In dit artikel wordt het concerpt 'participatiestructuur' geïntroduceerd en als een relevant concept voor de beschrijving van de variatie in manieren waarop gesprekken in de klas gevoerd worden, nader toegelicht. Tevens wordt duidelijk gemaakt hoe de keus voor bepaalde participatiestructuren, die zichtbaar zijn in het gehanteerde taalgebruik van leerkrachten en leerlingen, leerlingen op een bepaald type toekomstige samenleving oriënteren. In dat verband wordt ervoor gepleit om dialogische participatiestructuren en discussie-structuren, die ruimte en rechten voor leerlingen impliceren, te bevorderen in de klas en in lerarenopleidingen.
DOCUMENT
Hoofdstuk 6 in Hoe de bal blijft rollen. Naar meer vitaliteit van voetbalverenigingen. In de vorige hoofdstukken hebben we het begrip vitaliteit uitgewerkt aan de hand van de aspecten missie/identiteit, verenigingsklimaat en vrijwilligers. In dit hoofdstuk gaan we in op de communicatie in clubs. Hoe is het daarmee gesteld en wat betekent dat voor de vitaliteit van verenigingen? Eerst zetten we de doelrationele benadering van communicatie uiteen, een benadering die het denken over communicatie nogal eens bepaalt. Dan toetsen we deze benadering in de praktijk en laten we de leden van de tien Utrechtse verenigingen aan het woord: hoe kijken zij aan tegen de communicatie in hun clubs? Wat valt op en wat kan beter? In de laatste paragraaf trekken we de belangrijkste conclusies en formuleren we aanbevelingen.
DOCUMENT
In deze bundel vertellen studenten van de MLI en MLE wat de master hen gebracht heeft, wat ze daarmee betekend hebben voor de school of het bestuur. Ook wordt de nieuwe master Leiderschap en Innovatie Kind en Educatie (MLIKE) gepresenteerd, die zich richt op nieuw leiderschap in het interprofessionele veld van het domein kind en educatie
DOCUMENT
In twee jaar tijd hebben wij een enerverend en leerzaam onderzoek- en ontwikkeltraject met tien Utrechtse voetbalverenigingen en een aantal andere organisaties doorlopen. Wij hebben ons gezamenlijk over de vraag gebogen hoe voetbalverenigingen vital kunnen blijven. En in die mate vitaal, dat ze adequaat op ontwikkelingen in en buiten de club kunnen inspelen. Gangbaar onderzoek richt zich meestal op de vraag of een vereniging vitaal is; wij hebben onderzocht hoe een voetbalclub vitaal kan worden en kan blijven.
DOCUMENT
Hoofdstuk 7 in Hoe de bal blijft rollen. Naar meer vitaliteit van voetbalverenigingen. Over Nederlandse sportverenigingen bestaan twee verhalen. Het eerste verhaal gaat over de kracht van het verenigingsleven. Er is bijna geen land met zo veel sportclubs als Nederland. Ook het aantal vrijwilligers in de sport behoort tot het hoogste in de wereld. Elke week zijn er duizenden wedstrijden, toertochten en overige evenementen. Wie ze bezoekt, kent het plezier en de passie van de deelnemers. Het tweede verhaal gaat over de teloorgang van de vereniging. Het aantal vrijwilligers mag dan hoog zijn, toch hebben veel clubs last van een tekort aan vrijwilligers. De betrokkenheid van de vrijwilligers is bovendien losser en vrijblijvender geworden. Agressie in de sport is weliswaar niet nieuw, maar mensen hebben wel het idee dat deze toeneemt. Tot slot hebben verenigingen door de gemeentelijke bezuinigingen vaker moeite het hoofd boven water te houden.
