!
DOCUMENT
SAMENVATTING Mensen met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) hebben een sterk verminderde levensverwachting in vergelijking met de algemene populatie, vooral veroorzaakt door fysieke aandoeningen. Een ongezonde leefstijl speelt een belangrijke rol in de verminderde levensverwachting bij mensen met EPA. Ter bevordering van de fysieke gezondheid van deze doelgroep is de nurse-led e-health-interventie GILL (Gezondheid in Lichaam en Leefstijl) ontwikkeld voor somatische screening en het stimuleren van een gezonde(re) leefstijl. Door het uitvoeren van een cluster-gerandomiseerde studie (RCT) wordt onderzocht of de GILL e-health-interventie effectiever is dan de standaardzorg in het verbeteren van de fysieke gezondheid en leefstijl van mensen met EPA. De primaire uitkomstmaat van deze studie is de score voor de ernst van het metabool syndroom. Naast de RCT wordt een procesevaluatie uitgevoerd om de implementatie en de ervaringen van zowel de deelnemende cliënten als de hulpverleners met de GILLinterventie systematisch te evalueren.
DOCUMENT
Cliëntgecentreerde zorg vormt binnen de Nederlandse gezondheidszorg een belangrijk thema, dat in de praktijk niet eenvoudig uit te voeren blijkt. Ook het multidisciplinaire pijnteam van Adelante te Hoensbroek wil cliëntgecentreerde zorg verder vorm geven in de dagelijkse praktijk. Bij cliëntgecentreerde zorg bepalen niet de zorgverlener en het beschikbare aanbod de inhoud van de zorg, maar wordt in samenspraak met de cliënt gekeken naar wat de cliënt in zijn situatie en met zijn mogelijkheden nodig heeft. Uit onderzoek in de thuiszorg is naar voren gekomen dat de professionals voor cliëntgecentreerde zorg over een aantal specifieke competenties moeten beschikken, namelijk het zorgproces uitvoeren in dialoog, bevorderen cliëntparticipatie en omgaan met spanningsvelden. Bij de competentie ‘Zorgproces in dialoog’ is samenwerking met de cliënt en gezamenlijke besluitvorming van belang; bij het ‘Bevorderen van cliëntparticipatie’ ondersteunt en motiveert de zorgverlener de cliënt om deel te nemen aan het zorgproces en bij het ‘Omgaan met spanningsvelden’, ten slotte, kan de professional omgaan met organisatorische en persoonlijke grenzen en met ethische dilemma’s.
DOCUMENT
Jongvolwassenen (16-27 jaar) met politie- en justitiecontacten en problemen op meerdere leefgebieden vormen een complexe groep voor Nederlandse gemeenten. Deze groep is verantwoordelijk voor een onevenredig groot aandeel van de criminaliteit en maakt langdurig gebruik van verschillende gemeentelijke voorzieningen. Voor professionals zijn deze jongvolwassenen moeilijk te bereiken en te motiveren voor zorg- en/of strafrechtelijke trajecten. Sinds een aantal jaren wordt, binnen de zogenoemde Lokale Persoonsgerichte Aanpak (Lokale PGA), in veel gemeenten domeinoverstijgend samengewerkt om de complexe problematiek zoals bij deze jongvolwassenen te adresseren en adequate interventies in te zetten. De Lokale PGA betreft een integrale aanpak, toegesneden op de persoon en zijn systeem, waarbij een combinatie van bestuurlijke, strafrechtelijke, zorg- en overige interventies wordt ingezet. Geprobeerd wordt om hardnekkige patronen van criminaliteit en overlast te doorbreken en herhaling te voorkomen.
DOCUMENT
This paper discusses two studies - the one in a business context, the other in a university context - carried out with expert educational designers. The studies aimed to determine the priorities experts claim to employ when designing competence-based learning environments. Designers in both contexts agree almost completely on principles they feel are important. Both groups emphasized that one should start a design enterprise from the needs of the learners, instead of the content structure of the learning domain. However, unlike business designers, university designers find it extremely important to consider alternative solutions during the whole design process. University designers also say that they focus more on project plan and desired characteristics of the instructional blueprint whereas business designers report being more client-oriented, stressing the importance of "buying in" the client early in the process.
