Het schoolvak Lichamelijke Opvoeding (LO) beoogt leerlingen te motiveren voor een actieve leefstijl. Tegelijkertijd worden leerlingen veelal met een cijfer beoordeeld op hun sportieve prestaties. In een promotieproject wordt momenteel onderzocht wat de invloed is van beoordeling bij LO op de motivatie van leerlingen
LINK
Sinds 2014 vindt vanuit Sportplein Groningen het project Sportieve Gezonde School plaats op scholen in de provincie Groningen. Doelstelling is een kwantitatieve en kwalitatieve impuls te geven aan sport en bewegen op deze scholen door het aanbieden van extra lessen bewegingsonderwijs door een vakdocent en ondersteuning bij onder andere het organiseren van pleinspelen. In 2016 namen 12 scholen uit de provincie Groningen deel aan Sportieve gezonde School. Deze rapportage bevat de resultaten van onderzoek naar Sportieve Gezonde School 2016, waarbij de volgende opdracht centraal stond: In kaart brengen wat de effecten van Sportieve Gezonde School 2016 zijn op motivatie tijdens de gymles, motorische ontwikkeling in de gymles en leerlinggedrag op het schoolplein. Daarnaast inventariseren wat de invloed is van Sportplein 2016 op deskundigheidsbevordering van groepsleerkrachten bij het geven van gymlessen. De volgende deelvragen kwamen hierbij aan bod: 1. Wat is het effect van de inzet van de vakleerkracht op ervaren competentie, autonomie en relatie in de gymles, en op motivatie voor de gymles? 2. Wat is het effect van Sportieve Gezonde School op ontwikkeling van motorische vaardigheden van leerlingen? 3. Wat is het verschil in leerlinggedrag en interactie van leerlingen op scholen met en zonder pleinspelen en leidt dit tot minder conflicten op het schoolplein? 4. In hoeverre lukt het om binnen Sportplein 2016 de deskundigheid van groepsleerkrachten voor het geven van gymlessen te vergroten? Bij aanvang van de zestien weken Sportieve Gezonde School een vragenlijst afgenomen onder 252 leerlingen van de deelnemende scholen. Ook na afloop is deze vragenlijst afgenomen. In de vragenlijst werd ingegaan op de ervaren competentie, autonomie en relatie in de gymles, en daaraan gekoppeld aan de motivatie die leerlingen hadden voor de gymles. Ook werd gevraagd naar hun ervaringen met de pleinspelen. Vraag 2 werd beantwoord door middel van een deelonderzoek op één deelnemende school en een controleschool. Hier werd aan de hand van een 0-meting en een 1-meting gekeken naar de vooruitgang op motorische basiscompetenties gedurende de 16 weken waarin Sportieve Gezonde School plaatsvond. Dit met behulp van de OBAK-test. Deelvraag 3 werd beantwoord door een eenmalige meting op twee deelnemende scholen en een controleschool. Het speelgedrag werd aan de hand van de Soplay methode in kaart gebracht, voor onderlinge relaties en mate van samen spelen werd gebruik gemaakt van sociogrammen. Het aantal conflicten werd geobserveerd. Aan de hand van interviews met de schoolcoördinator en groepsleerkrachten werd zicht verkregen op de mate van deskundigheidsbevordering. Uit de resultaten komt naar voren dat leerlingen van de deelnemende scholen erg hoog scoren op ervaren competentie, autonomie en relatie in de gymles en op autonome motivatie. Het lijkt voor deze variabelen niet uit te maken of de gymles gegeven wordt door de vakleerkracht of door de eigen (bevoegde) groepsleerkracht. Hierbij moet worden aangetekend dat op veel scholen de gymlessen al werden gegeven door een groepsleerkracht die bevoegd was om gymlessen te geven. Daarnaast was meer sprake van coaching van de groepsleerkracht door de vakleerkracht, in plaats van het gedurende zestien weken overnemen van lessen. Mogelijk is dit de oorzaak voor de scores. De vakleerkracht lijkt dus niet zozeer het verschil te maken als het gaat om de motivatie voor gym. Dat doet hij wel als het gaat om de inhoudelijke kwaliteit: leerlingen ervaren meer diversiteit in het aanbod tijdens de gymles en geven aan meer te leren van de gymlessen die gegeven worden door de vakleerkracht. Uit het deelonderzoek naar motorische basisvaardigheden lijkt het er bovendien op dat dit leidt tot een snellere motorische ontwikkeling vergeleken met lessen van de groepsleerkracht. Er lijkt op de scholen waar de pleinspelen plaatsvinden iets meer sprake te zijn van groepsrelaties die gerelateerd zijn aan meer samen spelen (bv. de slangrelatie die meerdere groepjes verbindt). De bevraagde leerlingen bevestigen dit beeld echter niet: tijdens pauzes met pleinspelen geven evenveel kinderen aan vaak samen te spelen met andere kinderen (85%) als in pauzes zonder pleinspelen. De deskundigheid van groepsleerkrachten voor het geven van gymlessen is vergroot. Groepsleerkrachten hebben nieuwe