De wereld verandert in een razend tempo. Technologische ontwikkelingen hebben een grote impact op mens en maatschappij. Het verandert niet alleen onze manier van werken maar ook onze manier van leven. Steeds meer disciplines hanteren technologie als basis om in een professionele omgeving het werk kwalitatief beter, sneller en effi ciënter uit te voeren. Digitalisering, globalisering en informatisering maakt het mogelijk om plaats- en tijdonafhankelijk te studeren en te werken. Fontys Hogescholen speelt hier op in door tal van initiatieven te ondersteunen die gericht zijn op het volgen van deze en opkomende trends rondom technologische ontwikkelingen en de impact voor het onderwijs. Met het Fontys Objexlab zetten we deze beweging door. Opkomende technologieën zoals 3D printing en Robotica maken we graag toegankelijk voor collega’s. Andere instituten kunnen hiervan gebruik maken zodat zij hun onderwijs nog aantrekkelijker en actueler kunnen maken. In het najaar van 2014 zijn we gestart met het samenbrengen van collega’s van verschillende instituten en opleidingen om enerzijds deze nieuwe technologieen te leren en te ervaren, om daarna een stap te maken in het initiëren van ideeën en plannen om met deze kennis en vaardigheden onderwijsvernieuwing gezamenlijk vorm- en inhoud te geven.
MULTIFILE
Dutch universities of applied sciences (UASs) had been teaching-only institutes since their legal origin in 1960. The development of higher education (HE) in Europe in the past twenty years requires UASs to embody and become hybrid organ-isations where education and research are integrated. Ever-changing, complex society needs professionals with overarching skills, such as critical, analytical and reflective ones. The Dutch government has framed this as a generic need for research abilities in all higher education students, in addition to framing research as a pedagogy for the development of skills. The new millennium brought Dutch UASs national funding for research and the appointment of lectoren (research professors). In 2015, the Amsterdam University of Applied Sciences (AUAS) board substantiated this national incentive in a renewed university-wide strategy to integrate research in all educational programmes. The AUAS strategic programme ‘Research into Education’ (Dutch: Onderzoek in Onderwijs; OiO) was designed to assist in the implementation of this aim. Educational managers and lecturers were positioned as the central actors in manifesting the intended changes. Five projects were framed, spanning from hands-on, tailor-made assistance of teaching staff to the creation of national and international networks. The aims and mechanisms for change of these projects as well as their results are presented in this chapter.Although AUAS was successful in realizing a broad desire to integrate education and research, monitoring and evaluation of the process shows how little we collectively know about functional connections between research and education, especially in applied higher education. A future strategic programme needs to bring about profes-sional enhancement at all levels to maintain the already-realised awareness and desire and take the process further to effect ability, knowledge, and reinforcement (Hiatt, 2018). It is a work in progress, yet hands-on university development can become empirically founded practice by smart and precise choices and design.
In: ‘Onderzoekend op weg’, een essaybundel over opdrachten voor de toekomst, geschreven door de lectoren van De Haagse Hogeschool t.g.v. het afscheid van Rob Brons als collegevoorzitter, januari 2014 In dit essay worden nieuwe ontwikkelingen in de sector van de gebouwde omgeving beschreven. Door de crisis zagen bedrijven zich genoodzaakt te innoveren teneinde te overleven. In deze bijdrage worden de strategieën die zij daartoe gevolgd hebben, in vogelvlucht beschreven. Vervolgens wordt gekeken naar de consequenties van de veranderingen in de sector voor het onderwijs en het onderzoek aan de hogeschool. Deze bijdrage is gebaseerd op onderzoek zoals beschreven in het boek Samen Sneller Slimmer en maakt ter illustratie gebruik van aldaar weergegeven interviews.
Nederland streeft naar een verduurzaming van het energiesysteem. In 2020 moet 14% van onze energie duurzaam opgewekt zijn, waarbij de zon, naast wind, als belangrijkste duurzame energiebron gezien wordt. Systemen voor geconcentreerde zonne-energie kunnen worden ingezet voor het opwekken van elektrische en/of thermische energie. Grootschalige systemen (multi-MW) met spiegels worden reeds toegepast in zonnevelden. Het HAN Lectoraat Duurzame Energie werkt al enige jaren aan innovatieve systemen met lenzen waarbij naast het concentreren van direct licht het overblijvende diffuse licht beschikbaar is voor verlichting van de onderliggende ruimte. We willen de in eerdere projecten opgedane kennis en ervaring nu inzetten in een nieuw project, waarin we streven van prototype naar toepassing te komen. De bedrijven zijn benaderd over de nog openstaande vragen. Hieruit is een nieuwe onderzoeksvraag gevormd: Hoe kan voor systemen van geconcentreerde zonne-energie voor toepassingen in glastuinbouw en gebouwde omgevingen voor de productie van zowel elektriciteit als warmte, de energie-opbrengst verhoogd worden door een optimaler gebruik van de lichtinval en met een compacter en duurzamer systeem? In dit project, CONSOLE (acroniem voor CONcentrated SOLar Energy), gaan we werken aan het optimaliseren van de bestaande systemen en het ontwerpen van verbeterde (hybride) systemen voor het opwekken van warmte en elektriciteit in kassen en gebouwde omgeving. We gebruiken hiervoor zowel modellering als meten en testen en komen vanuit een inventarisatie tot een pakket van eisen wat uiteindelijk tot verbeterde prototypes leidt die geschikt zijn voor commerciële toepassing. We doen dit vanuit een nauwe samenwerking met 12 MKB’s, een branche-organisatie en een Centre of Expertise. Daarnaast is er een directe koppeling met het onderwijs, door de betrokkenheid van docent-onderzoekers en studenten in semesterprojecten, stages en afstudeerprojecten.
