While Augmented Reality (AR) is increasingly being implemented across a number of industry sectors, an open issue remains over the emotional as well as experiential impacts of this new technology within urban cultural heritage tourism. Therefore, the purpose of this study is to create a tourist experience model for AR tourism applications in the context of urban heritage tourism. The data were collected through five focus groups with a total of 49 participants. A theoretical tourist experience model was generated using Hassenzahl’s [(2003). The thing and I: understanding the relationship between user and product. In M. A. Blythe, K. Overbeeke, A. F. Monk & P. C. Wright (Eds.), Funology (pp. 31–42). Dordrecht: Kluwer Academic Publishers] model of user experience. Hassenzahl's (2003) model relies on the basic idea that product characteristics and features have an effect on the actual consequences. The data were analysed using thematic analysis in order to examine the alignment of themes according to previously identified themes from the literature as well as investigate new emergent themes from the focus groups. This study extends the theoretical aspect of the user experience model by Hassenzahl (2003) through empirical confirmation. The findings reveal that the user experience is formed by the correlation of product features and the perceptions and experiences of tourists. Due to the fact that successful implementation use cases of mobile AR applications is still limited, particularly within the tourism industry, the establishment of a comprehensive set of factors has been considered to be crucial for successful implementation.
LINK
Professionals in het hbo hebben de afgelopen jaren op veel verschillende manieren aan hun toetsbekwaamheid gewerkt. Ter afronding van het project Je Ogen Uitkijken is inzicht verkregen in hoe hbo-professionals zich de afgelopen jaren hebben geprofessionaliseerd op hun toetsbekwaamheid en hoe de activiteiten die zij hebben gedaan hebben bijgedragen aan (het vergroten van) hun toetsbekwaamheid. In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd van een vragenlijstonderzoek uitgezet onder hbo-professionals. Alle hogescholen in Nederland (n=38) zijn vanuit de Vereniging Hogescholen aangeschreven om deel te nemen aan het onderzoek. De professionaliseringsactiviteiten die hbo professionals het meest hebben ondernomen zijn het bijwonen van kalibratiesessies, intervisies, en bijeenkomsten over toetsing op de eigen hogeschool. Een grote groep professionals gaf aan zich vooral te professionaliseren op toetsbekwaamheid uit eigen interesse. Het toepassen van nieuwe toetsvormen, het volgen van een onderwijskundige opleiding met aandacht voor toetsing en het volgen van intervisie en kalibratiesessies hebben de grootste bijdrage geleverd aan toetsbekwaamheid. De verankering van toetsbekwaamheid is volgens de hbo professionals vooral duurzaam doordat ze hun kennis en vaardigheden blijven ontwikkelen en doordat ze samenwerken met collega’s aan toetsvraagstukken.
DOCUMENT
De wereldwijde energievraag is enorm en blijft stijgen, maar fossiele energiebronnen, waarvan wij nog voor meer dan 80% afhankelijk zijn raken op, voorzieningszekerheid en onafhankelijkheid worden steeds moeilijker te garanderen, en de milieugevolgen van conventionele energieconversiesystemen zijn niet meer aanvaardbaar. Bijna 40% van de Nederlandse energieconsumptie komt voort uit energiegebruik om gebouwen en hun directe omgeving te voorzien van warmte, koude en elektriciteit1. De Europese Unie heeft aangegeven dat in 2020 nieuwbouw energieneutraal moet zijn. In 2050 zou de hele gebouwde omgeving energie neutraal moeten zijn en de CO2-uitstoot zou gereduceerd moeten zijn met 80-95% (t.o.v. 1990). Daarnaast heeft de Nederlandse overheid als doelstelling voor 2020 16% minder CO2-uitstoot, 20% energiebesparing en moet 14% van de energiebehoefte afkomstig zijn van hernieuwbare bronnen.
