Onderzoek wijst uit dat veel mensen met een ernstige psychische aandoening (EPA) een ongezonde leefstijl hebben (waaronder ongezonde voeding, inactiviteit en roken). Zij hebben ook vaak één of meerdere lichamelijke aandoeningen (comorbiditeit of multimorbiditeit). Vaak speelt ook langdurige medicatiegebruik dat initiatieven tot gezonder gedrag belemmert. De zorg voor deze patiëntengroep is minder toegankelijk. Hulpverleners kunnen pessimistisch zijn over de effecten van een leefstijlbevorderde aanpak. Hierdoor blijft de aandacht voor een gezonde leefstijl bij mensen met EPA achter bij wat wenselijk en mogelijk is. Gerichte leefstijlinterventies kunnen de risicofactoren voor veel voorkomende lichamelijke aandoeningen gunstig beïnvloeden. Vanuit de principes van shared-decision-making in samenwerking met de patiënt kunnen professionals in de ggz (huisartsenzorg inclusief POH-ggz, generalistische basis-ggz en gespecialiseerde ggz) lichamelijke aandoeningen herkennen en een gezonde leefstijl bevorderen. Deze richtlijn beoogt ggz-professionals - in het bijzonder verpleegkundigen - te ondersteunen bij het bevorderen van een gezonde leefstijl en het uitvoeren van leefstijlinterventies bij mensen met een ernstige psychische aandoening. Mede auteurs: Ronald van Gool, Sonja van Hamersveld, Merlijn Bakkenes, Anneriek Risseeuw, Titia Feldmann, Anneke Wijtsma-van der Kolk, Matthijs Rümke, Evelyn SlootsJongen, Ingrid van Vuuren, Maarten Bak, Katie Dermout, Marieke van Piere, Digna van der Kellen, Paul de Heij, ichard Starmans, Cilia Daatselaar, Christine van Veen en Marleen Hermens (Werkgroep Richtlijnontwikkeling Algemene somatische screening & Leefstijl).
MULTIFILE
Dit is een korte versie van de Multidisciplinaire richtlijn diagnostieken behandeling van suïcidaal gedrag. Deze samenvatting heeft als doel om de richtlijn en de belangrijkste aanbevelingen toegankelijk te maken voor de praktijk. De volledige tekst van de richtlijn (hoofdstuk 1-10) bevat de wetenschappelijke onderbouwing voor de vele vraagstukken over diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Die wetenschappelijke onderbouwing heeft met de overige overwegingen geleid tot de aanbevelingen (zie hoofdstuk 3 tot en met 10 en bijlage 1). De werkgroep realiseert zich dat er behoefte is aan een handzame, praktisch te gebruiken samenvatting. Het is onvermijdelijk dat bij het samenvatten nuanceringen verloren zijn gegaan. Voor toelichting en achtergrondinformatie verwijzen wij dan ook met nadruk naar de integrale tekst van de richtlijn (hoofdstuk 1 tot en met 10).
Mensen die moeite hebben met lezen en schrijven (laaggeletterden) zijn ondervertegenwoordigd in onderzoek, waardoor een belangrijke onderzoekspopulatie ontbreekt. Dit is een probleem, omdat zorgbeleid dan onvoldoende op hun behoeften wordt aangepast. Laaggeletterden hebben vaak een lage sociaal economische positie (SEP). Mensen met een lage SEP leven gemiddeld 4 jaar korter en 15 jaar in minder goed ervaren gezondheid vergeleken met mensen met een hoge SEP. Om laaggeletterden te betrekken in onderzoek, is het o.a. nodig om onderzoek toegankelijker te maken. Dit project draagt hieraan bij door de ontwikkeling van een toolbox voor toegankelijke (proefpersonen)informatie (pif) en toestemmingsverklaringen. We ontwikkelen in co-creatie met de doelgroep toegankelijke audiovisuele materialen die breed ingezet kunnen worden door (gezondheids)onderzoekers van (zorggerelateerde) instanties/bedrijven én kennisinstellingen voor de werving voor en informatieverstrekking over onderzoek. In de multidisciplinaire samenwerking met onze partners YURR.studio, Pharos, Stichting ABC, Stichting Crowdience, de HAN-Sterkplaats en de Academische Werkplaats Sterker op eigen benen (AW-SOEB) van Radboudumc stellen we de behoeften van de doelgroep centraal. Middels creatieve sessies en gebruikerservaringen wordt in een iteratief ontwerpende onderzoeksaanpak toegewerkt naar diverse ontwerpen van informatiebrieven en toestemmingsverklaringen, waarbij de visuele communicatie dragend is. Het ontwikkelproces biedt kennisontwikkeling en hands-on praktijkvoorbeelden voor designers en grafisch vormgevers in het toegankelijk maken van informatie. Als laaggeletterden beter bereikt worden d.m.v. de pif-toolbox, kunnen de inzichten van deze groep worden meegenomen. Dit zorgt voor een minder scheef beeld in onderzoek, waardoor (gezondheids)beleid zich beter kan richten op kwetsbare doelgroepen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het verkleinen van gezondheidsverschillen.
