In dorpen van Noord-Nederland is krimp een verschijnsel dat steeds vaker de kop opsteekt. Om te laten zien dat krimp ook kansen biedt is het dorp ‘Duursaamswoude’ ontwikkeld. Dit is een fictief dorp bedacht door vier studenten van de Hanzehogeschool te Groningen. Hiermee hebben zij deGasterra transitie jaarprijs gewonnen. Met dit idee is de initiatiefgroep ‘ Groep Polderenergie’ naar het Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte gekomen om te onderzoeken of dit concept ook toegepast kanworden in het Westerkwartier. Het onderzoek is uitgevoerd in het dorp Boerakker en heeft de naam ‘Duurzame Dorpen’ gekregen. Centraal in dit onderzoek staat de pelletkachel, een soort houtkachel die gestookt wordt doormiddel van pellets. Pellets zijn kleine samengeperste houtkorrels. De pelletkachel kenmerkt zich doordat de kachel CO2- neutraal is. Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van het aantal huishoudens uit Boerakker diebereid zijn om over te gaan tot een pelletkachel. De centrale vraag die bij de probleemstelling hoort zal aan de hand van verschillende deelvragen worden beantwoord en luidt als volgt:“In hoeverre zijn huishoudens uit Boerakker bereid over te gaan naar het gebruik van een pelletkachel?”Studentenonderzoek in het kader van het thema Duurzaam bouwen
DOCUMENT
Door klimaatverandering gaat het harder regenen, is het vaker heet en langer droog. Als we niets doen zorgt dat voor wateroverlast, overstromingen en schade aan bomen en planten. Maar wat is er nodig om die problemen aan te pakken? Wat doet de overheid - en wat kun je ook echt zelf doen? Deze aflevering gaat over klimaatverandering in steden en dorpen. Te gast zijn Lisette Klok, onderzoeker en docent klimaatbestendige stad aan de Hogeschool van Amsterdam. En Ed Anker, wethouder bij de gemeente Zwolle, met klimaatadaptatie in portefeuille. In de reportage, halverwege deze aflevering, gaan we op bezoek in het 'minibos' dat Maarten Bruns in zijn achtertuin heeft gemaakt.
LINK
Dit onderzoek is in opdracht van het College van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Loppersum uitgevoerd door een onderzoeker van het Kenniscentrum NoorderRuimte, Hanzehogeschool Groningen. De aanleiding voor dit onderzoek is gelegen in de transities in het sociale domein door de decentralisaties van de AWBZ, Jeugdzorg, Participatiewet en Passend onderwijs. In dit onderzoek stonden twee hoofdvragen centraal: 1.In welke mate komen de beleidsverwachtingen van de gemeente Loppersum over de bijdragen van haar dorpsgemeenschappen aan het sociale domein overeen met wat in de huidige dorpsvisies daarover is geschreven? 2.In welke mate sluiten de beleidsverwachtingen van de gemeente Loppersum over de bijdragen van haar dorpsgemeenschappen aan het sociale domein aan bij wat dorpsgemeenschappen zelf willen, kunnen en doen? Er zijn drie deelonderzoeken uitgevoerd. Allereerst zijn de beleidsverwachtingen van de gemeente Loppersum over de bijdrage van (groepen) inwoners aan het sociale domein uit het Beleidsplan 4D’s beschreven door het toepassen van close reading als onderzoeksmethode. Close reading is ook gebruikt voor het benoemen van de onderwerpen die tot het sociale domein behoren in de huidige dorpsvisies van 15 dorpen van de gemeente Loppersum met de daarbij behorende formuleringen van sociale ambities. In het derde deelonderzoek is in vier focusgroepsessies met 22 bestuursleden van de dorpsbelangenverenigingen (gemeente Loppersum) geïnventariseerd hoe inwoners in hun dorpen bijdragen aan het sociale domein en welke sociale ambities de besturen van de dorpsbelangenverenigingen voor mogelijk houden voor hun dorp. De conclusie op de eerste onderzoeksvraag luidt dat in de huidige dorpsvisies een dorpseigen invulling van de beleidsverwachtingen van de gemeente over de bijdragen van groepen inwoners aan het sociale domein ontbreekt. Omdat de meeste dorpsvisies uit het vorige decennium stammen, mag op basis van dit onderzoek echter niet beweerd worden dat de dorpsvisies hierin tekort schieten. In alle dorpsvisies staan voornamelijk ruimtelijke doelstellingen en blijkbaar pasten die doelstellingen goed bij het tijdsgewricht van de jaren 2000 – 2010. De conclusie op de tweede onderzoeksvraag luidt derhalve dat de besturen van de dorpsbelangenverenigingen diverse activiteiten van mede-inwoners zien die op bijdragen aan het sociale domein duiden. Voorts handelen de besturen als georganiseerde groep inwoners in lijn met de beleidsverwachtingen van de gemeenten doordat ze sociale activiteiten in hun dorpen organiseren en bereid zijn om sociale ambities (nog) verder te willen uitwerken. Er zijn meerdere (praktisische) aanbevelingen geformuleerd voor zowel de gemeente als de besturen van de dorpsbelangenverenigingen.