DOCUMENT
Dit lectorenplatform richt zich specifiek op vakoverstijgend onderwijs op het snijvlak van kunst, wetenschap en technologie. Deelnemers aan het lectorenplatform beschouwen de opbloeiende, interdisciplinaire praktijken van wetenschappers en kunstenaars als een inspiratiebron voor de vernieuwing van het funderend en hoger onderwijs. Om deze vernieuwing te realiseren moeten vanuit verschillende vakgebieden hands-on-ervaringen en onderzoekservaringen gecombineerd worden. Hierdoor komen leerlingen en studenten vanuit verschillende kennisdomeinen in samenwerking tot nieuwe manieren van leren en probleemoplossen. De ambitie van dit platform is om praktijkbeoefenaars, wetenschappers en docenten uit verschillende sectoren en disciplines bijeen te brengen. De NWA-route ‘Kunst: onderzoek en innovatie in de 21ste eeuw’ roept nadrukkelijk op tot investering in dergelijke platformen: “Het primair vernieuwende in deze route is dat partijen uit het kunstendomein: kunstenaars en ontwerpers, de sociale, geestes‐ en natuurwetenschappen, het kunstvakonderwijs, culturele bedrijven en de creatieve industrie zich met elkaar verbinden en inzetten op een gezamenlijke onderzoeksagenda. [...]" (Borgdorff, et al., 2016, p. 3). In het lectorenplatform staat niet alleen vakintegratie centraal, maar draait het ook om een actualisering van de leerinhouden van de kunst- en bètavakken: kunst kan heel analytisch zijn en bèta creatief, en kunst en bèta kunnen elkaar in onderlinge interactie versterken. Het lectorenplatform wil dus ook bestaande ideeën en beeldvorming rond kunsteducatie en wetenschap-/techniekonderwijs ter discussie stellen, en daarmee een impuls geven aan curriculumvernieuwing: van funderend tot beroepsonderwijs. Om onderzoek naar onderwijs op het snijvlak van kunst, wetenschap en technologie te bevorderen en binnen verschillende sectoren dit onderzoek op de agenda te zetten, richt het platform zich op drie themalijnen die aan de basis van de onderzoeksagenda staan: (1) professionele kunst- en ontwerppraktijken, (2) funderend onderwijs en (3) beroepsonderwijs. De themalijnen vormen de leidraad voor te initiëren onderzoek en activiteiten als het opzetten van een thematische online database met good practices en de organisatie van designathons waarin deelnemers uit verschillende disciplines de interdisciplinaire praktijk actief beleven.
The PANTOUR consortium builds on previous knowledge and tools produced by the Blueprint for Sectoral Skills project/NTG Alliance and will develop new tools and methodology to address strategic and sustainable approaches and cooperation between vocational education, training, higher education, enterprises of the tourism sector, looking to boost innovation in Europe (in tourism, leisure and hospitality).Societal IssueThe aim of this project is to map and bridge the existing skills gaps in Green, Social and Digital skills of workforce in tourism, leisure and hospitality.Benefit to societyMaking lifelong learning and mobility a reality, developing innovative learning solutions and promoting inclusiveness and access to education. Promoting active citizenship, building equal opportunities and addressing gender equality, diversity and inclusiveness in targeted actions.The consortium aims especially at designing innovative and cooperative solutions to address skills needs in the tourism ecosystem, with the development of outputs such as: the Sectoral Skills Intelligence Monitor, the Tourism Skills Lab, Resource Books for Trainers, the implementation of the National Skills Groups, a Skills Strategy Plan for 2026-2036, among others. With the exploitation of its outputs, PANTOUR seeks to benefit job seekers, unemployed and employed workers from the industry, employers, SMEs and micro entrepreneurs, dedicating a special attention in reskilling and upskilling the workforce on future skills needs in digital, green and social skills.The number of people benefiting from this proposal will be over 10 million that work across the tourism and leisure sector in Europe.The consortium is a multi-disciplinary partnership which comprises 13 European partners: Industry Partners and Tourism Sector Representatives, Universities and Transnational partners. Project lead is CEHAT (Spain). The other partners are GESTLABOR (Spain), Turismo de Portugal (Portugal), Zangador Research Institute (Bulgaria), Technological University Dublin (Ireland), Federturismo Confindustria (Italy), VIMOSZ (Hungary), European Tourism Association ETOA (Transnational), Satakunta University of Applied Sciences (Finland), Ruraltour (Transnational), Landurlaub (Germany), University of the Aegan (Greece).
RODEO introduceert een meer participatief businessmodel voor stadsverwarming en -koeling (DHC) welke de kosten, baten en risico's van de ontwikkeling, realisatie en exploitatie opnieuw in balans brengt. Hiermee kunnen warmtenetten op grotere schaal worden ingezet en uiteindelijk individuele woningen bereiken. Het initiatief ligt bijna altijd bij de lokale overheid, maar het is de wisselwerking tussen alle stakeholders (lokale overheden, netbeheerders, warmteleveranciers en -verbruikers) die de kern vormt van het model. Dit is een duidelijk verschil met traditionele businessmodellen waarbij de netbeheerder moet uitzoeken hoe te concurreren met gas. RODEO zal dit businessmodel co-creëren en valideren in 4 steden met een eigen DHC-systeem: Duinkerke, Oostende, Assen en Dublin. Elk netwerk bevindt zich in een andere ontwikkelingsfase, maar allen zijn nog steeds vooral afhankelijk van aardgas. De uitwisseling tussen de 4 steden, ondersteund door experts van Exceedence en Hanze Hogeschool, zorgt ervoor dat alle partijen veel sneller leren & evolueren. Dit zou niet mogelijk zijn in een nationale context; er zijn gewoon nog niet genoeg netten. Om de impact te maximaliseren, worden de leerlessen verwerkt in een trainingsprogramma gericht op lokale overheden en DHC-beheerders in NWE.