Verbeterprogramma’s, zoals Lean en Six Sigma, worden veelal succesvol ingezet om bedrijfsprocessen te verbeteren en verspillingen te elimineren. Succesverhalen tonen aan dat verbeterprogramma’s kunnen leiden tot betere resultaten voor people, planet en profit. Naarmate de bedrijfsvoering globaliseert wordt het echter moeilijker voor bedrijven om met een uniforme toepassing van verbeterprogramma’s in verschillende landen dezelfde successen te behalen. Volgens de theorie zijn cultuurverschillen een oorzaak van dit probleem. Onderzoek naar succes- en faalfactoren van verbeterprogramma’s binnen een cultuur of land heeft bijvoorbeeld aangetoond dat leiderschap en organisatiecultuur van grote invloed zijn op het succes van verbeterprogramma’s. Juist leiderschap en organisatiecultuur zijn gevoelig voor cultuurverschillen en kunnen, zonder rekening te houden met de context, niet automatisch worden ingezet als succesfactoren bij uniforme toepassing van verbeterprogramma’s door internationale bedrijven. Van meerdere geïdentificeerde succesfactoren is onbekend of ze ook succesvol zijn in andere culturen. De onderzoeksvraag is afgeleid van wetenschappelijke én praktijkbevindingen en is geformuleerd als: Wat is de invloed van cultuurverschillen op factoren die zorgen voor succesvolle toepassing van verbeterprogramma's in organisaties in een internationale context? Meerdere organisaties, waaronder Heineken Business Process Management Office, hebben aangegeven te willen participeren in een praktijkgericht onderzoek dat de betekenis van cultuurverschillen voor uniforme toepassing van verbeterprogramma’s inzichtelijk maakt. Het onderzoek wordt uitgevoerd door Alinda Kokkinou, docent van de opleiding International Business, academie Avans School of International Studies (ASIS) en onderzoeker verbonden aan het lectoraat Improving Business, onderdeel van het Expertisecentrum Sustainable Business (ESB). Het onderzoek is vanwege de internationale dimensie verdiepend voor het lectoraat. Het verrijkt het onderwijs door beter inzicht te geven in de internationale competenties die studenten in hun toekomstige loopbaan nodig zullen hebben. Het voorziet in de behoefte van meerdere opleidingen binnen Avans (o.a. Bedrijfseconomie, Bedrijfskunde, en Technische Bedrijfskunde), die bezig zijn met curriculum vernieuwing en waarin continu verbeteren en internationalisering centraal staan.
Dit projectvoorstel is gericht op het samen met lokale coöperaties ontwikkelen van innovatieve energiediensten, onder meer om problemen als netcongestie het hoofd te bieden. Deze energiediensten bieden lokale coöperaties kansen om economisch renderende taken op te pakken. Bovendien worden de mogelijkheden voor regionale energiediensten onderzocht. Met regionale samenwerking kunnen lokale coöperaties worden ondersteund, kennis van netbeheer verworven worden en gezamenlijk zijn lokale coöperaties een effectieve gesprekspartner voor netbeheerders. Het project kent een vijftal werkpakketten, die ieder een specifiek onderwerp bestrijken. In werkpakket 1 wordt samen met lokale energiecoöperaties gewerkt aan het verkennen van de behoeften aan en mogelijkheden van lokale energiediensten. Hoe kunnen coöperaties zinvol gebruik maken van de (vernieuwde en oude) Experimentenregeling? In werkpakket 2 wordt onderzocht welke mogelijkheden er zijn om op regionaal niveau coöperatieve energiediensten te leveren, zoals flexibiliteitsdiensten, energieopslag en vraagzijdesturing. In werkpakket 3 wordt in kaart gebracht welke mogelijkheden blockchain-achtige oplossingen bieden voor onderlinge levering van energie door prosumers en lokale energiecoöperaties. Werkpakket 4 onderzoekt de juridische aspecten van onder meer het EU-Clean Energy Package en de Experimentenregeling in relatie met lokale duurzame energie. Op basis daarvan wordt een ‘juridische routekaart’ ontwikkeld die coöperaties zal helpen om de juridische routes van louter opwek naar een actievere rol in het energiesysteem te verkennen. Werkpakket 5 tenslotte is gericht op coördinatie van het project en verspreiding van de resultaten in de vorm van netwerkbijeenkomsten, een nieuwsbrief en artikelen. Het project sluit nauw aan bij verschillende onderwijsmodules van de Hanzehogeschool, zoals de Innovatiewerkplaats (IWP) Energy Markets van Entrance en de Master Energy For Society.