In deze W&T11 gaat Anja Overdiek, associate lector bij COA Mission Zero op de Haagse Hogeschool en lector Cybersocial Design bij Hogeschool Rotterdam, in gesprek over de rol van Living Labs bij maatschappelijke innovatie. Ze bespreekt hoe deze labs ingezet kunnen worden om antwoorden te vinden op complexe vraagstukken en introduceert hiervoor het ISLE-model. Dit model laat zien hoe via lokale experimenten impact gecreëerd kan worden. Daarnaast worden de vijf essentiële randvoorwaarden voor succesvolle Living Labs belicht, zoals de afhankelijkheid van voldoende middelen, het belang van co-creatie, transparantie in besluitvorming, het daadwerkelijk uitvoeren van experimenten en een goede balans tussen technische en sociale innovatie. Ook wordt besproken wanneer een Living Lab minder effectief kan zijn, bijvoorbeeld bij een gebrek aan middelen of grote machtsverschillen tussen stakeholders. Wil jij weten hoe Living Labs kunnen bijdragen aan duurzame verandering? Luister nu naar de volledige aflevering!
LINK
Zoals het succes van een organisatie samenhangt met de bedrijfscultuur, zo is het ook met het succes van een land.
De ontwikkelingen in de Arabische regio gaan momenteel erg snel, waardoor sommige informatie in dit rapport bij het lezen mogelijk al is achterhaald door de actualiteit. De AIV meent dat de politieke omwentelingen in de Arabische regio belangrijke kansen bieden voor een betere, meer op rechtsstaat en democratie gerichte omgang van westerse landen met autocratische regimes die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van mensenrechten. Weliswaar nopen zwaarwegende geopolitieke belangen tot het onderhouden van diplomatieke betrekkingen met autocratische regimes, maar dialoog en (beperkte) samenwerking op regeringsniveau mogen niet ten koste gaan van de ondersteuning van hervormingsgezinden en het maatschappelijk middenveld in die landen. Teveel hebben westerse regeringen zich in het verleden geïdentificeerd met autoritaire regimes, op basis van de onjuist gebleken veronderstelling dat dergelijke regimes voor politieke stabiliteit zouden kunnen zorgen. Ook nu is er het gevaar dat het beleid van westerse landen wordt beheerst door een taxatie van de overlevingskansen van een autocratisch regime, los van de vraag wat in het belang is van respectering van de rechten van de mens en de democratische en sociaaleconomische aspiraties van de bevolking. De AIV is van oordeel dat de Nederlandse regering zich niet moet laten gijzelen door de angst dat radicale islamitische groeperingen een greep naar de macht doen. De kans daarop neemt eerder toe dan af door een politiek van – al dan niet heimelijke – steun aan regimes die blijvend vervreemd zijn geraakt van de legitieme eisen van de burgers in de Arabische samenlevingen. De AIV concludeert dat de recente ontwikkelingen in Tunesië, Egypte en andere Arabische landen het belang onderstrepen van een gerichte versterking van het maatschappelijk middenveld (politieke partijen, maatschappelijke organisaties en vakbonden). De opbouw van een krachtig maatschappelijk middenveld vergt een lange adem, maar sorteert uiteindelijk het meeste effect bij het bevorderen van vrijheid, gerechtigheid en democratie. De AIV merkt op dat zowel Nederland als de EU reeds beschikken over passende beleidsinstrumenten ter versterking van de civil society. Echter, vooral de EU heeft in het recente verleden verzuimd de instrumenten uit het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB) op de juiste wijze toe te passen. Zo heeft de Unie in de politieke dialoog met zuidelijke buurstaten onvoldoende nadruk gelegd op de onvolkomenheden (of zelfs afwezigheid) van de rechtsstaat en de ontwikkeling van een onafhankelijke particuliere sector die gevrijwaard is van politieke beïnvloeding. De opkomst van hervormingsbewegingen in verschillende Arabische landen verschaft de EU nieuwe kansen. Nederland beschikt met het Mensenrechtenfonds en het Fonds Ontwikkeling Pluriformiteit en Participatie in islamitische landen over passende bilaterale hulpinstrumenten waarmee een stem gegeven kan worden aan maatschappelijke organisaties die het huidige transitieproces in de