Evidence based practice, wie kan daar tegen zijn? Toch blijkt evidence based werken in de sociale sector nog niet zo eenvoudig uit te voeren. Mensen op de werkvloer stellen dat weinig methoden werkelijk aantoonbaar effectief zijn, en onderzoekers morren dat er te weinig gebruik wordt gemaakt van hun wetenschappelijke kennis. Ondertussen staat de kwaliteit van de sociale sector steeds opnieuw ter discussie. Dit boek beschrijft de inhoud en relevantie van evidence based practice, maar ook de bijziendheid van die benadering. Er zijn immers behalve wetenschap nog veel meer krachten die de dynamiek op de werkvloer van de sociale sector beïnvloeden. De basis waarop professionals kiezen een bepaalde sociale interventie wel of niet te gebruiken omvat veel meer dan alleen wetenschap. Aan de hand van theoretische beschouwingen en biografieën van sociale interventies verruimen de auteurs de discussie over beroepsinnovatie. Hoe goed is de sociale sector in staat om lessen te trekken uit zijn eigen geschiedenis? Brengt de canon sociaal werk alleen maar voortgang in beeld of ook vooruitgang? En is het mogelijk de kwaliteit van de sector daadwerkelijk te verbeteren door inzichten uit praktijk en wetenschap te gebruiken? Bestemd voor iedereen die bij de sociale sector betrokken is en een eigen mening wil vormen over de discussie over evidence based practice: hulpverleners, managers van welzijnsinstellingen, ambtenaren sociaal beleid bij gemeenten, studenten hoger sociaal agogisch onderwijs en uiteindelijk ook de cliënten die van al deze mensen hulpverlening krijgen.
The aim of the research reported in this thesis was to gain knowledge about the implementation of evidence‐based practice (EBP) in nursing to find a way to integrate shared decision making (SDM) with EBP in a chronic care environment in nursing, and to develop a strategy for an integrated approach of EBP and SDM in daily nursing practice in the individual aftercare for cancer survivors.
Aims and objectives: To describe the process of implementing evidence-based practice (EBP) in a clinical nursing setting. Background: EBP has become a major issue in nursing, it is insufficiently integrated in daily practice and its implementation is complex. Design: Participatory action research. Method: The main participants were nurses working in a lung unit of a rural hospital. A multi-method process of data collection was used during the observing, reflecting, planning and acting phases. Data were continuously gathered during a 24-month period from 2010 to 2012, and analysed using an interpretive constant comparative approach. Patients were consulted to incorporate their perspective. Results: A best-practice mode of working was prevalent on the ward. The main barriers to the implementation of EBP were that nurses had little knowledge of EBP and a rather negative attitude towards it, and that their English reading proficiency was poor. The main facilitators were that nurses wanted to deliver high-quality care and were enthusiastic and open to innovation. Implementation strategies included a tailored interactive outreach training and the development and implementation of an evidence-based discharge protocol. The academic model of EBP was adapted. Nurses worked according to the EBP discharge protocol but barely recorded their activities. Nurses favourably evaluated the participatory action research process. Conclusions: Action research provides an opportunity to empower nurses and to tailor EBP to the practice context. Applying and implementing EBP is difficult for front-line nurses with limited EBP competencies. Relevance to clinical practice: Adaptation of the academic model of EBP to a more pragmatic approach seems necessary to introduce EBP into clinical practice. The use of scientific evidence can be facilitated by using pre-appraised evidence. For clinical practice, it seems relevant to integrate scientific evidence with clinical expertise and patient values in nurses’ clinical decision making at the individual patient level.
