Op vrijdag 14 mei 2004 heeft de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk een internationaal symposium over 'Leiderschap en Diversiteit' georganiseerd. Het symposium handelde over de dynamiek van gender, nationale cultuur en etniciteit in moderne organisaties. Door de diversiteit van medewerkers, klanten en afzetmarkten worden nieuwe eisen gesteld aan de leidinggevende en is de bedrijfscultuur blijvend veranderd. Veel bedrijfsactiviteiten strekken zich uit tot buiten de landsgrenzen. Leidinggeven in of in samenwerking met bijvoorbeeld vestigingen in Zuid-Amerika of Aziatische landen vergt een andere leiderschapsstijl. Kennis van elkaars achtergronden, ofwel transcultureel inzicht, is nodig om optimaal te kunnen samenwerken. Internationaal gerenommeerde sprekers zijn ingegaan op: leiderschap in de Arabische wereld. leiderschap, gender en etniciteit. leiderschap en culturele dynamiek in organisaties. leiderschap en nationaliteit. Na de inleidingen van de gastsprekers werd in vier werkgroepen over deze thema's verder met de gastsprekers van gedachten gewisseld. Het symposium werd afgesloten met een gezamenlijke forumdiscussie en een borrel. Dit verslag is tevens het startsein voor verdere studie over het thema leiderschap en diversiteit binnen het HRM lectoraat. De leden van de HRM Kenniskring gaan verder onderzoek doen en hun kennis over dit thema overdragen in de dagelijkse onderwijspraktijk aan de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk.
DOCUMENT
In dit artikel wordt de literatuur verkend op het terrein van een meer sociaalparticipatieve benadering van actief burgerschap. In deze literatuur wordt de ontwikkeling van burgerschap verbonden met de noodzaak zicht te ontwikkelen op handelingscontexten die voor zowel burgers als sociale professionals van belang zijn. We verkennen relevante literatuur van onder andere De Tocqueville, Dewey, Putnam, Lichterman en Biesta. Door aandacht te besteden aan burgerschap als praktijk beogen we dichter op de huid van het werk van sociale professionals te kruipen, waardoor de huidige ontwikkelingen rondom de bevordering van actief burgerschap bevraagd kunnen worden. Wat deze literatuurverkenning in beeld brengt is dat actief burgerschap niet tot bloei komt vanuit een opgelegde moraal, maar verbonden dient te worden met het dagelijkse handelen van burgers, waarin het “al doende leren” samen op gaat met de ontwikkeling van betekenisvolle praktijken. Sociale professionals hebben vooral tot taak dit type praktijken te ondersteunen en te faciliteren.
DOCUMENT
In dit boek brengen de auteurs de theorie over sociale competentie, recent empirisch onderzoek, pedagogische basisprincipes en concrete suggesties voor activiteiten, werkvormen en pedagogische middelen samen. Onze Klas, Mijn Wereld levert daarmee een unieke bijdrage aan de bestaande literatuur voor de opleidingen, de nascholing en de leerkrachten die al in de praktijk werkzaam zijn. Onze Klas, Mijn Wereld is een methodiek voor het werken aan sociale competentie in de onderbouw van de basisschool. Drie dimensies van sociale competentie staan centraal: identiteitsvorming, werken aan de onderlinge sociale relaties in de klas, en werken aan de klas als geheel en aan burgerschap. Deze dimensies zijn ontleend aan een model dat is ontwikkeld aan de Universiteit van Amsterdam. In dit model is voor het eerst sociale competentie beschreven vanuit het perspectief van burgerschap, naast de meer gangbare ontwikkelingspsychologische focus op het individu en onderlinge relaties. Onze Klas Mijn Wereld is geen methode maar een methodiek. De kracht van een methodiek is dat leerkrachten aan kunnen sluiten bij de specifieke behoeften van hun groep. Met Onze Klas Mijn Wereld kunnen zij kiezen uit een breed aanbod van inspirerende activiteiten vanuit een pedagogisch perspectief, met speciale aandacht voor taalonderwijs en