Aims and objectives: To describe the process of implementing evidence-based practice (EBP) in a clinical nursing setting. Background: EBP has become a major issue in nursing, it is insufficiently integrated in daily practice and its implementation is complex. Design: Participatory action research. Method: The main participants were nurses working in a lung unit of a rural hospital. A multi-method process of data collection was used during the observing, reflecting, planning and acting phases. Data were continuously gathered during a 24-month period from 2010 to 2012, and analysed using an interpretive constant comparative approach. Patients were consulted to incorporate their perspective. Results: A best-practice mode of working was prevalent on the ward. The main barriers to the implementation of EBP were that nurses had little knowledge of EBP and a rather negative attitude towards it, and that their English reading proficiency was poor. The main facilitators were that nurses wanted to deliver high-quality care and were enthusiastic and open to innovation. Implementation strategies included a tailored interactive outreach training and the development and implementation of an evidence-based discharge protocol. The academic model of EBP was adapted. Nurses worked according to the EBP discharge protocol but barely recorded their activities. Nurses favourably evaluated the participatory action research process. Conclusions: Action research provides an opportunity to empower nurses and to tailor EBP to the practice context. Applying and implementing EBP is difficult for front-line nurses with limited EBP competencies. Relevance to clinical practice: Adaptation of the academic model of EBP to a more pragmatic approach seems necessary to introduce EBP into clinical practice. The use of scientific evidence can be facilitated by using pre-appraised evidence. For clinical practice, it seems relevant to integrate scientific evidence with clinical expertise and patient values in nurses’ clinical decision making at the individual patient level.
Evidence based practise (EBP) is de laatste jaren een veel besproken onderwerp in de paramedische beroepsgroepen. Het belang van het evidence based handelen in het dagelijkse methodisch handelen wordt steeds meer onderstreept. Het verwerven van evidence based vaardigheden bij studenten logopedie krijgt dan ook steeds meer een prominentere rol in het competentiegericht opleidingscurriculum. In dit artikel wordt beschreven wat onder EBP wordt verstaan en hoe de implementatie van het evidence based practise denken en handelen in het buitenschoolse leren van de opleiding logopedie Hogeschool Zuyd systematisch wordt aangepakt.
The design of healthcare facilities is a complex and dynamic process, which can be supported by design support models. This process involves a large number of stakeholders, of whom some have specific health-related needs. Evidence-based design is an emerging approach for the design of healthcare facilities, basing design choices on scientific data. Apart from the problems accompanying the limited access to, and limited availability of, scientific evidence, the design of a building itself is characterised by dimensional, technological and stakeholder complexities that are derived from technology philosophy. This article deals with the derivation of performance indicators and design solutions for healthcare facilities and links this search to the foundations of evidence-based building. The In2Health design model is elaborated as a framework to steer this process and support architects, programmers and process managers. The applicability of the model in the evaluation and design processes of buildings is illustrated by two case studies concerning (i) the evaluation of the indoor environment for older people with dementia and (ii) the design process of the redevelopment of an existing hospital.
Voor zorgprofessionals die met kinderen met overgewicht werken, zoals kinderdiëtisten en -fysiotherapeuten, is het moeilijk om optimale ondersteuning te bieden aan deze kinderen en hun ouders. Dit heeft te maken met de multifactoriële aard van overgewicht, de beperkte vergoede behandeltijd en de benodigde tijd die leefstijlverandering vraagt. Een waardevolle toevoeging voor de huidige zorgpraktijk zou een mHealth-applicatie zijn die zowel voor kinderen en ouders als de professionals ondersteunend werkt bij het ontwikkelen en adopteren van een duurzaam gezondere levensstijl door kinderen. Door deze ‘blended care’ aanpak te ontwikkelen wil De Haagse Hogeschool, DIO Agency, Lijfstijl Diëtisten en TiM Fysiotherapie bijdragen aan het stabiliseren of reduceren van overgewicht van kinderen. Dergelijke leefstijlinterventie-ondersteunende applicaties bestaan al voor volwassenen, maar nog niet voor kinderen in de basisschoolleeftijd. Er bestaan wel enkele stand-alone applicaties voor deze doelgroep. De Supereters app van DIO Agency is hier een voorbeeld van. Deze app is de afgelopen jaren, in samenwerking met studenten Voeding & Diëtetiek van HHS, gevuld met evidence-based leefstijl informatie. Zorgprofessionals hebben deze app positief geëvalueerd voor integratie in gecombineerde leefstijlinterventies. In dit project willen we gezamenlijk onderzoeken hoe de reguliere zorgaanpak door digitale ondersteuning verrijkt kan worden tot een blended care aanpak. Dit doen wij door in een iteratief cocreatie proces met kinderen, ouders en zorgprofessionals informatie over de wensen, behoeften en leefwereld van de verschillende gebruikers, inhoudelijke kennis over leefstijl en gedragsverandering en technische en ethische randvoorwaarden, te integreren in de Supereters app en blended care aanpak. Hiermee leggen we een goede basis voor het implementeren van de applicatie in de zorgpraktijk en het evalueren van de effecten daarvan in een opvolgend project. Daarnaast krijgt een toekomstige generatie ontwerp- en zorgprofessionals hands-on ervaring met het cocreëren van eHealth oplossingen door te participeren in dit project.