In Nederland heeft ongeveer vijftien procent van alle kinderen in het regulier onderwijs problemen met sociale communicatie en met executief functioneren (Autismespectrumproblemen). Deze problemen belemmeren een fijne en effectieve overstap van de basisschool naar de middelbare school. De overstap naar de middelbare school gaat voor kinderen met problemen met sociale communicatie en met flexibiliteit op dit moment gepaard met grote psychosociale en schoolse problemen. Bij veel van deze kinderen escaleren hun problemen meteen na de overstap naar de middelbare school, waardoor onderpresteren, schoolverzuim en vroegtijdig schoolverlaten op de loer liggen. Er zijn op dit moment geen evidence-based interventieprogramma’s voor leerkrachten van groep 8 en mentoren van middelbare scholen beschikbaar die hen kunnen helpen om deze kinderen preventief goed voor te bereiden op deze schooltransitie. In 2014 heeft een consortium van Rotterdamse kennisinstellingen, onderwijsorganisaties, instellingen voor jeugdhulp en verschillende Mkb-partners een SIA RAAK-Mkb subsidie ontvangen om te werken aan een wetenschappelijk onderbouwde oplossing voor dit urgente maatschappelijke, wetenschappelijke en onderwijskundige vraagstuk. Met behulp van deze subsidie is het eerste prototype van de serious game A.L.I.B.I. ontwikkeld. Dit eerste prototype richt zich op het preventief versterken van de planning- en organisatievaardigheden van kinderen met Autismespectrumproblemen teneinde hun dagelijks functioneren op de middelbare school te verbeteren. Ten aanzien van het aanpakken van sociale communicatieproblemen is er in dit eerste prototype een klein begin gemaakt met de integratie van game elementen en bijbehorende leerdoelen. Met behulp van voorliggende aanvraag beoogt dit Rotterdamse consortium aan prototype twee van A.L.I.B.I. te werken. Doel van dit project is om een bijbehorend dashboard en bijbehorende trainingsmodule voor leerkrachten en mentoren te ontwikkelen, om A.L.I.B.I. data-gestuurd uit te breiden met een module Sociale relaties en om een kleine pilotstudie onder leerkrachten en kinderen te verrichten naar de ervaren gebruikersvriendelijkheid met dit tweede prototype. De trainingsmodule richt zich op het trainen van leerkrachten en mentoren in het speciaal (basis) onderwijs in het geven van gepersonaliseerde feedback aan kinderen met Autismespectrumproblemen op basis van game data. We leren leerkrachten en mentoren specifiek hoe zij op basis van individuele spelgegevens gepersonaliseerde feedback aan kinderen kunnen geven zodat zij daarmee de gedragsstrategieën die de kinderen met behulp van A.L.I.B.I. aanleren in de klas kunnen versterken en bestendigen. Met deze aanpak beoogt het consortium om generalisatie te bewerkstelligen van de geleerde vaardigheden in de game naar het dagelijks leven van kinderen en hiermee hun dagelijks functioneren op school te verbeteren. Met deze doelstelling sluit onze projectaanvraag nauw aan bij de doelstellingen van SIA KIEM 21th century skills. Speciaal ten behoeve van deze doorontwikkeling wordt het bestaande consortium uitgebreid met de Department of Psychology, Education and Child Studies van de Erasmus Universiteit Rotterdam, en specifiek met de staf van Prof. Dr. Pol van Lier. Prof. van Lier beschikt over een omvangrijke dataset, afkomstig uit verschillende wetenschappelijke studies, die sturend gaat zijn bij de inrichting van de werkzame mechanismen van de nieuwe module Sociale relaties, en meer specifiek de vertaling van onderzoeksdata naar game elementen en leerdoelen van de module Sociale relaties. Indien deze aanvraag wordt toegekend, en prototype twee van A.L.I.B.I. op korte termijn ontwikkeld kan worden, zal er een vervolgaanvraag worden ingediend om de effectiviteit grootschalig met behulp van een quasi-experimenteel design te toetsen.
Dit strategische partnerschap is een krachtige transnationale samenwerking tussen internationale hogescholen / universiteiten die opleidingen fysiotherapie aanbieden. De samenwerking is gericht op het innoveren, verbeteren en standaardiseren van pijnwetenschap in de bachelor fysiotherapie curricula.Doel De samenwerking is gericht op het innoveren, verbeteren en standaardiseren van pijnwetenschap in de bachelor fysiotherapie curricula. Resultaten Dit project van 2 jaar zal resulteren in drie intellectuele outputs (IO's) gehuisvest op een open pain education resource (OPER). Looptijd 17 januari 2022 - 16 januari 2024 Aanpak We nemen de volgende stappen: O1: BEHOEFTEANALYSE: pijnwetenschap in de bachelor curricula van partners zullen worden vergeleken met internationale best practices (European Pain Federation) om hiaten in het leren te identificeren. O2: CAPACITEITSBOUW: Partners zullen deelnemen aan twee weken durende 'train de trainer'-scholen om hun kennis / vaardigheden in het curriculum te vergroten, door innovatieve onderwijs- en leerpraktijken te integreren op basis van evidence-based professionele praktijk waarin de nieuwste kennis van pijnwetenschap is verwerkt. O3: AANPAK BEPERKINGEN: Er wordt een dynamische OPER ontwikkeld die geïdentificeerde beperkingen aanpakt om academici te ondersteunen bij het leren van studenten in heel Europa en daarbuiten, op creatieve wijze met behulp van een verscheidenheid aan onderwijs- en beoordelingsmethoden om de leermogelijkheden voor studenten te vergroten (e-learning, probleemoplossing -gebaseerd leren en case studies). Het zal ook de output van IO1 (methodologie van leerplanverbeteringsproces) en IO2 (train-de-trainer programmabronnen) opnemen.