DOCUMENT
Hoofdstuk 4 in Hoe de bal blijft rollen. Naar meer vitaliteit van voetbalverenigingen Dit hoofdstuk gaat over het verenigingsklimaat en de processen die zich er kunnen afspelen. Zonder goed verenigingsklimaat is het niet alleen onprettig voetballen, maar is het ook lastig leden en vrijwilligers te vinden en te binden aan de club. Zonder positief verenigingsklimaat zullen sponsoren en lokale overheden niet in de club willen investeren. Het verenigingsklimaat is voor clubs dus van vitaal belang. Toch zijn er de afgelopen jaren op de Nederlandse voetbalvelden de nodige incidenten geweest, met als dieptepunt de gewelddadige dood van grensrechter Richard Nieuwenhuizen. In 2010 stelde de KNVB dat de verruwing van het voetbal “de grootste bedreiging” is van de sport (NRC Handelsblad, 4 december 2010). Janssens (2012a; 2012b) geeft aan dat er al ruim een decennium over het thema wordt gepraat zonder noemenswaardige progressie (vgl. Van Kalmthout 2012).
DOCUMENT
Hoofdstuk1 in Hoe de bal blijft rollen. Naar meer vitaliteit van voetbalverenigingen. Ruim een miljoen Nederlanders is lid van een voetbalvereniging, verdeeld over meer dan drieduizend voetbalverenigingen. Die voetbalverenigingen bestaan vaak al decennialang; ze gedijen bij jonge aanwas en gedreven veteranen. Denk aan de openingswoorden van de voetbalklassieker All Stars (1997): “Gewond in het natte gras liggen, terwijl je vrienden voor de eer van het team strijden, is het hoogst denkbare geluk. Zeven waren we, toen we begonnen bij de F-jes.” Clubliefde kan groot zijn. Het beeld van bloeiende clubs die, ongeacht de omstandigheden, eindeloos lijken te kunnen rekenen op draagvlak, draagkracht en betrokkenheid van de leden overheerst dan ook. Maar klopt dat beeld wel?
DOCUMENT
Hoofdstuk 2 in Hoe de bal blijft rollen. Naar meer vitaliteit van voetbalverenigingen. Het begrip vitaliteit klinkt bekend. Iedereen knikt als het wordt gebruikt. Maar wat wordt ermee bedoeld? En hoe kan inzicht in dit thema verenigingen ondersteunen bij het verbeteren van hun functioneren? Deze vragen staan in dit hoofdstuk centraal. We zetten eerst uiteen dat het voor sportverenigingen die willen werken aan hun vitaliteit van belang is een omslag in denken te maken van vitaliteit als begrip naar vitalisering als proces. Vervolgens onderzoeken we welke factoren van belang zijn bij dat proces van vitalisering. Deze factoren bieden verenigingen handvatten om mee aan de slag te gaan.
DOCUMENT
Identiteit is 'in' en complex. Kan de professionele bestuurder als spil van identiteit fungeren? Hoe operationaliseren zij het begrip identiteit? Dit sensibiliserend, kwalitatief onderzoek heeft als centrale vraag: Wat denken bestuurders van het onderwerp identiteit en hoe operationaliseren zij 'identiteit'? Bestuurders van basisscholen zijn wel in staat een aantal aspecten van identiteit te beschrijven, maar zij zijn - door onvoldoende kennis over het begrip identiteit - niet in staat om het goed te operationaliseren. Het hanteren van (kern)doelen en competenties rond identiteit zou meer aandacht moeten krijgen in de praktijk en opleiding.
DOCUMENT
Hoofdstuk 10 in Moresprudentie in de praktijk. In dit hoofdstuk maakt Ed de Jonge een onderscheid tussen de professionele identiteit van enerzijds beroepsbeoefenaren en anderzijds beroepen. Hij betoogt dat de professionele identiteit van beroepen primair is gelegen in het realiseren van humanitaire waarden. Voor de professionele identiteit van beroepsbeoefenaren betekent dit dat zij ethiekwerk dienen te verrichten, en als onderdeel daarvan identiteitswerk. Voorbeelden van zulke werkzaamheden kunnen worden ontleend aan de casus waarmee het hoofdstuk opent.
DOCUMENT