Depression is a highly prevalent and seriously impairing disorder. Evidence suggests that music therapy can decrease depression, though the music therapy that is offered is often not clearly described in studies. The purpose of this study was to develop an improvisational music therapy intervention based on insights from theory, evidence and clinical practice for young adults with depressive symptoms. The Intervention Mapping method was used and resulted in (1) a model to explain how emotion dysregulation may affect depressive symptoms using the Component Process Model (CPM) as a theoretical framework; (2) a model to clarify as to how improvisational music therapy may change depressive symptoms using synchronisation and emotional resonance; (3) a prototype Emotion-regulating Improvisational Music Therapy for Preventing Depressive symptoms (EIMT-PD); (4) a ten-session improvisational music therapy manual aimed at improving emotion regulation and reducing depressive symptoms; (5) a program implementation plan; and (6) a summary of a multiple baseline study protocol to evaluate the effectiveness and principles of EIMT-PD. EIMT-PD, using synchronisation and emotional resonance may be a promising music therapy to improve emotion regulation and, in line with our expectations, reduce depressive symptoms. More research is needed to assess its effectiveness and principles.
DOCUMENT
Objective: Self-management is a core theme within chronic care and several evidence-based interventions (EBIs) exist to promote self-management ability. However, these interventions cannot be adapted in a mere copy-paste manner. The current study describes and demonstrates a planned approach in adapting EBI’s in order to promote self-management in community-dwelling people with chronic conditions. Methods: We used Intervention Mapping (IM) to increase the intervention’s fit with a new context. IM helps researchers to take decisions about whether and what to adapt, while maintaining the working ingredients of existing EBI’s. Results: We present a case study in which we used IM to adapt EBI’s to the Flemish primary care context to promote self-management in people with one or more chronic disease. We present the reader with a contextual analysis, intervention aims, and content, sequence and scope of the resulting intervention. Conclusion: IM provides an excellent framework in providing detailed guidance on intervention adaption to a new context, while preserving the essential working ingredients of EBI’s. Practice Implications: The case study is exemplary for public health researchers and practitioners as a planned approach to seek and find EBI’s, and to make adaptations.
DOCUMENT
The potential impact of urban (re)development on the well-being of residents has been recognized in literature (Butcher & Dickens, 2016; Brummet and Reed, 2019), underscoring the need to critically examine one’s approach to studying the so called ‘urban peripheries’. This paper proposes the practice of mapping alternative city imaginaries, together with local partners, to promote inclusive and 'a more diverse and sustainable perspective on [city] prosperity' (Arbonés Aran, Petkova and Moodey, 2023).We present a case study of the living lab ‘Cities and Visitors’ (Amsterdam School of International Business) based in Amsterdam Southeast (Zuidoost). The study employs a mixed methods to capture and map 'alternative imaginaries' of 'urban peripheries' together with local partners, students, and inter-city collaborators. As urban developments continue to comply with technocratic systems and strategies (Pries, 2022), it becomes important to deepen our understanding, engagement, exploration, and preservation of city spaces, particularly in the so called urban ‘peripheries’ that are often subjected to the dynamics of de/reconstruction and rejuvenation brought by external actors.The paper also advocates for a reflective and ethical research methodology, as the participants engage in thoughtful and (self) reflective research practices. We see this as an intervention in the business curriculum, often criticized for producing 'neoliberal agents' (Orta, 2019), whereas students must also cultivate competences in 'sustainability' (UNESCO 2014, 2017). Embracing the perspectives of affect (Thrift, 2008) and standpoint theory (Harding, 2008), as well as critical counter-mapping with digital methods (Rogers, 2013), we intend to nurture the emotional intelligence and literacy in students, facilitating transformative pedagogies (Mezirov 1990; Maiese 2017).
DOCUMENT
Chronische gewrichtsaandoeningen zijn veelvoorkomende aandoeningen waarmee patiënten bij de fysiotherapeut of oefentherapeut komen. Aandoeningen zoals artrose en reuma veroorzaken problemen in het dagelijks functioneren vanwege pijn en verminderde mobiliteit. Genezing is vaak niet mogelijk, maar het bevorderen van zelfmanagement kan verergering voorkomen. Oefentherapeuten en fysiotherapeuten spelen een centrale rol in het ondersteunen van zelfmanagement bij patiënten met gewrichtsaandoeningen. De inzet van online toepassingen, waaronder mobiele applicaties, en online platforms, die gericht zijn op het bevorderen van zelfmanagement (in dit voorstel gedefinieerd als Behavioral Intervention Technologies: BITs) kunnen patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen ondersteunen. Echter, voor veel professionals is het onduidelijk hoe BITs kunnen worden ingezet om zelfmanagement te vergroten en hoe dit gecombineerd kan worden met fysieke begeleiding. Daarom onderzoeken we in dit tweejarige project de manier waarop oefen- en fysiotherapeuten coaching op zelfmanagement via BITs kunnen vormgeven. In werkpakket 1 brengen we met een review, observaties en een concept mapping in kaart welke elementen en randvoorwaarden van BITs belangrijk zijn voor het bevorderen van zelfmanagement. Zodra we inzicht hebben in deze elementen en randvoorwaarden wordt in co-creatie met stakeholders toegewerkt naar beroepsrollen en beroepscompetenties die voorwaardelijk zijn voor het gebruik van BITs. Met de input van deze onderzoeksactiviteiten ontwikkelen we samen met de doelgroep de AmSOS methodiek die professionals helpt bij het gebruik van BITs om zelfmanagement te bevorderen bij patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen (WP2). Om te bepalen in hoeverre de methodiek bruikbaar is in de praktijk wordt in WP3 een haalbaarheidsstudie opgezet waarbij 25 eerstelijnsfysio- en/of oefentherapiepraktijken de AmSOS methodiek gaan gebruiken in de behandeling van patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen. Omdat gewrichtsaandoeningen een substantieel onderdeel zijn van de curricula, maar tegelijkertijd weinig aandacht wordt besteed aan technologie en zelfmanagement, ontwikkelen we in WP4 een onderwijsmodule voor scholing van studenten en praktiserende oefen- en fysiotherapeuten.
