Vijf jaar geleden heeft de provincie Drenthe in het kader van een gezamenlijke zoektocht naar een energieneutraal Drenthe de Hanzehogeschool Groningen opdracht gegeven om de sociale kant van de energietransitie te onderzoeken. Vragen die in de verschillende studies centraal stonden, waren onder andere:- Wat gebeurt er in de Drentse samenleving? Hoe reageert (een deel van) de samenleving op de energietransitie? Wie doet mee, wie is er op het moment nog niet mee bezig en wie ziet het (voorlopig nog) niet zitten?- Welke partijen zijn betrokken bij de lokale energietransitie? Wie communiceert met of helpt wie?- Hoe staat het met de verhouding in verschillende gebieden in Drenthe tussen de overheid, inwoners en organisaties en instellingen? Welke partijen hebben invloed?- Waar komt weerstand vandaan? En hoe gaan we daarmee om?Deze en andere vragen hebben we de afgelopen jaren in verschillende projecten en op verschillende plekken in Drenthe getracht te beantwoorden. Het doel van het beantwoorden van de vragen was telkens hetzelfde: met de Drentse samenleving ervoor zorgen dat het zowel voor huidige als toekomstige generaties een prettige provincie is om in te wonen en te werken.De weg naar een duurzame samenleving is lang en vereist van iedereen dat passende bijdragen geleverd worden. Het proces van de energietransitie is complex en dynamisch, wat als gevolg heeft dat we nu nog niet weten hoe de vlag er over een paar jaar bijhangt en wat er dán nodig is om richting een duurzamere samenleving te gaan. Juist omdat geen eenmalige bijdrage van de samenleving gevraagd wordt, er meerdere stappen gezet gaan worden en we nu nog niet weten wat in de toekomst nodig is om een prettige leefomgeving te houden, is het belangrijk dat de gehele samenleving zoveel mogelijk bij het proces en de gemaakte keuzes betrokken wordt. Hoe zorgen we er daarom voor dat iedereen zich medeverantwoordelijk voelt en een bijdrage wíl leveren?De afgelopen vijf jaar hebben onderzoekers van de Hanzehogeschool sociale processen gemonitord en geëxperimenteerd met verschillende aanpakken om in samenwerking met verschillende partijen duurzaamheidsdoelen te behalen. In sommige projecten staan daarbij sociale processen centraal, maar in de meeste projecten is het onderzoek naar sociale processen ondersteunend. Grofweg kan gesteld worden dat als er geen problemen op het sociale vlak zijn, het onderzoek ondersteunend is bij het bereiken van duurzaamheidsdoelen. Deze ondersteuning houdt dan bijvoorbeeld in dat we sociale processen monitoren terwijl een blok huizen, een wijk of een geheel gebied verduurzaamd wordt, waarbij tussentijdse rapportages ervoor kunnen zorgen dat het proces op sociaal vlak goed blijft verlopen. Ondersteunend houdt ook in dat er bijvoorbeeld vooronderzoek uitgevoerd wordt naar de wijze waarop het sociale systeem in een gebied in elkaar zit, waar tijdens het ontwerpen en de uitvoering van een project rekening mee gehouden kan worden. In de onderzoeken waarin sociale processen centraal staan, wordt bijvoorbeeld met behulp van praktijkgericht onderzoek getracht om tot goede bewonersaanpakken te komen (die ook ingezet kunnen worden voor andere doelen, bijvoorbeeld op het gebied van Healthy Ageing, veiligheid en wijkverbetering), groepen te enthousiasmeren om met duurzaamheid aan de slag te gaan, samenwerking tussen bewoners, overheid en initiatieven te bevorderen, enzovoorts. Op basis van talrijke kleine, kortdurende experimenten die in dit rapport worden samengevat, zijn enkele grotere en meerjarige projecten voortgekomen: VINDI, Op naar beter Nul op de Meter, R-LINK en 10.000 Duurzame Huishoudens. In deze, alle (ook) in Drenthe uitgevoerde projecten monitoren we over lange tijd sociale processen en/of proberen we telkens opnieuw en beter met duurzaamheidsdoelstellingen aan te sluiten op hetgeen op dat moment gaande is.10.000 Duurzame Huishoudens vormt dus een opschalingsproject waarin in één aanpak talrijke kleine, eerder uitgevoerde