DOCUMENT
Onderzoeksrapport over opvatting van inwoners over hun waardering voor karakteristieke gebouwen, dorpen en het landschap. En specifiek t.a.v. verduurzaming van dit natuurlijk en cultuurhistorisch erfgoed.
DOCUMENT
Dorpen in het Nationaal Park Drentsche Aa zijn zich bewust van de kwaliteit van hun omgeving. Tegelijkertijd werken deze dorpen aan lokale energieplannen. Daarbij worden veel resultaten gerealiseerd en lessen gedaan. Met zeven dorpen terug- en vooruitgekeken naar hun initiatieven zodat motieven, doelen, activiteiten (tijdlijn) en lessen konden worden opgetekend in deze publicatie.
DOCUMENT
De Hanzehogeschool heeft in opdracht van de gemeente Midden-Drenthe een meetinstrument ontwikkeld om de waarde van ondernemende dorpen in kaart te brengen. Kyra Luijters, lid van het lectoraat DFO, voerde dit onderzoek uit in samenwerking met verschillende dorpsinitiatieven.
DOCUMENT
In het Nationaal Park Drentsche Aa startte in 2021 het driejarige programma Energietransitie & Participatie, uitgevoerd door de Natuur- en Milieufederatie Drenthe (NMFD) en BOKD (vereniging dorpsbelangen en -huizen in Drenthe). Hierin staat de regie van bewoners bij de energietransitie centraal: Wat vinden inwoners kwaliteiten voor natuur, cultuurhistorie en landschap op dorps- en gebiedsniveau? Hoe wil men hier in het kader van de energietransitie mee omgaan? Welke concrete projecten kunnen zij hieruit ontplooien?Als praktische methode bij de uitvoering van dit programma werd ingezet op het gebruik van een integrale modulaire aanpak van het werkboek Wij doen Het!1 Samen energie steken in onze waardevolle gebouwen, dorpen en landschappen. Met dit werkboek kunnen lokale gemeenschappen in eigen regie (vanuit de kracht van hun dorp) aan de slag met lokale opgaven (breder dan energie) en de waardering voor de gebouwde en landschappelijke omgeving. Vervolgens beslissen zij op welke manier zij navolging geven aan energie-activiteiten, van communicatie tot het realiseren van energiemaatregelen.Het programma van de NMFD en BOKD voorzag niet in specifieke ondersteuning van de lokale gemeenschappen of monitoring van de bijbehorende de resultaten. Dit onderzoeksrapport beschrijft hoe het KIEM-project daar invulling aangaf:- Er is een training ontwikkeld en verzorgd aan lokale gemeenschappen en aan hun procesbegeleiders van de NMFD en BOKD.- Er is een dorpsmonitor ontwikkeld en uitgevoerd om de voortgang en lessen van lokale gemeenschapen te identificeren evenals verbeterpunten van het werkboek.- Er is ondersteuning geboden aan lokale gemeenschappen bij het ontwikkelen van hun energieplannen (die aansluiten bij lokale opgaven en de kwaliteiten van de omgeving).- Er hebben dorpsspecifieke en dorpsoverstijgende studentonderzoeken plaatsgevonden, bijvoorbeeld over de verduurzaming van historische gebouwen in Drenthe en over de energietransitie in specifieke dorpen in het nationaal park.- Er is op diverse manieren kennis over het project gedeeld: via onderwijs, bijeenkomsten van lokaal tot internationaal niveau en op andere manieren. Kennisdeling via studentonderzoek, bijeenkomsten en publicaties heeft geleid tot doorwerking: vervolgstappen van lokale gemeenschappen en zelfs de oprichting van een nieuwe lokale gemeenschap. Ook hebben lokale gemeenschappen en organisaties buiten het nationaal park informatie opgevraagd en hebben ze willen meedenken aan vervolgprojecten.De toepassing van het werkboek is gebaseerd op het theoretisch perspectief ‘erfgoed als ruimtelijke vector-benadering’. Daarmee ontstaat inzicht op welke manier