DOCUMENT
In het middelbaar beroepsonderwijs worden hybride leeromgevingen, waarin de contexten van school en werk worden geïntegreerd, gezien als een veelbelovende manier om onderwijs en praktijk beter op elkaar aan te laten sluiten. Er is weinig bekend over het duurzaam ontwerpen van deze integratieve leeromgevingen binnen een mbo-instelling als geheel, waarbij het gaat om leeromgevingen van verschillende sectoren. In deze meervoudige, tweejarige case study zijn 45 integratieve leeromgevingen op de grens van school en werk, verspreid over zes sectoren binnen één onderwijsinstelling in kaart gebracht. Deze leeromgevingen zijn in focusgroepen geanalyseerd op 1) waar zij zich bevinden op de dimensie school-werk, 2) de ontwerpkenmerken inhoudelijk, sociaal, temporeel, instrumenteel en ruimtelijk, en 3) bevorderende en belemmerende factoren bij het ontwerpen en uitvoeren van integratieve leeromgevingen. Dit onderzoek geeft inzicht in hoe deze leeromgevingen zijn ontworpen en welke factoren daarbij van belang zijn. Integratief samenwerken met het werkveld blijkt in alle sectoren mogelijk. De ontwerpkenmerken inhoudelijk, sociaal en ruimtelijk worden vaker als integratief ervaren dan het ontwerpkenmerk temporeel. Vanuit het temporele perspectief blijken vooral kaders van school leidend en komen daarmee naar voren als een belangrijke factor in het succesvol opschalen en verduurzamen van leeromgevingen.
MULTIFILE
Thirty to sixty per cent of older patients experience functional decline after hospitalisation, associated with an increase in dependence, readmission, nursing home placement and mortality. First step in prevention is the identification of patients at risk. The objective of this study is to develop and validate a prediction model to assess the risk of functional decline in older hospitalised patients.
DOCUMENT
Full text beschikbaar met HU-account Achtergrond Multimorbiditeit, functionele beperkingen en kwetsbaarheid bij thuiswonende ouderen leiden tot een toenemende zorgcomplexiteit in de eerstelijn. Een proactieve, integrale aanpak is hierbij noodzakelijk. In de periode oktober 2014–oktober 2015 is een evidence-based proactief zorgprogramma voor kwetsbare ouderen geïmplementeerd in de regio Noord-West Veluwe en Zeewolde. In deze studie is de haalbaarheid van de implementatie geëvalueerd. De focus lag op de verbinding en samenwerking tussen het medische en sociale domein. Methoden Met een mixed-methods design zijn verschillende procesindicatoren geanalyseerd. Data waren afkomstig van routine zorggegevens uit de huisartsenpraktijk, vragenlijsten en interviews met ouderen. De vragenlijsten gaven inzicht in verwachtingen en ervaringen ten aanzien van het programma en waren op baseline en na zes maanden follow-up afgenomen bij huisartsen, praktijkondersteuners ouderenzorg (POH’s-OZ) en na 12 maanden bij andere professionals uit verschillende domeinen (stakeholders). Interviews met ouderen en hun mantelzorgers brachten de ervaringen in kaart. Regionale werkgroepen waren opgezet waarin verschillende professionals participeerden om de verbinding tussen de domeinen te realiseren. Resultaten Het proactieve zorgprogramma is geïmplementeerd in 42 huisartsenpraktijken die zorg verlenen aan 7904 75-plussers. In totaal vulden 101 zorgverleners en 44 stakeholders de vragenlijst in. Voorafgaand aan de implementatie bleek zowel bij zorgverleners als bij de stakeholders behoefte aan meer structuur, samenwerking en coördinatie in de zorgverlening aan kwetsbare ouderen. De implementatie van het proactieve zorgprogramma verbeterde significant de structuur in de organisatie van zorg en transparantie over verwijsmogelijkheden met respectievelijk 34 % (p ≤ .001) en 27 % (p = .009). Zowel zorgverleners als stakeholders gaven na afloop van de implementatie aan kwetsbare ouderen beter in beeld te hebben dan voor de implementatie (p = .005). Ongeveer de helft van de deelnemers vond na afloop dat de regionale afstemming is verbeterd. Kwetsbare ouderen en hun mantelzorgers waren tevreden met de insteek, opzet en uitvoering van de nieuwe proactieve zorg. De POH’s-OZ gaven aan dat de screeningsvragenlijst te lang was en veel tijd kostte. Ook is niet voor alle ouderen die kwetsbaar waren een zorgplan opgesteld. Conclusie De implementatie van het proactieve zorgprogramma bleek haalbaar. Een sterke verbinding en domein overstijgende samenwerking is gerealiseerd. Het programma kon eenvoudig aangepast worden aan de actualiteit en de lokale context.
DOCUMENT
In dit artikel wordt gekeken naar de relatie tussen het gebruik van mobiele applicaties en fysieke activiteit en gezonde leefstijl. Dit is gedaan op basis van een vragenlijst onder deelnemers aan een hardloopevenement, de Dam tot Damloop. Er werden aparte analyses gedaan voor 8km lopers en 16 km lopers. Een positieve relatie werd gevonden tussen app gebruik en meer bewegen en zich gezonder voelen. App gebruik was ook positief gerelateerd aan beter voelen over zichzelf, je voelen als een atleet, anderen motiveren om te gaan hardlopen en afvallen. Voor de 16 km lopers was app gebruik gerelateerd aan gezonder eten, zich meer energieker voelen en een hogere kans om het sportgedrag vol te houden. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat app gebruik mogelijk een ondersteunende rol kunnen hebben in de voorbereiding op een hardloopevenemen, aangezien het gezondheid en fysieke activiteit stimuleert.
DOCUMENT