ideeën opgedaan en praktische tips gekregen voor de invulling van de gymles. Ook ervaren scholen dat de doelen die zij voor ogen hebben met de gymles (o.a. veelzijdige bewegingsbekwaamheid bevorderen, ontspanning ter afwisseling van het cognitieve) beter behaald worden als gevolg van Sportieve Gezonde School. Op basis van de resultaten wordt een aantal aanbevelingen gedaan: * Het verschil tussen vakleerkracht en groepsleerkracht zit niet op de motivatie van leerlingen voor gym, of op competentie, autonomie en relatie. Wel is een verschil te zien in het effect op ontwikkeling van motorische vaardigheden als de vakleerkracht wordt ingezet. Hierin is dus winst te behalen bij het coachen van de groepsleerkracht. Qua deskundigheidsbevordering kan wellicht nagedacht worden coachen op diversiteit in aanbod, of differentiatiemogelijkheden binnen de lessen. * Selectie van scholen: valt de meeste winst te behalen op scholen waar al groepsleerkrachten met bevoegdheid voor het geven van gym aanwezig zijn? Mogelijk is dit het geval, dan kan de deskundigheidsbevordering wellicht nog beter worden afgestemd op deze doelgroep en kan de nadruk hier nog meer op borging komen te liggen (bv. door terugkomdagen in te plannen of een vraagbaakfunctie in te richten waar leerkrachten terecht kunnen) . Mogelijk is de te behalen winst nog groter op scholen zonder groepsleerkracht met aantekening. Dan speelt echter de vraag of resultaten niet alleen tijdelijk te zien zijn. Het Huis voor de Sport zou zich deze vraag moeten stellen bij het werven en/of selecteren van scholen en doelstelling die de sportcoach mee krijgt op de desbetreffende school. * Pleinspelen: de pleinspelen worden door de scholen enthousiast ontvangen, de reacties van de leerlingen zijn wat wisselend. Effecten op leerling-interactie, speelgedrag en mate waarin leerlingen zelf met de geleerde pleinspelen aan de slag gaan zijn nog wat onduidelijk. Dit is deels te wijten aan de insteek van het onderzoek, maar de vraag rijst ook of de doelstelling van de pleinspelen (per school) duidelijk is. Wat willen de scholen ermee bereiken? En sluit het aanbod hier goed op aan?
uit onderzoek (naar het werpen van een bal) is gebleken dat het geven van een voorbeeld vooraf op video, ondersteund door verbale aanwijzingen, een groter leereffect geeft dan alleen verbale feedback of alleen een videovoorbeeld. Er is echter nog niet of nauwelijks goed onderzoek gedaan naar het leereffect van persoonlijke videofeedback in de gymles. Met andere woorden: verbeteren leerlingen meer als ze zichzelf terugzien op video? Dit artikel beschrijft achtereenvolgens twee onderzoeken die hiernaar zijn uitgevoerd door studenten van Fontys Sporthogeschool.
De Gemeente Groningen stimuleert kinderen binnen de Gemeente Groningen tot een actieve en gezonde leefstijl door middel van het sportieve leefstijlproject, BSLIM. BSLIM vormt de paraplu waaronder interventies en een uitgebreid activiteitenaanbod voor met name basisschoolleerlingen i.s.m. scholen, kennisinstellingen en andere organisaties wordt vormgegeven. Met BSLIM wil de Gemeente Groningen kinderen de mogelijkheid bieden hun sportieve talenten te ontdekken en ontwikkelen. De gemeente heeft daarbij als primair doel de structurele sportdeelname van alle kinderen positief te beïnvloeden. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar kinderen die (nog) niet structureel sporten en naar de mogelijke talenten. Een goede bewegingsvaardigheid, passend sport(ief)gedrag en plezierige bewegingservaringen zijn van grote invloed op de mate waarin kinderen nu en later structureel deelnemen aan sport en voldoende blijven bewegen. De gemeente Groningen stimuleert daarom samen met schoolbesturen de ontwikkeling van een goede bewegingsvaardigheid van kinderen middels kwalitatief hoogwaardig bewegingsonderwijs door brede vakdocenten in de BSLIM-wijken.Onderzoeksthema’s 1. BewegingsonderwijsDe kwaliteit van het bewegingsonderwijs in de Bslim wijken wordt onderzocht.a. Het Leerlingvolgsysteem (LVS) dat in 2015-2016 is geïmplementeerd wordt gebruikt om de vaardigheid van leerlingen in de Bslim wijken in kaart te brengen en waar mogelijk te vergelijken met landelijke normenb. Effectiviteit van interventies gericht op de vaardigheid, de beleving en/of het gedrag van leerlingen, waarbij met name oog is voor de (uit zichzelf) minder actieve leerlingenc. Effectiviteit van interventies die gebruik maken van expliciet en impliciet leren binnen bewegingsonderwijs en/of MRT-praktijken2. Tussen gymzaal en sportvereniginga. Monitoring sportdeelname en motieven om wel/niet te sporten en bewegen + analyse van trends en ontwikkelingen in de sportdeelname