ICT. De activiteiten zijn in de praktijk met leerkrachten ontwikkeld voor groep 1 tot en met 4 en uitgeprobeerd in een of meer groepen van de 8 deelnemende basisscholen. In principe zijn ze geschikt voor de hele onderbouw. Met het oog op een doorgaande lijn zijn er suggesties opgenomen voor de groepen 5-8. Onze Klas Mijn Wereld heeft ook gebruik gemaakt van al bekende, succesvolle praktijken zoals het logeerdier, materialen (kwaliteitskaartjes), werkvormen (klassenvergadering) en pedagogische middelen (complimenten geven). Uitgangspunt van Onze Klas, Mijn Wereld is de integratie van de activiteiten in het reguliere curriculum. Daarom zijn de activiteiten voor sociale competentie verbonden met taalonderwijs en het gebruik van ICT. Als invalshoek voor het werken aan taal is gekozen voor functioneel taalonderwijs, voor taal die betekenisvol is in het leven van kinderen, ook buiten de klas. Functioneel taalonderwijs zit dicht tegen de natuurlijke taalverwerving aan. Beide hebben een sociaal-emotionele basis. De doelen voor taal in de verschillende activiteiten zijn gekoppeld aan de tussendoelen en leerlijnen die het Expertisecentrum Nederlands (EN) per bouw heeft beschreven op basis van de landelijke kerndoelen voor het taalonderwijs. Deze tussendoelen zijn opgenomen in de kennisbasis voor taalonderwijs voor de lerarenopleiding. ICT heeft weliswaar op alle scholen zijn intrede gedaan, maar het gebruik ervan is vaak nog erg eenzijdig. De pc wordt meestal alleen ingezet als bron van informatie, als typemachine, als middel voor het aanleren en toetsen van deelvaardigheden en als spelletjeskast. Aan communicatie over eigen ervaringen en opvattingen komen scholen niet toe, terwijl nieuwe technologieën en sociale media buiten school van steeds meer belang worden in identiteitsvorming en (digitaal) burgerschap. Doel van Onze Klas, Mijn Wereld is om een goede basis te kunnen leggen om leerlingen te helpen ICT op een zinvolle en kritische wijze te gebruiken.
DOCUMENT
Bij de ontwikkeling van kinderen speelt de omgeving waarin zij opgroeien en de wijze waarop zij zich verbonden voelen met hun buurt een belangrijke rol (Owens, 2004; 2016). Om als basisschool goed bij te kunnen dragen aan de ontwikkeling van kinderen is het van belang dat scholen de omgeving en de buurt waarin hun leerlingen opgroeien kennen en kunnen benutten voor hun onderwijs. In het bijzonder gaat het daarbij om de betekenis die deze omgeving voor hun leerlingen heeft. Voor basisscholen in wijken met een grote diversiteit aan inwoners kan de betekenis van eenzelfde omgeving voor verschillende leerlingen ook zeer verschillend zijn. Naar de wijze waarop kinderen zich verbonden voelen met de fysieke en sociale ruimte is nog weinig onderzoek gedaan (Tani, 2016). Naast inzicht in de bestaande verbinding van kinderen met hun omgeving is het voor het onderwijs belangrijk om inzicht te verkrijgen in de wijze waarop kinderen in staat kunnen worden gesteld om zich te binden aan een plek en om deze plek te benutten bij hun ontwikkeling. De capability approach (Nussbaum, 2014) en een perspectief op de veerkracht van kinderen (Enthoven, 2007) bieden een kader om naar dit vraagstuk te kijken. Het onderzoek richt zich op wat het primair onderwijs kan doen om de aan de omgeving gerelateerde vermogens van kinderen te ontwikkelen. Onderwijs waarin de leefomgeving van kinderen wordt betrokken of waarin de leefomgeving op enige wijze een rol speelt kan hiertoe een middel zijn. Dit vanuit de notie dat door het ontwikkelen van een ‘sense of place’ (Dolan, 2016) de kennis, persoonlijke verbondenheid en verantwoordelijkheid voor de lokale omgeving versterkt kunnen worden. Het onderzoek zal na een verkennende fase een ontwerpgericht karakter krijgen, waarbij op onderzoeksmatige wijze materiaal wordt ontwikkeld dat bruikbaar is op basisscholen en lerarenopleidingen basisonderwijs.