This report is the final report for the FPGA accelerated PID controller, part of the Distributed Control Systems project. This project runs within the Lectoraat Robotics and High Tech Mechatronics of Fontys Hogeschool Engineering Eindhoven. The Lectoraat has the goal to develop applicable knowledge to support education and industry. This knowledge is acquired with projects run in conjunction with the industry. The report will go into detail for the software designed for this project, not the hardware design. This report is intended for follow up students working on the Distributed Control Systems project. Within this report the assumption is made that the reader is at least familiar with the terms EtherCAT, FPGA, Linux and PID controllers. However for each part a small basic introduction is included. For readers looking for the accomplishments in this project, the results are in chapter six. Following are short descriptions of the chapters in this report. The first chapter will give a short introduction to the project. It talks about why the project was conceived, where the project was done and what the expected end result is. The second chapter, the problem definition, talks about how the project has been defined, what is included and what is not and how the customer expects the final product to function and look like. The third chapter details the methodology used during this project. All the research preformed for this project will be described in the forth chapter. This chapter goes into the research into the Xilinx Zynq 7000 chip, Beckhoff's EtherCAT system, how the Serial Peripheral Interface works and how a PID controller functions. Following in chapter five the design is expanded upon. First the toolchain for building for the Zynq chip is explained. This is followed by and explanation of the different software parts that have been designed. Finally chapters six and seven provide the results and the conclusions and recommendations for this project.
DOCUMENT
Deze tekst beschrijft de groeiende bezorgdheid over de territoriale segregatie in Nederland en het beleidsdenken over hoe dit te voorkomen.
DOCUMENT
Reclame is in onze samenleving een zeer aanwezig fenomeen waarin bovendien veel geld omgaat. Een hoge dunk van het verschijnsel heeft de consument niet; reclame werkt prijsverhogend, is misleidend en geeft geen betrouwbare informatie. Bovendien gaat er een systeembevestigende en manipulatieve werking van uit. Vooral de jonge consument prikt de droomwereld genadeloos door, zo blijkt uit onderzoek. Het komt toch weer aan op authenticiteit, kwaliteit en service. Criteria als goede smaak en fatsoen zijn zeer omstreden, niet alleen omdat het vage normen zijn die vrij willekeurig toegepast lijken te worden, maar ook uit een oogpunt van uitingsvrijheid. Bovendien is er nog het probleem van de morele consensus in onze pluriforme samenleving. Al met al voldoende redenen om te bepleiten dat ook de reclame in de mediaopvoeding voldoende aandacht krijgt en dat nieuwe generaties mediaconsumenten worden ingewijd in de werking van de reclame, niet alleen in psychologisch maar zeker ook in moreel opzicht. Voorts zou de zich in ons land maar moeizaam ontwikkelende mediakritiek meer aandacht kunnen besteden aan wat in de reclamewereld gebeurt. Maatschappelijk debat is efficiënter en effectiever dan restrictieve bepalingen.
DOCUMENT
Evidence based practice, wie kan daar tegen zijn? Toch blijkt evidence based werken in de sociale sector nog niet zo eenvoudig uit te voeren. Mensen op de werkvloer stellen dat weinig methoden werkelijk aantoonbaar effectief zijn, en onderzoekers morren dat er te weinig gebruik wordt gemaakt van hun wetenschappelijke kennis. Ondertussen staat de kwaliteit van de sociale sector steeds opnieuw ter discussie. Dit boek beschrijft de inhoud en relevantie van evidence based practice, maar ook de bijziendheid van die benadering. Er zijn immers behalve wetenschap nog veel meer krachten die de dynamiek op de werkvloer van de sociale sector beïnvloeden. De basis waarop professionals kiezen een bepaalde sociale interventie wel of niet te gebruiken omvat veel meer dan alleen wetenschap. Aan de hand van theoretische beschouwingen en biografieën van sociale interventies verruimen de auteurs de discussie over beroepsinnovatie. Hoe goed is de sociale sector in staat om lessen te trekken uit zijn eigen geschiedenis? Brengt de canon sociaal werk alleen maar voortgang in beeld of ook vooruitgang? En is het mogelijk de kwaliteit van de sector daadwerkelijk te verbeteren door inzichten uit praktijk en wetenschap te gebruiken? Bestemd voor iedereen die bij de sociale sector betrokken is en een eigen mening wil vormen over de discussie over evidence based practice: hulpverleners, managers van welzijnsinstellingen, ambtenaren sociaal beleid bij gemeenten, studenten hoger sociaal agogisch onderwijs en uiteindelijk ook de cliënten die van al deze mensen hulpverlening krijgen.
DOCUMENT
Bij de aanvang van het lectoraat 'sociale infrastructuur en technologie' was onze doelstelling te komen tot een inventarisatie van ict gebruik in de sociale sector. Daarbij ging het ons om praktijken en initiatieven in de sociale sector waarbij men gebruik maakt van moderne technologie ter versterking van de sociale infrastructuur, de leefbaarheid van samenlevingsverbanden, de participatie in de publieke besluitvorming, de hulp- en dienstverlening aan cliknten en deelnemers. Met de sociale sector worden alle institutionele arrangementen bedoeld die het werken aan welzijn als primaire doelstelling hebben. Het gaat hierbij niet om een zoveelste onderzoek teneinde een volledig, kwantitatief gericht beeld te krijgen. Er werd gestreefd naar een beschrijving van veelbelovende aanpakken, niet alleen binnen de institutionele welzijnszorg, maar ook projecten en activiteiten die op initiatief van burgers buiten de sociale sector-in strikte-zin zijn opgezet.
DOCUMENT