dagelijks gebruikers erfgoed waarderen en inzetten bij ruimtelijke veranderingen. Zo bleek dat erfgoed vaak wel als expliciet thema werd benoemd, maar niet expliciet werd verwerkt in energie-activiteiten. Daarnaast werd cultuurhistorie als ruimtelijke kwaliteit veelal tegelijk genoemd met de thema’s landschap en natuur.Een van de lessen is dat lokale gemeenschappen zeer verschillen zijn, net als de dorpen waarin energie-initiatieven plaatsvonden (alhoewel in hetzelfde nationaal park gelegen). Lessen van lokale gemeenschappen waren daarom soms zeer divers. Een generieke les, richting de professionals is dat een lokale gemeenschap een heel andere dynamiek en taalgebruik kent dat dat van de professional. Een professional heeft een project met een doel dat binnen de afbakening (budget, tijd en team) moet worden gerealiseerd. Een lokale gemeenschap bestaat uit vrijwilligers, die individueel intrinsiek gemotiveerd zijn. Op basis van hun keuzes en beschikbaarheid ontstaat een tempo waarin activiteiten ontplooid worden. Dit maakt lokale initiatieven dynamisch. Een professionele organisatie die wil inzetten op participatie of draagvlak moet zich realiseren dat zij hier dienstbaar aan zijn en hun ondersteuning niet opdringen op basis van hun eigen belang (doelen en afbakening). Dan is immers geen sprake maar van faciliteren maar forceren.Tot slot heeft dit project wat confronterende maar zeer waardevolle inzichten opgeleverd over de relevantie en vorm van het werkboek. Tijdens de monitor en ondersteunende activiteiten ontstond het beeld dat lokale gemeenschappen helaas niet actief met het werkboek werkten, maar wel met de thematiek van het werkboek bezig waren; de toepassing van het werkboek leek dus wel impliciet plaats te vinden. Uit een korte vragenlijst aan het eind bleek dit niet het geval te zijn. Eén van de lokale gemeenschappen had het werkboek wel expliciet op tafel gehad. De anderen hadden allen wel met de thematiek gewerkt. Tijdens evaluatiesessies met de procesbegeleiders van de NMFD en BOKD, en later met de ontwikkelaars van het werkboek, werd geconcludeerd dat het werkboek een goed naslagwerk is, maar dat een meer toegankelijke versie vermoedelijk leidt tot betere praktische toepassing.
DOCUMENT
Dit deskonderzoek gaat in op de kansen die inwoners van de dorpen en buurtschappen rondom de Eemshaven en de haven van Delfzijl zien voor behoud en verbeteringen van de leefbaarheid van hun dorp of wijk. Hierbij is voor zo ver mogelijk geput uit beschikbare dorpsvisies, omdat daaruit vooral blijkt wat dorpsinwoners belangrijk vinden als het gaat om de toekomstige leefbaarheid van hun dorp. Echter, niet ieder dorp beschikt over een dorpsvisie en ook een aantal worden nog geactualiseerd. Er is ook gebruikgemaakt van (dorps)websites en andere relevante rapporten die voor de bredere regio interessant zijn.
DOCUMENT
In opdracht van Vereniging Plaatselijk Belang De Vooruitgang in Nieuw-Balinge is onderzoek gedaan onder inwoners van Nieuw-Balinge (vanaf 6 jaar) hoe zij hun leefomgeving waarderen. In dit onderzoek zijn vier domeinen betrokken die bepalend zijn voor de beleving van leefbaarheid: het wonen en de woonomgeving, het voorzieningenniveau, het sociale klimaat en het organiserend vermogen van de dorpsgemeenschap. Het doel van dit onderzoek was om de Vereniging Plaatselijk Belang De Voortuitgang te adviseren over hoe de kwaliteit van de leef- en woonomgeving te verbeteren. Die adviezen zijn te vinden in het rapport "Veur en deur ons saomen. Advies voor Nieuw-Balinge" van J. Rozema (2012).
DOCUMENT