Arabische regio kunnen dragen. De AIV meent echter dat investeringen in additionele expertise en analysecapaciteit noodzakelijk zijn om de regering goed te kunnen adviseren over mogelijke Nederlandse bijdragen aan versterking van de civil society in de Arabische regio. Voldoende analysecapaciteit op ambassades in de regio en nauwere samenwerking van de regering met (Nederlandse) NGO’s, instellingen voor capaciteitsopbouw van politieke partijen en de vakbeweging zijn het meest doelmatig om in deze behoefte aan expertise en analysecapaciteit te voorzien [tot besluit - conclusie van een rapport uitgebracht door commissie onder voorzitterschap van F. Korthals Altes]
Client: Blue Plan regional activity centre (UNEP/MAP), subcontracted through TEC Conseille, Marseille As part of a regional workshop organized by the Blue Plan in July 2008, one of the conclusions of the Group "Tourism and Climate Change” was the need for saving energy in tourism transportation and particularly of air transport, as air transport is responsible for the largest share of greenhouse gas emissions caused by tourism. In the period 1998-2005, the share of international arrivals by air in the Mediterranean area rose from 23% to 40%, respectively, or in numbers, from 47 to 122 million tourists. Some countries, particularly islands, almost entirely depend on air transport for their international tourism. For example in 2005 air transport is used by 87%, 78%, 73%, 64% and 51% of international tourists arriving in, respectively, Israel, Egypt, Spain, Tunisia and Morocco. According to Plan Bleu forecasts on international arrivals, assuming that the share of air transport remains the same, the number of tourists travelling by plane will reach over 158 million by 2025. Given the role of aviation in the emissions of greenhouse gases (GHG), such a development is clearly not sustainable in the light of the necessary reduction of emissions to avoid dangerous climate change. The overall aim of the study is to inform policy makers and entrepreneurs in both destination and in origin countries, on possible options to reduce emissions of greenhouse gases from air travel, while at the same time not impairing the economic development of tourism. To do this, CSTT has developed a tourism scenario model for all countries with Mediterranean coasts describing inbound and outbound international tourism and domestic tourism by all available transport modes and giving both contributions to GDP and total GHG emissions. This model responses to global mitigation policies (increasing the cost of carbon emissions) as well as national policies (taxes, subsidies and changes in transport quality per transport mode). Using the model both global and national policies can be assessed as well as the risks of global mitigation policies for specific countries.
De teelt van bosuien in Nederland is sterk in opkomst. In 2022 werden er zo’n 14 miljoen bosjes van 125 gram geproduceerd. Daar waar dit vijf jaar geleden nog vrijwel nihil was. Buiten het Nederlandse teeltseizoen worden grote hoeveelheden bosuien geïmporteerd uit Egypte, Senegal en Marokko. Bosuien zijn sterk in opkomst, ze worden veel gebruikt in salades en als smaakmaker ter vervanging van uien vanwege de uitstraling van de garnering. In de teelt zijn er toenemende problemen met ziektes zoals meeldauw en trips. Gewasbeschermingsmiddelen zijn steeds minder beschikbaar waardoor de kans op misoogsten stijgt. Met name trips is een groot probleem in de buitenteelt. Daarbij is beschikbaarheid van voldoende water buiten een toenemend probleem vanwege de verdroging. Door te trachten deze teelt de grond uit te krijgen kunnen deze teeltproblemen worden opgelost en kan er een zand- en residuvrij product op de markt komen. Daarbij vindt er een significante CO2 footprint reductie plaats door minder afhankelijk te zijn van import uit verre landen. In dit project wordt onderzoek gedaan naar de technische haalbaarheid van een indoor geautomatiseerd hydroponisch systeem voor het telen van bosui waarbij gefocusseerd wordt op de opkweekfase (van zaadje, kiem tot plantje) aangezien dit het meest cruciale onderdeel is in dit proces.