experimenten, samengevat worden. Deze aanpak zou in een wat langere (2-jarige) periode verderontwikkeld en getest worden. Het doel van het project was om in twee jaar zoveel mogelijk Drentse huishoudens in staat te stellen om mee te doen met de actie Speur de Energieslurper. Deelname aan de actie leidt, gebaseerd op de resultaten van eerder uitgevoerde pilots, ertoe dat het energiegebruik op een laagdrempelige wijze in huishoudens op de agenda komt te staan. Bovendien leidt deelname aan de actie tot inzicht in het energiegebruik (elektriciteitsgebruik) en tot het zetten van eerste stappen in het verminderen van het gebruik, bijvoorbeeld door het vervangen of op andere wijze gebruiken van energie slurpende apparaten.In het eerste jaar is de nadruk gelegd op het uitvoeren van experimenten in samenwerking met een partij die deelnemers vervolgens van een aanbod op energiegebied kon voorzien. Hierbij is uitsluitend een wijkgerichte aanpak gevolgd. Deze tijdsintensieve aanpak heeft weliswaar tot interessante resultaten geleid en een positief effect gehad bij de huishoudens die deelgenomen hebben, maar blijkt voor een opschalingsvraagstuk niet de aangewezen methode te zijn. De aanpak vergt een nauwkeurige voorbereiding in samenwerking met, onder andere, de betreffende gemeente en geselecteerde partijen die bewoners een vervolgaanbod kunnen doen. Dit betekent, onder andere, dat de planning en uitvoering in een programma gegoten wordt, wat tot mooie resultaten leidt maar ook veel tijd kost. Het uitvoeren van een wijkgerichte aanpak in wijken of dorpen waar vanuit het niets een geheel programma ontwikkeld dient te worden, duurt lang en, zo bleek uit een interne tussentijdse evaluatie na driekwart jaar, niet bij het doel van het project 10.000 duurzame huishoudens te passen, aangezien het snelle opschaling in de weg staat.In een kritische interne evaluatie is geconstateerd dat er te veel nadruk is gelegd op het volgen van de beschreven wijkgerichte benadering. Hiermee is afgeweken van de koers (opschaling) die gevolgd had moeten worden. Bovendien is geconstateerd dat niet alle werkzaamheden conform de subsidieaanvraag uitgevoerd zijn. Zo zou een netwerkbenadering toegepast worden en zou er aangesloten worden bij partijen die actief zijn op het gebied van duurzaamheid, maar dat was nog niet gebeurd. Omdat een deel nog niet uitgevoerd was en de resultaten ten opzichte van de doelstelling achterbleven, is een koerswijziging ingezet en is een verlenging van het eerste jaar met 3 maanden aangevraagd en gehonoreerd. In deze periode zijn nieuwe wegen verkend om zoveel mogelijk huishoudens te bereiken. In deze maanden kon op basis van de bevindingen ingeschat worden wat de kansen waren om in het tweede jaar de projectdoelstellingen (10.000 huishoudens) te behalen.De koerswijziging bestond uit het volgen van een netwerkbenadering. In twee maanden zijn partners gezocht die gezien hun opgave en doelstelling(en) baat kunnen hebben bij het verlenen van medewerking. Hierbij is gezocht naar een “provincie dekkend samenwerkingsnetwerk”, waarbij gekeken is wie kan helpen bij de werving voor de actie, en wie de actie nu of in de toekomst zelf zou kunnen gaan aanbieden. De bedoeling was om wat de laatste partijen betreft, de koffers bij hen achter te laten, zodat de actie ook na twee jaar voor Drentse huishoudens beschikbaar zou blijven.In deze rapportage wordt aandacht besteed aan de gevolgde procedure en de resultaten die ermee behaald zijn. Samengevat biedt het onderzoek nieuwe inzichten met betrekking tot sociale netwerken in Drenthe en het activeren van die netwerken om huishoudens te motiveren gezamenlijk stappen in de energietransitie te zetten. Door de gevolgde aanpak lukt het om groepen te bereiken die niet behoren tot “the usual suspects”, bijvoorbeeld mensen die op bewonersavonden op komen dagen. Bovendien lukt het om tot een provincie dekkend samenwerkingsnetwerk te komen. Vele partijen hebben positief gereageerd en mogelijkheden