Het lectoraat Armoede Interventies heeft in 2018 een vervolgonderzoek uitgevoerd naar de eerste fase van de schuldhulpverlening in Amsterdam. We hebben in dit onderzoek specifiek gekeken in welke mate de dienstverlening methodisch, klantgericht en professional is opgezet en wordt uitgevoerd en dit vergeleken met de bevindingen uit de nulmeting die in 2015 is uitgevoerd. Daarnaast hebben we gekeken in welke mate er gebruik wordt gemaakt van de meest recente inzichten uit de wetenschap. Een belangrijke hoofdconclusie in dit vervolgonderzoek is dat het klantgericht en methodisch werken veel meer uitgangspunt vormen dan in 2014-2015 en dat er meer aandacht is voor evidence based werken.
DOCUMENT
In 2015 voerde het lectoraat A&P een omvangrijk onderzoek uit naar de mate waarin de schuldhulpverlening in Amsterdam methodisch en vraaggericht wordt uitgevoerd. Door middel van grote aantallen interviews, observaties en enquêtes werd daarvan een beeld verkregen. De conclusies zijn samengebracht in een korte rapportage. Deze conclusies zijn voor de Madi's aanleiding inhoud en uitvoering verder te verbeteren. De Madi's willen de schuldhulpverlening meer baseren op wetenschappelijke inzichten over de manier waarop mensen met schulden het best ondersteund kunnen worden. Ook wordt gekeken hoe de dienstverlening meer vraaggericht en gedifferentieerd naar groepen schuldenaren aangeboden kan worden.
DOCUMENT
Uit diverse onderzoeken (Serail, 2004; EIM, 2007; Serail en von Bergh, 2007; Ommeren van, e.a. 2009; Westhof e.a., 2011; Kerkhaerts en De Ruig, 2013) blijkt dat steeds meer Nederlandse huishoudens kampen met problematische schulden en dat deze het leven van deze huishoudens ernstig kunnen ontwrichten. Een beperkt deel van deze huishoudens komt terecht bij een door de overheid erkende professionele organisatie (Van Ommeren e.a. 2009) die het zogenaamde minnelijke traject aanbiedt. Het gaat hier om een traject waarin getracht wordt de schulden op vrijwillige basis en in samenspraak met schuldeisers te regelen. De resultaten van deze dienstverlening zijn echter beperkt. Dit komt door onder meer door het ontstaan van knelpunten met name in de eerste fases van het dienstverleningstraject, waardoor deze voortijdig beëindigd wordt (Jungmann, 2002; Bronsveld 2005; Oosten en Van Putten, 2007; Jungmann e.a., 2008 en Van Ommeren 2009). Dit onderzoek richt zich op deze eerste fases van het minnelijke traject, zoals dat wordt aangeboden door de kredietbank van de gemeente Rotterdam. Bij deze organisatie melden zich mensen die geen uitweg meer zien voor hun schulden. Zij hopen op een oplossing voor hun vaak problematische situatie. Voor de daar werkende dienstverlener is dit werk een alledaagse routine, een van de vele processen die de dienstverlener vanuit zijn specifieke functie uitvoert. De dienstverlener heeft veel meer zicht dan de klant op de complexe processen die zich binnen de organisatie, vaak achter de schermen, afspelen en bepaalt aan de hand van allerlei regels en voorschriften welke mogelijkheden er zijn voor de individuele klant. Het gaat er in deze studie met name om zicht te krijgen op de wereld van de klant en de wereld van de dienstverlener en op de aansluiting van deze twee werelden die allebei vorm geven aan de schuldhulpverlening bij de kredietbank in Rotterdam.
DOCUMENT
De schuldenproblematiek is een beklemmend aspect van de leefsituatie van veel mensen in armoede. In dit essay wordt betoogd dat de gemeentelijke hulpverlening effectiever kan zijn, als de focus wordt verlegd van schuldsanering naar gedragsbeïnvloeding. Het doel moet niet zijn om zoveel mogelijk schulden af te bouwen, maar om zoveel mogelijk schuldenaren ander financieel gedrag aan te leren. Het werken aan hun motivatie is daarbij het belangrijkste.
DOCUMENT
De dynamiek van de schuldsituaties van cliënten bij reclassering blijkt hoog en groot te zijn. Te vaak blijven zij ‘gevangen’ zitten in een onoplosbare schuldsituatie, wat een negatief effect heeft op hun re-integratie. Zij krijgen hun schulden niet zelfstandig onder controle en stabilisatie is nodig. De motie Kooiman spoorde de betrokken ministeries, gemeenten en de reclassering aan om de knelpunten in hun onderlinge samenwerking op te lossen. Daartoe startten de drie reclasseringsorganisaties en acht aanbieders van schuldenhulpverlening het project Verbeterde samenwerking tussen schuldhulpverlening en reclassering in Amsterdam. Onderzoeksvraag: Welke praktijken ontwikkelen zich in de samenwerking tussen de acht organisaties voor Maatschappelijke dienstverlening die schuldhulpverlening aanbieden en de drie reclasseringsorganisaties in Amsterdam? En in hoeverre kunnen deze praktijken de toegang tot schuldhulp voor de betrokken cliënten ondersteunen?
