DOEL. Dit artikel beoogt een kritische analyse te geven van de manier waarop het begrip Evidence Based Practice in de literatuur doorgaans wordt ingevuld, waarna mogelijkheden worden geschetst de in het artikel geconstateerde bezwaren te ondervangen. METHODE. Er is literatuuronderzoek gedaan naar de manier waarop EBP in de literatuur wordt ingevuld. RESULTAAT. Hoewel in de literatuur met betrekking tot EBP wordt aangegeven dat het handelen van professionals gebaseerd zou moeten zijn op een integratie van wetenschappelijk onderzoek, klinische expertise en cliëntenvoorkeuren, krijgt de bron van het wetenschappelijk onderzoek de meeste nadruk. Binnen dit wetenschappelijk onderzoek wordt kwantitatief onderzoek bovendien doorgaans hoger gewaardeerd dan kwalitatief onderzoek. De andere kennisbronnen (deskundigheid van de cliënt en expertise van de verpleegkundige) die bij EBP worden onderscheiden, blijven veelal onderbelicht. DISCUSSIE EN CONCLUSIE. De manier waarop EBP meestal wordt ingevuld en geïmplementeerd brengt een aantal beperkingen met zich mee. Voorbeelden hiervan zijn de beperkte aandacht voor: de kern van het verplegen, de interactie tussen de cliënt en de verpleegkundige, de context of de cultuur waarin de zorgverlening plaatsvindt, het benutten van de ervaringsdeskundigheid van de cliënt en de expertise van de verpleegkundige zelf. In het artikel worden suggesties gegeven om deze beperkingen te ondervangen, zodat EBP inderdaad de integratie wordt van de verschillende kennisbronnen die in de literatuur worden onderscheiden en EBP met mogelijk meer succes kan worden geïmplementeerd.
Meer aandacht voor evidence based practice. Dat is wat aankomende ambulanceprofessionals gaan ervaren. Dat heeft alles te maken met het nieuwe onderwijsprogramma 'Onderzoekend vermogen en praktijkonderzoek', waarvoor de Academie voor Ambulancezorg en het Lectoraat Acute Intensieve Zorg van de HAN de handen ineen sloegen.
In onze opvatting van evidence beperken we ons niet tot de wetenschappelijke evidence die op basis van randomised clinical trials (RCT's) en systematic reviews tot stand komt. In het lectoraat hanteren we een holistische interpretatie van evidence-based practice. Het genereren en toetsten van alle vormen van kennis ('weten wat' en 'weten hoe') van alle stakeholders (zorgverleners, managers en zorgvragers) wordt in het lectoraat beschouwd als meer robuste evidence waarop de praktijkvoering gebaseerd kan worden. Het genereren en toetsen van 'niet empirische' kennis vraagt andere competenties dan slechts kritisch kijken naar onderzoeksverslagen. Bijvoorbeeld, reflectieve beroepsuitoefening is een belangrijke vaardigheid in het toetsen van het 'weten hoe' (professionele vakkennis).
Voldoende bewegen is van belang voor iedereen, maar bij uitstek voor patiënten met chronische aandoeningen. Draagbare beweegsensoren bieden veel potentie om beweeggedrag van deze patiënten effectief te stimuleren binnen de eerstelijns zorg en revalidatiecentra. Zorgprofessionals erkennen die potentie, met name voor het creëren van bewustzijn van beweeggedrag bij hun patiënten en om gerichte feedback te geven. Echter ervaren de zorgprofessionals moeite bij het gebruik van beweegsensoren; bijvoorbeeld bij het instellen, uitlezen en interpreteren van de data. Ze geven aan kennis en vaardigheden te missen om de beweegsensoren doelgericht in te kunnen zetten, en passen het dan ook maar weinig toe. Dit terwijl de zorgprofessionals cruciale schakels zijn in de steeds evidenter wordende noodzaak van toepassing van technologie in de zorg. Momenteel bestaan er nog geen standaard richtlijnen, werkwijzen of een andere vorm van ondersteuning om beweegsensoren doelgericht en effectief in te zetten. De onderzoeksvraag die wordt beantwoord in dit project is: “Hoe kunnen professionals in de beweegzorg, werkzaam in de 1e lijn en revalidatiecentra, ondersteund worden bij het doelgericht inzetten van technologie voor het meten en stimuleren van beweeggedrag bij patiënten met chronische aandoeningen?” Deze onderzoeksvraag wordt opgelost door middel van een ontwerpgericht onderzoek, waarin een Evidence-Based-Practice methodiek wordt ontwikkeld die zorgprofessionals ondersteunt bij het inzetten van beweegsensoren. De eerste fase (problem finding) in het ontwerpgerichte onderzoek richt zich op wat er ontwikkeld gaat worden, o.a. aan de hand van stakeholder-mapping, best practices, en het opstellen van een plan van eisen & wensen. De tweede fase (solution finding) richt zich op het ontwikkelen van de methodiek, door middel van co-creatie ontwerpsessies met de stakeholders. In deze fase wordt een prototype ontwikkeld dat in de praktijk getest en geëvalueerd gaat worden. In beide fasen en in elke stap wordt de praktijk betrokken door middel van focusgroepen, groepsbijeenkomsten en expert raadpleging.