gezien om in samenwerking de actie komend jaar aan te bieden. Op deze manier viel te verwachten dat vele Drentse huishoudens de komende jaren deel zouden kunnen nemen aan Speur de Energielsurper. Door samen te werken met verschillende partners stond de mogelijkheid open dat er uiteindelijk veel meer dan 10.000 Drentse huishoudens met Speur de Energieslurper aan de slag gaan: ook nadat de projectperiode officieel af zou lopen, hebben bepaalde partners baat bij het blijven aanbieden van de actie aan Drentse huishoudens. De resultaten suggereren dat 10.000 huishoudens vooral in twee jaar bereikt kunnen worden via enkele grote partners (scholen, organisaties), waarmee direct gezegd moet worden dat hiermee slechts “laaghangend fruit” geplukt wordt. Met deze aanpak zou dus niet een doorsnede van de Drentse bevolking bereikt worden. Op deze koers is door de Hanzehogeschool niet ingezet en aandacht is, ook na de koerswijziging, uitgegaan naar het bereiken van alle groeperingen in Drenthe. In de drie maanden die er stonden voor de koerswijziging is het weliswaar gelukt om samenwerkingspartners te vinden en enkele kleinere acties uit te voeren, maar is het niet gelukt om groteprojecten direct te starten: deze stonden na de zomer gepland. Doordat de Hanzehogeschool de sterke voorkeur voor het bereiken van alle groepen heeft en de provincie baat heeft bij snelle opschaling, is naar aanleiding van de in juli aangeleverde rapportage met adviezen voor het tweede jaar, in onderling overleg geconcludeerd dat de doelstellingen van beide partijen weliswaar goed te onderbouwen vallen, maar te ver uit elkaar liggen om een vervolg te geven aan het project. De betrokken onderzoekers hebben de geplande werkzaamheden voor na de zomer inmiddels afgerond en blijven in verschillende andere projecten die in deze rapportage genoemd worden (VINDI, Energiewerkplaats Drenthe, R-LINK) met en in opdracht van de provincie samenwerken in het streven naar een duurzamere samenleving.
DOCUMENT
Dorpen in het Nationaal Park Drentsche Aa zijn zich bewust van de kwaliteit van hun omgeving. Tegelijkertijd werken deze dorpen aan lokale energieplannen. Daarbij worden veel resultaten gerealiseerd en lessen gedaan. Met zeven dorpen terug- en vooruitgekeken naar hun initiatieven zodat motieven, doelen, activiteiten (tijdlijn) en lessen konden worden opgetekend in deze publicatie.
DOCUMENT
In het Nationaal Park Drentsche Aa startte in 2021 het driejarige programma Energietransitie & Participatie, uitgevoerd door de Natuur- en Milieufederatie Drenthe (NMFD) en BOKD (vereniging dorpsbelangen en -huizen in Drenthe). Hierin staat de regie van bewoners bij de energietransitie centraal: Wat vinden inwoners kwaliteiten voor natuur, cultuurhistorie en landschap op dorps- en gebiedsniveau? Hoe wil men hier in het kader van de energietransitie mee omgaan? Welke concrete projecten kunnen zij hieruit ontplooien?Als praktische methode bij de uitvoering van dit programma werd ingezet op het gebruik van een integrale modulaire aanpak van het werkboek Wij doen Het!1 Samen energie steken in onze waardevolle gebouwen, dorpen en landschappen. Met dit werkboek kunnen lokale gemeenschappen in eigen regie (vanuit de kracht van hun dorp) aan de slag met lokale opgaven (breder dan energie) en de waardering voor de gebouwde en landschappelijke omgeving. Vervolgens beslissen zij op welke manier zij navolging geven aan energie-activiteiten, van communicatie tot het realiseren van energiemaatregelen.Het programma van de NMFD en BOKD voorzag niet in specifieke ondersteuning van de lokale gemeenschappen of monitoring van de bijbehorende de resultaten. Dit onderzoeksrapport beschrijft hoe het KIEM-project daar invulling aangaf:- Er is een training ontwikkeld en verzorgd aan lokale gemeenschappen en aan hun procesbegeleiders van de NMFD en BOKD.- Er is een dorpsmonitor ontwikkeld en uitgevoerd om de voortgang en lessen van lokale gemeenschapen te identificeren evenals verbeterpunten van het werkboek.