in de onderzoekswijken. Hierbij wordt een ruim pallet in acht genomen: Van bewegingsonderwijs tot buiten spelen, en van Bslim- en Schoolsportclub activiteiten tot sportdeelnameb. Onderzoek naar de effectiviteit van interventies gericht op actieve pauzes, waarbij met name oog is voor de (uit zichzelf) minder actieve leerlingen c. Onderzoek naar de effectiviteit van interventies gericht op het voor- tussen en naschools aanbod mbt leefstijl en belevingd. Onderzoek naar de effectiviteit van Bslim activiteiten en Schoolsportclub op de sportbelevinge. Uitvoeren van een Pilot mbt de stimulatie van de motivatie voor bewegen van vmbo leerlingen binnen en buiten de gymles3. Structurele sportdeelnamea. Effectiviteit van een interventie gericht op trainers om motivatie van kinderen te stimuleren en daarmee uitval te beperken b. Ontwikkelen en uitvoeren van een toolkit waarmee de koppeling tussen kind en sport optimaal gemaakt wordt en mogelijke talenten geïdentificeerd worden
Aanleiding Kinderen in het basisonderwijs bewegen van huis uit te weinig. Goed bewegingsonderwijs leidt tot verbeterde motoriek, waardoor kinderen meer plezier in bewegen hebben en dus ook meer gaan bewegen. Dat leidt weer tot een kleinere kans op overgewicht en het verbetert de gezondheid. Scholen hebben de taak vroegtijdig passende zorg te organiseren als de gezonde ontwikkeling stokt. Dit gebeurt nu nog onvoldoende. Gymleraren kunnen een rol spelen bij het signaleren van problemen op het gebied van motorische ontwikkeling en (over)gewicht. Zij hebben dan wel kennis, vaardigheid en de juiste instrumenten nodig. Doelstelling De centrale doelstelling van dit project is de huidige en toekomstige gymleraren beter uit te rusten om de motorische ontwikkeling van kinderen te verbeteren en bij achterblijvende motorische ontwikkeling adequaat te kunnen doorverwijzen. De deelnemers aan het project onderzoeken of de zogenoemde 4Ssen-scan een geschikt instrument zou kunnen zijn om de grove motoriek van kinderen te meten. Daartoe zullen ze de betrouwbaarheid en validiteit van de scan bepalen. Voor de gymleraren stellen ze een meetprotocol op om met een meetinstrument tijdens de gymles een scan te maken. Daarnaast zullen ze in samenwerking met de jeugdgezondheidszorg (JGZ) een zorgprotocol opstellen, waarin ze de zorgketen en zorgpaden beschrijven. Dit alles zal leiden tot verdere professionalisering van gymleraren, zodat zij beter in staat zijn kinderen beter te leren bewegen, en samen te werken met de JGZ en andere professionals in de zorgketen. Beoogde resultaten De concrete resultaten van het onderzoek zijn een zorgprotocol met een beschrijving van de zorgketen en zorgpaden, en een meetprotocol met meetinstrument dat geschikt is voor een scan tijdens de gymles. Om de opgedane kennis te verspreiden publiceren de deelnemers aan het project wetenschappelijke artikelen in internationale peer-reviewed tijdschriften. Een Nederlandse vertaling zal worden aangeboden aan de Nederlandse vakbladen voor gymleraren. Verder wordt de kennis verspreid via presentaties op congressen en via de websites van deelnemende organisaties.
Van alle leeftijdscategorieën zitten jongeren, met gemiddeld 10,6 uur per dag, het meest. Een groot deel daarvan zitten ze - letterlijk- op school. Leerlingen willen graag meer bewegen tijdens de schooldag, maar zien weinig aanleiding daarvoor. Docenten geven aan daar weinig ruimte voor te hebben in de les. Tijdens de COVID-19 lockdown is veel ervaring opgedaan met beweegchallenges vanuit de gymles op afstand. Binnen dit project gaan docenten, leerlingen en een app-ontwikkelaar samen de mogelijkheden verkennen om de ervaringen met beweegchallenges in te zetten voor het dynamischer maken van de schooldag ondersteund door digitale technologie. Tijdens een dynamische schooldag wordt langdurig zittend leren, regelmatig onderbroken voor een bewegingstussendoortje. Omdat het voor het slagen van een (gezondheids)interventie belangrijk is om de doelgroep mee te nemen in het ontwikkelproces, zal binnen dit project een participatieve aanpak worden gebruikt. Afzonderlijk van elkaar zullen LO-docenten en leerlingen input leveren op randvoorwaarden waaraan een interventie ondersteund door digitale technologie en gericht op een dynamischere schooldag volgens hen aan moet voldoen. De app-ontwikkelaar is expert op het gebied van digitale technologie en zal mee denken over de haalbaarheid van de de geschetste randvoorwaarden. Vervolgens maken docenten, leerlingen en de app-ontwikkelaar samen een selectie van een breed gedragen set van randvoorwaarden. Aan dit project werken voortgezet onderwijs scholen mee uit zowel Amsterdam als Groningen.