Burgerschapsonderwijs wordt in een polariserende samenleving steeds belangrijker. Een uitdaging is het bespreken van maatschappelijk gepolariseerde vraagstukken, zoals zwarte piet, terrorisme en migratie, en daarmee bij te dragen aan de burgerschapsvorming van jongeren. Docenten zijn zoekende naar manieren om deze onderwerpen te behandelen. Met dit onderzoek willen we meer inzicht krijgen in de manieren waarop docenten vorm kunnen geven aan kritische dialogen over maatschappelijke gepolariseerde vraagstukken. Er wordt daarbij specifiek aandacht besteed aan het aanleren van basisvaardigheden en -houdingen voor dialoog. Een consortium van HvA, UvA, scholen van onder meer de Scholenpanels Burgerschap, de NVLM, VGN en Dialooggroep Burgerschap Amsterdam, gaat een interventie ontwikkelen gericht op het bespreken van deze onderwerpen voor alle maatschappijvakken in vmbo en havo/vwo. In het project wordt onderzocht wat de effecten zijn van de interventie op het burgerschap van leerlingen waarbij docenten hebben deelgenomen aan een professionaliseringstraject. In fase 1 van het project wordt, uitgaande van de kaders van de wetenschappelijke literatuur, samen met expertdocenten een prototype van de interventie bestaande uit handelingsprotocollen (gericht op basisvaardigheden en -houdingen voor dialoog), lessenseries (gericht op het voeren van kritische dialogen over maatschappelijk gepolariseerde vraagstukken) en een professionaliseringstraject ontwikkeld. In fase 2 worden interventie en professionaliseringstraject uitgeprobeerd, geëvalueerd en bijgesteld. In fase 3 wordt de effectiviteit van de ontwikkelde interventie onderzocht onder een grote groep docenten en leerlingen in een quasi-experimenteel design met een voormeting, nameting, retentiemeting en controlegroep. Het onderzoek levert kennis op over hoe docenten maatschappelijke gepolariseerde vraagstukken effectief kunnen inzetten om de burgerschapsvorming van leerlingen te bevorderen. Daarbij levert het project evidence-based handelingsprotocollen, lessenseries en een professionaliseringstraject op voor docenten van de maatschappijvakken in het voortgezet onderwijs. De lesmaterialen zijn zo vormgegeven dat ze toepasbaar zijn bij uiteenlopende maatschappelijk gepolariseerde vraagstukken die docenten in hun lessen aan de orde willen stellen.
Nature areas in North-West Europe (NWE) face an increasing number of visitors (intensified by COVID-19) resulting in an increased pressure on nature, negative environmental impacts, higher management costs, and nuisance for local residents and visitors. The high share of car use exaggerates these impacts, including peak pressures. Furthermore, the almost exclusive access by car excludes disadvantaged people, specifically those without access to a car. At the same time, the urbanised character of NWE, its dense public transport network, well-developed tourism & recreation sector, and presence of shared mobility providers offers ample opportunities for more sustainable tourism. Thus, MONA will stimulate sustainable tourism in and around nature areas in NWE which benefits nature, the environment, visitors, and the local economy. MONA will do so by encouraging a modal shift through facilitating sustainableThe pan-European Innovation Action, funded under the Horizon Europe Framework Programme, aims to promote innovative governance processes ,and help public authorities in shaping their climate mitigation and adaptation policies. To achieve this aim, the GREENGAGE project will leverage citizens’ participation and equip them with innovative digital solutions that will transform citizen’s engagement and cities’ effectiveness in delivering the European Green Deal objectives for carbon neutral cities.Focusing on mobility, air quality and healthy living, citizens will be inspired to observe and co-create their cities by sensing their urban environments. The aim to complement, validate, and enrich information in authoritative data held by the public administrations and public agencies. This will be facilitated by engaging with citizens to co-create green initiatives and to develop Citizen Observatories. In GREENGAGE, Citizen Observatories will be a place where pilot cities will co-examine environmental issues integrating novel bottom-up process with top-down perspectives. This will provide the basis to co-create and co-design innovative solutions to monitor environmental problems at ground level with the help of citizens.With two interrelated project dimensions, the project aims to enhance intelligence applied to city decision-making processes and governance by engaging with citizen observations integrated with Copernicus, GEOSS, in-situ, and socio-economic intelligence, and by delivering innovative governance models based on novel toolboxes of decision-making methodologies and technologies. The envisioned citizens observatory campaigns will be deployed and fully demonstrated in 5 pilot engagements in selected European cities and regions including: Bristol (the United Kingdom), Copenhagen (Denmark), Turano / Gerace (Italy) and the region of Noord Brabant (the Netherlands). These innovation pilots aim to highlight the need for smart city governance by promoting citizen engagement, co-creation, gathering new data which will complement existing datasets and evidence-based decision and policymaking.