- Er is ondersteuning geboden aan lokale gemeenschappen bij het ontwikkelen van hun energieplannen (die aansluiten bij lokale opgaven en de kwaliteiten van de omgeving).- Er hebben dorpsspecifieke en dorpsoverstijgende studentonderzoeken plaatsgevonden, bijvoorbeeld over de verduurzaming van historische gebouwen in Drenthe en over de energietransitie in specifieke dorpen in het nationaal park.- Er is op diverse manieren kennis over het project gedeeld: via onderwijs, bijeenkomsten van lokaal tot internationaal niveau en op andere manieren. Kennisdeling via studentonderzoek, bijeenkomsten en publicaties heeft geleid tot doorwerking: vervolgstappen van lokale gemeenschappen en zelfs de oprichting van een nieuwe lokale gemeenschap. Ook hebben lokale gemeenschappen en organisaties buiten het nationaal park informatie opgevraagd en hebben ze willen meedenken aan vervolgprojecten.De toepassing van het werkboek is gebaseerd op het theoretisch perspectief ‘erfgoed als ruimtelijke vector-benadering’. Daarmee ontstaat inzicht op welke manier dagelijks gebruikers erfgoed waarderen en inzetten bij ruimtelijke veranderingen. Zo bleek dat erfgoed vaak wel als expliciet thema werd benoemd, maar niet expliciet werd verwerkt in energie-activiteiten. Daarnaast werd cultuurhistorie als ruimtelijke kwaliteit veelal tegelijk genoemd met de thema’s landschap en natuur.Een van de lessen is dat lokale gemeenschappen zeer verschillen zijn, net als de dorpen waarin energie-initiatieven plaatsvonden (alhoewel in hetzelfde nationaal park gelegen). Lessen van lokale gemeenschappen waren daarom soms zeer divers. Een generieke les, richting de professionals is dat een lokale gemeenschap een heel andere dynamiek en taalgebruik kent dat dat van de professional. Een professional heeft een project met een doel dat binnen de afbakening (budget, tijd en team) moet worden gerealiseerd. Een lokale gemeenschap bestaat uit vrijwilligers, die individueel intrinsiek gemotiveerd zijn. Op basis van hun keuzes en beschikbaarheid ontstaat een tempo waarin activiteiten ontplooid worden. Dit maakt lokale initiatieven dynamisch. Een professionele organisatie die wil inzetten op participatie of draagvlak moet zich realiseren dat zij hier dienstbaar aan zijn en hun ondersteuning niet opdringen op basis van hun eigen belang (doelen en afbakening). Dan is immers geen sprake maar van faciliteren maar forceren.Tot slot heeft dit project wat confronterende maar zeer waardevolle inzichten opgeleverd over de relevantie en vorm van het werkboek. Tijdens de monitor en ondersteunende activiteiten ontstond het beeld dat lokale gemeenschappen helaas niet actief met het werkboek werkten, maar wel met de thematiek van het werkboek bezig waren; de toepassing van het werkboek leek dus wel impliciet plaats te vinden. Uit een korte vragenlijst aan het eind bleek dit niet het geval te zijn. Eén van de lokale gemeenschappen had het werkboek wel expliciet op tafel gehad. De anderen hadden allen wel met de thematiek gewerkt. Tijdens evaluatiesessies met de procesbegeleiders van de NMFD en BOKD, en later met de ontwikkelaars van het werkboek, werd geconcludeerd dat het werkboek een goed naslagwerk is, maar dat een meer toegankelijke versie vermoedelijk leidt tot betere praktische toepassing.
DOCUMENT
In opdracht van Vereniging Plaatselijk Belang De Vooruitgang in Nieuw-Balinge is onderzoek gedaan onder inwoners van Nieuw-Balinge (vanaf 6 jaar) hoe zij hun leefomgeving waarderen. In dit onderzoek zijn vier domeinen betrokken die bepalend zijn voor de beleving van leefbaarheid: het wonen en de woonomgeving, het voorzieningenniveau, het sociale klimaat en het organiserend vermogen van de dorpsgemeenschap. Het doel van dit onderzoek was om de Vereniging Plaatselijk Belang De Voortuitgang te adviseren over hoe de kwaliteit van de leef- en woonomgeving te verbeteren. Die adviezen zijn te vinden in het rapport "Veur en deur ons saomen. Advies voor Nieuw-Balinge" van J. Rozema (2012).