DOCUMENT
Deze rapportage bevat de resultaten van het RAAK-onderzoek ‘Sturen op motivatie’ bij de MaDi PuurZuid. Daarbij stond de volgende onderzoeksvraag centraal: Welke interventies motiveren cliënten deel te nemen aan de twee informatiebijeenkomsten in het voortraject naar de schuldhulpverlening ten einde de uitval in deze fase te reduceren?
DOCUMENT
Veruit de meeste gemeenten voeren schuldhulpverlening (SHV) uit. Ze doen dit zelf of kopen het in. De uitvoering vindt plaats in een dynamische context. In de afgelopen jaren steeg het aantal aanvragen in de meeste gemeente zeker met tien procent per jaar. Hiernaast worden de schuldpakketten waarvoor schuldenaren hulp vragen complexer en is er vaker dan voorheen sprake van multiproblematiek. Deze ontwikkelingen vormen een decor waarin gemeenten op dit moment voor de beslissing staan of en zo ja hoeveel zij gaan bezuinigen op de schuldhulpverlening.Wethouders, directeuren van sociale diensten en andere beslissers zoeken naar een antwoord wat het rendement is van schuldhulpverlening. Uitgebreid onderzoek dat gebaseerd is op empirisch materiaal toont aan dat schuldhulpverlening loont. De kosten blijken lager dan de baten dus uiteindelijk zal een bezuiniging geld kosten in plaats van opleveren.
DOCUMENT
Schuldhulpverlening: Knelpunten en dilemma’s van coördinatoren die vrijwilligers aansturenDe afgelopen jaren is het aantal huishoudens in Nederland met schulden toegenomen. Ook de hoogte van de gemiddelde schuld nam toe. Gemeenten hebben te maken met een groeiende schuldenproblematiek in omvang, maar ook in complexiteit. Sinds 2012 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de regievoering op schuldhulpverlening. Ook op het gebied van zorg en welzijn zijn de afgelopen jaren veranderingen opgetreden in gemeentelijk beleid. Met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007 zijn gemeenten verantwoordelijk voor een integraal aanbod aan ondersteuning en zorg, waarbij de nadruk ligt op participatie en eigen verantwoordelijkheid. In de zorg, welzijn en schuldhulpverlening wordt meer ingezet op het betrekken van vrijwilligers. Van lokale organisaties die vrijwilligers inzetten en van de coördinatoren die deze vrijwilligers aansturen en begeleiden, wordt meer gevraagd op het gebied van werving en inzet van vrijwilligers op verschillende terreinen en voor verschillende doelgroepen.Thuisadministratieprojecten bieden ondersteuning door vrijwilligers aan mensen met administratieve en/of financiële problemen, met als doel toe te werken naar financiële zelfredzaamheid en/of het voorkomen van (grotere) financiële problemen. In dit artikel staat de onderzoeksvraag centraal: “Welke knelpunten en dilemma’s ervaren coördinatoren van Thuisadministratieprojecten, en in hoeverre komen die voort uit het huidige gemeentelijke beleid op het terrein van zorg, welzijn en integrale schuldhulpverlening?” Doel van het onderzoek was door inzicht te verkrijgen in problemen die coördinatoren ervaren en het leggen van de relatie met gemeentelijk beleid, aanbevelingen te kunnen doen om de dienstverlening, afstemming en samenwerking tussen gemeenten, beroepskrachten en vrijwilligers van lokale organisaties te verbeteren. De belangrijkste conclusie is dat coördinatoren naar afbakening van de grenzen van de ondersteuning zoeken: wat kan wel en niet worden gedaan door vrijwilligers en voor welke cliëntgroepen. In samenwerking en afstemming met de gemeente en beroepskrachten van andere organisaties moeten coördinatoren hierover afspraken maken.
DOCUMENT
In Nederland is steeds meer aandacht voor het versterken van de financiële competenties van burgers. Een van de interventies die daarvoor wordt ingezet is de budgetcursus. Het betreft meestal vijf of zes lessen waar deelnemers vaardigheden leren om beter om te gaan met geld. Er is echter weinig bekend over de effectiviteit van deze cursussen. In samenwerking met Avres, Werk en Inkomen Lekstroom, de gemeente Zwolle, de Sociale Dienst Drechtsteden en Buurtteams Utrecht hebben het lectoraat Schulden en Incasso van de Hogeschool Utrecht en leerstoelgroep Urban Economics van de Wageningen Universiteit daarom de effectiviteit van twee typen budgetcursussen onderzocht: de traditionele cursus en een op gedragswetenschappelijke inzichten aangepaste cursus. Bij de traditionele budgetcursus ligt de nadruk meer op de overdracht van kennis en vaardigheden, bij de aangepaste cursus is er meer aandacht voor het handelen van de cursisten in het dagelijks leven
DOCUMENT
Full text via link. Op 1 juli trad de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in werking. De grote winst is dat ondersteuning bij (problematische) schulden hiermee een verantwoordelijkheid van gemeenten is geworden. Om de schuldenproblematiek echt goed aan te pakken, is nog wel wat meer nodig.
LINK