Inleiding:De online leefwereld speelt in toenemende mate een centrale rol in het leven en de ontwikkeling van jongeren. De online leefwereld biedt jongeren veel mogelijkheden om bijvoorbeeld hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen, andere jongeren te ontmoeten en vriendschappen op te bouwen, te experimenteren met verschillende aspecten van hun identiteit, nieuwe vaardigheden aan te leren en ondersteuning voor hun vragen en problemen makkelijker te zoeken en te vinden. Niet alle jongeren profiteren van deze mogelijkheden. Sommige jongeren ervaren ook de negatieve kanten van de online leefwereld (zoals cyberpesten, grooming, exposing, uitsluiting, etc.), zijn betrokken bij online fraude en cybercrime, hebben moeite bij bepaalde stappen in hun ontwikkeling en vertonen risicogedrag in de online leefwereld. Vooral deze jongeren hebben ondersteuning nodig in de online leefwereld. Maar wie moet dat doen en hoe kun je precies jongeren in deze omgeving ondersteunen? Terwijl scholen en ouders vaak achter de feiten aan hollen en nauwelijks toegang hebben tot de online leefwereld van jongeren, werken jongerenwerkers al een aantal jaar intensiever in die leefwereld.
De HvA zou moeten inzetten op krimp van studentenaantallen, maar andere gebieden dan een groei moeten streven, vindt August Hans den Boef. De auteur beschrijft hoe hij in de jaren 70 de hogeschool heeft zien veranderen, de gebouwen verhuisden naar de periferie van de stad. Studenten werden klanten. Door groei in kwaliteit en aantal studenten moesten de hogescholen aan kwaliteit inboeten. De auteur beschrijft vervolgens waar de hogeschool zich wel op zou moeten richten.
Purpose: Collaborative deliberation comprises personal engagement, recognition of alternative actions, comparative learning, preference elicitation, and preference integration. Collaborative deliberation may be improved by assisting preference elicitation during shared decision-making. This study proposes a framework for preference elicitation to facilitate collaborative deliberation in long-term care consultations. Methods: First, a literature overview was conducted comprising current models for the elicitation of preferences in health and social care settings. The models were reviewed and compared. Second, qualitative research was applied to explore those issues that matter most to clients in long-term care. Data were collected from clients in long-term care, comprising 16 interviews, 3 focus groups, 79 client records, and 200 online client reports. The qualitative analysis followed a deductive approach. The results of the literature overview and qualitative research were combined. Results: Based on the literature overview, five overarching domains of preferences were described: “Health”, “Daily life”, “Family and friends”, ”Living conditions”, and “Finances”. The credibility of these domains was confirmed by qualitative data analysis. During interviews, clients addressed issues that matter in their lives, including a “click” with their care professional, safety, contact with loved ones, and assistance with daily structure and activities. These data were used to determine the content of the domains. Conclusion: A framework for preference elicitation in long-term care is proposed. This framework could be useful for clients and professionals in preference elicitation during collaborative deliberation.
Het DIEET project onderzocht hoe de eerstelijns diëtetiek effectief en toekomstbestendig zou kunnen zijn: meetbaar en stuurbaar. In het project is onderzocht wat de succes- en faalfactoren zijn in het handelen van de diëtist tijdens het eerste consult met een patiënt. Door observaties van 605 consulten bij 237 diëtistenpraktijken in heel Nederland zijn potentiele predictoren in kaart gebracht. Op basis van deze predictoren (zoals bijv. een directieve houding van de dietist tijdens het consult) en het vaststellen van een effectieve behandeling na 9 maanden is een model ontwikkeld. Het model bleek echter minder eenvoudig dan gedacht, en de verklaring daarvoor is eigenlijk wel eenvoudig: diëtetiek is MAATWERK. Zo bleek bijvoorbeeld dat bij oudere mannen de directieve houding van de diëtist wel samen gaat met een effectieve behandeling, bij jonge vrouwen werkt motivational interviewing beter. Dit is voor de diëtetiek (en volgens onze voorzichtige inschatting ook andere beroepsgroepen) volstrekt unieke informatie. Deze resultaten hebben we nog een keer kwalitatief met de Stuurgroep van het RAAK-MKB project DIEET besproken en unaniem besloten dat de impact van dit product (model) voor de praktijk heel groot is. Deze nieuwe inzichten zullen ook verwerkt worden in de nieuwe druk van het boek (landelijk lesmateriaal diëtetiek opleidingen) dat is ontwikkeld (Neelemaat F, Ozturk H, Weijs P. Kritisch Redeneren in de Diëtetiek; bol.com). Het ontwikkelde model bleek door het maatwerk fors ingewikkelder dan vooraf ingeschat. Dit model kan echter in een web-based applicatie worden ingebouwd en de predictoren kunnen worden ingevoerd. Met deze applicatie kan bij elke diëtetiek (paramedische) stage en bij elke diëtist professional een scan worden gedaan op effectief handelen. Bij de studenten zal een relatie worden gelegd met het stagecijfer en bij de professionals met de effectieve behandeling na 9 maanden. Implementatie van de webbased applicatie in de eerstelijns diëtetiek praktijk zal meteen breed worden ingezet. Echter onderdeel van deze aanvraag is een interventie en controle groep, waarbij de interventie groep wel feedback krijgt op basis van de score en de controle groep niet. De snelle feedback (na het consult en niet pas na 9 maanden) is namelijk de sleutel tot succes. Top-up subsidie is nodig om voor het bestaande model een web-based tool te ontwikkelen en ontsluiting naar onderwijs en beroepspraktijk te bevorderen. Om in de toekomst goed gebruik van de tool door professionals, onderzoekers, studenten en docenten mogelijk te maken, is een geïntegreerde web-versie van de tool wenselijk waarin nieuwe updates eenvoudig kunnen worden doorgevoerd. Tot slot kan met Top-up de tool beter ontsloten worden voor de praktijk en voor inzet in het onderwijs door het maken van enkele goede casus beschrijvingen en het presenteren van de tool door middel van bijvoorbeeld workshops. Door Top-Up op deze manier in te zetten krijgt de doorwerking van de resultaten van het RAAK-project een flinke extra impuls.