DOCUMENT
Mensen voelen zich verbonden met hun omgeving. Vanuit dat perspectief handelen en reageren zij op wat er gebeurt in de omgeving. Dit praktisch werkboek is ontwikkeld voor lokale gemeenschappen, zij kunnen vanuit hun belangen en opgaven, met anderen, met praktische handvatten en voorbeelden aan de slag om lokaal gedragen erfgoed-sensitieve energieplannen te ontwikkelen.Het werkboek is onder embargo, het wordt gepubliceerd nadat de praktijkwaarde via pilotstudies is aangetoond. Beoogde start pilotstudies: najaar 2021.
DOCUMENT
Verslag van het symposium: Kansen in Krimp: op zoek naar duurzame strategieën in krimpgebieden, symposium 19 juni 2014.Op de Hanzehogeschool in Groningen kwamen die dag circa 50 professionals, studenten en onderzoekers bijeen om de resultaten van de lopende onderzoeken te bespreken. Deze onderzoeken zijn de afgelopen maanden uitgevoerd door studenten en junior medewerkers van verschillende opleidingen in samenwerking met onderzoekers van Kenniscentrum NoorderRuimte en professionals van de verschillende organisaties uit het KIK netwerk.Centraal thema: de zoektocht naar duurzame strategieën van woningcorporaties en andere partijen in krimpgebieden.
DOCUMENT
In het Nationaal Park Drentsche Aa wonen meer dan 30.000 mensen. En één ding staat als een paal boven water: zij voelen zich heel erg verbonden met hun leefomgeving. Daarom willen zij ook graag betrokken zijn bij beslissingen over veranderingen in het gebied. Als woningeigenaar, als inwoner en als gemeenschap. Ook als het gaat om de energietransitie.Deze toegankelijke publicatie geeft aan wat inwoners van het Nationaal Park Drentsche Aa belangrijk vinden bij de energietransitie, mede voorzien van instrumenten voor lokale energie-iniatieven en voorbeelden van dorpen uit het gebied.
DOCUMENT
The transformation from the current energy system to a decentralized renewable energy system requires the transformation of communities into energy neutral or even energy producing communities. Increasingly, citizens become 'prosumers' and pool their resources to start a local energy initiative. In this paper we present an in-depth study of networks that recently developed, which challenge the established way of centralized decision-making on energy resources. Many local communities are eager to promote sustainable energy production, to use local financial resources for the local community and to employ democratic governance of energy production and supply. Furthermore, we study how these co-operations are linked to local, regional and national networks for community energy. We use both Actor-Network Theory (ANT) and Social Movement Theory (SMT) to investigate the initiatives, as this allows a dynamic analysis of collective strategies. We discuss the obduracy of the energy system and how this system is challenged by new connections between communities and global networks and by new types of energy providers that are rooted in social networks. Furthermore, we draw attention to the way community energy networks provide a social innovation while realizing a decentralized and decarbonized energy system.
DOCUMENT
In de periode februari 2010 – december 2013 werden door het Kenniscentrum NoorderRuimte (Hanzehogeschool Groningen) zestien dorpsonderzoeken in vijftien Groningse dorpen en een Drents dorp uitgevoerd. De dorpsonderzoeken maakten eerst deel uit van het onderzoeksprogramma van het lectoraat Ruimtelijke Transformaties en later van het lectoraat Krimp & Leefomgeving. Besturen van plaatselijke dorpsbelangenverenigingen waren opdrachtgever voor de dorpsonderzoeken en medewerkers van gemeenten en corporaties waren daarbij belanghebbende. Het doel van alle dorpsonderzoeken was om de waardering van de woon- en leefomgeving onder de inwoners te onderzoeken. Voor acht dorpen werden deze onderzoeksresultaten door de onderzoekers gebruikt om te adviseren over nieuwe dorpsvisies of dorpsplannen. Voor de andere acht dorpen werden de onderzoeken door studenten gebruikt om zogenaamde ‘sterke verhalen’ over het dorp te schrijven of deze te verfilmen. In dit evaluatieonderzoek werd voor deze zestien dorpsonderzoeken met behulp van de kennisketen onderzocht wat de investeringen (inputfase), de kennisproducten (outputfase) en de toegevoegde waarde voor de maatschappij en de beroepspraktijk, het onderzoeksdomein en het onderwijs (impactfase) zijn geweest.
DOCUMENT