Reclasseringsorganisaties in Nederland maken een ontwikkeling door naar vakmanschap waarin professioneel handelen en besluitvorming ingebed is in actuele vakkennis en afgestemd op de reclasseringscliënt. Dat sluit aan bij de principes van evidence-based practice (EBP) waarbij professionals in staat zijn tot het maken van weloverwogen besluiten rondom professioneel handelen op basis van wetenschappelijke kennis, professionele expertise en cliëntexpertise. De reclasseringsorganisaties hebben al verscheidene stappen gezet richting een EBP, maar ervaren daarin diverse knelpunten. Reclasseringswerkers vinden het moeilijk om op een adequate manier de verbinding tussen theorie en praktijk te maken en ervaringen van cliënten te betrekken bij het nemen van besluiten. Met dit onderzoeksproject willen we, aansluitend bij bestaande ontwikkelingen in de drie landelijke reclasseringsorganisaties, bijdragen aan het doorontwikkelen van de reclasseringspraktijk naar een EBP werkwijze. Op basis van bevindingen uit praktijk en theorie ligt de focus daarbij in elk geval op het verbeteren van: a) beschikbaarheid en toepassen van wetenschappelijke kennis; b) gespreksvoering met cliënten gericht op gebruik van expertise van cliënten; c) expliciteren van tacit knowledge; d) bevorderen van gebruik van feedback, zowel van collega’s als van cliënten; e) pendelen tussen en verbinden van kennisbronnen. We doen dat in zes reclasseringsteams langs twee sporen: ontwikkelen en onderzoeken. Ontwikkelen: in ontwikkelwerkplaatsen gaan we samen met de professionals en cliënten aan de slag met het in kaart brengen van de wijze waarop EBP op dit moment vorm krijgt. Op grond daarvan gaan we met elkaar veelbelovende initiatieven doorontwikkelen en nieuwe werkwijzen ontwikkelen die kunnen bijdragen aan een EBP. Onderzoeken: we onderzoeken hoe deze werkwijzen bijdragen aan verandering van gedrag en opvattingen van reclasseringswerkers en de werkwijze in betrokken teams, passend bij een EBP. Daarnaast evalueren we in hoeverre versterking van EBP bijdraagt aan recidivebeperking en re-integratie van reclasseringscliënten.
Bij de reclassering is professioneel handelen en besluitvorming gebaseerd op actuele vakkennis. Ook wordt steeds meer afgestemd met cliënten. Dit sluit aan bij de principes van evidence-based practice (EBP): de expertise van de professional, wetenschappelijke kennis en cliëntervaringen vormen samen de input voor het nemen van weloverwogen besluiten. De reclassering heeft al verscheidene stappen gezet richting een EBP maar ervaart diverse knelpunten in de uitvoering ervan. Reclasseringswerkers vinden het bijvoorbeeld moeilijk om op een adequate manier de verbinding te leggen tussen theorie en praktijk. Daarbij vinden ze het lastig om, vanwege het gedwongen kader, de meningen van cliënten te betrekken.Doel Bijdragen aan het doorontwikkelen van de reclasseringspraktijk naar een EBP. Resultaten Vijf teams van de reclasseringsorganisaties (3RO) voeren het onderzoeksproject uit. Zij vormen samen met onderzoekers en (ex-)cliënten zogenoemde ‘ontwikkelwerkplaatsen’ waarin zij nieuwe werkwijzen ontwikkelen, evalueren en bijstellen. Onderzocht wordt of deze nieuwe werkwijzen leiden tot veranderingen in opvattingen en gedrag bij reclasseringswerkers en het functioneren van cliënten. Ook evalueren we in hoeverre het versterken van EBP bijdraagt aan recidivebeperking en re-integratie van cliënten. Looptijd 01 november 2022 - 08 januari 2026 Aanpak Analyse van het ontwikkelproces in de teams Effectmeting op strafrechtelijke recidive en re-integratie van cliënten Herhaalde metingen: Interviews met beleidsmedewerkers, reclasseringswerkers, leidinggevenden, (evt.) werkbegeleiders en cliënten, incl. controleteams. Geluidsopnames van toezichtgesprekken. Gestructureerde observatie van casuïstiekbesprekingen. Verslaglegging van bijeenkomsten in ontwikkelwerkplaatsen