Nederland kent 75.000 tot 116.000 gezinnen met meervoudige en complexe problemen (GMCP). Deze problemen verslechteren de kwaliteit van leven van ouders en kinderen, vergroten de kans op uithuisplaatsing van kinderen en psychische problemen van kinderen in de volwassenheid. De jaarlijkse maatschappelijke kosten bedragen circa 10 miljard euro. De behandelnoodzaak is daarom groot. In GMCP staat de gezinsdynamiek onder druk. Ouders ervaren intense opvoedstress wat de ouder-kindinteractie negatief beïnvloedt en leidt tot hechtings- en gedragsproblemen bij kinderen. Bevordering van intrapersoonlijke empowerment van ouders kan opvoedstress verminderen, samen met het streven naar ‘goed genoeg ouderschap’, de opvoedstrategieën ‘vertragen’ en ’verdragen’ en versterking van het sociaal netwerk. Huidige gezinsgerichte interventies in de kinder- en jeugdzorg zijn niet altijd passend als intense opvoedstress samengaat met trauma, persoonlijkheidsproblematiek, angst, depressie én als ouders emotionele geremdheid of beperkte taalvaardigheid hebben. Dit vermindert de effectiviteit en duurzaamheid van de behandeling. Vaktherapie (beeldende, dans-, drama-, muziek-, psychomotorische therapie en speltherapie) is ervaringsgericht en sluit daardoor mogelijk beter aan. Vaktherapie vermindert stress en verbetert emotieregulatie en waargenomen zelfeffectiviteit. Vaktherapie is echter nog meer gericht op persoonlijke problemen van ouders dan op uitdagingen in het ouderschap en sluit nog onvoldoende aan bij de gezinsdynamiek van GCMP en geboden hulp. Vaktherapeuten en gezinsbegeleiders vragen om de ontwikkeling van vaktherapeutische gezinsinterventies om opvoedstress van ouders van GMCP te verminderen. In het ‘Bouwen in Vertrouwen’ project wordt een gezinsgerichte vaktherapeutische behandelmodule ontwikkeld en geëvalueerd gericht op het verminderen van opvoedstress in GMCP. Dit gebeurt in een leernetwerk van zorgprofessionals, praktijkonderzoekers, docenten en studenten. Het leernetwerk gebruikt daarbij een systematische aanpak voor interventieontwerp (Intervention Mapping) en state-of-the-art technologieën (Key Enabling Methodologies) die ondersteunen bij het ontwikkelen en structureren van de behandelmodule. De ontwikkelde behandelmodule wordt vervolgens met een multiple-baseline studie op effectiviteit onderzocht en, middels het leernetwerk, duurzaam geïmplementeerd.
MKB-fysiotherapeuten brengen tijdens het eerste consult de cliënt in kaart en bouwen een relatie op met de cliënt. Voor mensen met een chronische aandoening is deze cliënt-therapeut relatie belangrijk omdat deze voorspellend is voor therapietrouw, het effect van de behandeling en, op de langere duur, de gezondheid van de cliënt en therapeut. Cliënten met chronische klachten vinden het lastig de eigen gedachten over klachten over te brengen aan de therapeut. Als de cliënt daarnaast ook moeite heeft met het begrijpen van de vragen en informatie van de therapeut kan dat leiden tot het gevoel niet begrepen te worden. Als bovendien de therapeut deze beperkte gezondheidsvaardigheden niet herkent kan dit leiden tot een onvolledig biopsychosociaal beeld van de cliënt, onvrede over de communicatie en keuze van de behandeling. MKB-fysiotherapeuten geven aan beperkte gezondheidsvaardigheden tijdens de eerste ontmoeting niet te herkennen en missen communicatiestrategieën en middelen ter verbetering van de communicatie. Bekende communicatiestrategieën en middelen zijn vooral onderzocht in de medische setting en niet direct toepas-baar in de fysiotherapeutische context. MKB-fysiotherapeuten vragen dan ook hulp bij het ontwikkelen van nieuwe- en door ontwikkelen van bestaande communicatiestrategieën en middelen specifiek voor de fysiotherapeutische context ter ondersteuning van de communicatie bij cliënten met een chronische aandoening en beperkte gezondheidsvaardigheden. Dit onderzoek volgt de stappen van intervention mapping vanuit de unieke fysiotherapeutische situatie met een vaste kerngroep MKB-fysiotherapeuten, cliënten met een chronische aandoening en beperkte gezondheidsvaardigheden, docent-onderzoekers en designers. Er is behoefte aan patiëntgerichte com-municatiestrategieën en middelen met als doel deze te evalueren en te implementeren(stap 1-2), Tijdens de ontwerpfase zullen bestaande communicatiestrategieën en middelen worden aangepast voor de fysio-therapeutische context en eventueel nieuwe strategieën en middelen ontwikkeld worden in 3 design-cycli(stap 3-5). Implementatie vindt plaats binnen onderwijs en MKB-fysiotherapeuten waarbij de haalbaarheid wordt geëvalueerd middels een feasibility study(stap 6).