Motivatie Het versterken van de samenwerking tussen relevante lectoraten door het ontwikkelen van een multidisciplinaire onderzoeksagenda op het terrein van Arbeid in de brede zin van het woord. Hierdoor kan de thematiek rondom toegang tot en behoud van arbeid vanuit meerdere kanten worden aangevlogen én kan focus en massa worden gecreëerd voor onderzoeksprogrammering en –funding. Daardoor kunnen we als lectoraten een belangrijke rol te spelen bij vraagstukken die betrekking hebben op het duurzaam (weer) aan het werk gaan én duurzaam aan het werk blijven. Achtergrond Om als individu zelfstandig en volwaardig te kunnen deelnemen aan onze participatiemaatschappij, is het hebben van werk cruciaal. Werk is echter voor mensen met minder of onvoldoende arbeids-, persoonlijk-, sociaal-, en cultureel kapitaal en/of toegang tot hulpbronnen steeds minder vanzelfsprekend. Naast traditioneel kwetsbare groepen – zoals laagopgeleiden, mensen met een chronische aandoening en migranten - zijn er nieuwe categorieën, waaronder veel middelbaar en hoog opgeleiden, voor wie het lastig is/wordt structureel betaald werk te vinden. De oorzaak ligt voornamelijk bij de toenemende digitalisering en robotisering in combinatie met de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Ook werk op academisch niveau, dat gebaseerd is op regels, bijvoorbeeld accountancy en rechtspraak, zal steeds vaker (deels) geautomatiseerd kunnen worden (Est et al. 2015, Went et al. 2015). Anderzijds zijn er sectoren, zoals techniek en ICT, die een steeds grotere behoefte hebben aan hoogopgeleid personeel en waar het lastig is om voldoende gekwalificeerde mensen te krijgen. Tot slot zien we in alle sectoren een toename van stress- en burn-out klachten, die deels gerelateerd zijn aan traditionele, functioneel ingerichte organisaties. Het bovenstaande biedt geen rooskleurig beeld voor grote groepen in de samenleving en vanuit een breed Platform Arbeid willen we de thema’s op het terrein van arbeid vanuit meerdere perspectieven benaderen en in samenhang beschouwen.
Avans wil duurzamer denken en doen. Deze ambities zijn vastgelegd in het visiedocument ‘Ambitie 2025’. Optimaal aansluiten bij maatschappelijke ontwikkelingen betekent voor Avans dat het accent binnen het onderwijs wordt gewijzigd van aanbodgericht naar vraag gestuurd onderwijs. Een zo groot mogelijke keuzevrijheid creëren voor de studenten. Dit betekent flexibilisering van het onderwijs en intensievere samenwerking tussen opleidingen onderling en met de expertisecentra. Ook nieuwe ambities in relatie tot cocreatie met de werkveldpartners zijn nodig. Dit geldt tevens voor de CDKM-samenwerking in Den Bosch. De CDKM-samenwerking, binnen de Ambitie 2025, krijgt vorm door middel van zogenaamde transdisciplinaire cocreatie. Talentontwikkeling, kennisontwikkeling en transitie vanuit een gemeenschappelijke basis. Avans stelt zich hierbij tot doel dat iedere student van een Bossche opleiding minimaal een keer gedurende de opleiding bijdraagt aan de maatschappelijke opgaven van de stad. De CDKM-samenwerking dient hiervoor, inhoudelijk en procesmatig, verder ontwikkeld en geborgd te worden. Een nieuw speelveld ontstaat met nieuwe spelregels, spelambities en nieuwe spelers. Een ‘CDKM-implementatieplan ’s-Hertogenbosch’ is hiervoor noodzakelijk. De ontwikkeling van dit plan zal parallel lopen met de reeds bestaande CDKM-samenwerking. Bestuurders van alle samenwerkingspartners hebben afgesproken om met elkaar een samenwerkingsconvenant af te sluiten die de uitgangspunten en doelen in het ‘CDKM-implementatieplan ’s-Hertogenbosch’ ondersteunen. Het plan zal leiden tot afspraken over werkwijze, taken/verantwoordelijkheden, coördinatie en financiering. De volgende randvoorwaarden staan hierbij centraal: onderwijscoördinatie, onderwijs-onderzoek coördinatie, programmalijncoördinatie, impactbepaling, communicatie en informatievoorziening. De gemeente ’s-Hertogenbosch zal als aanvulling op (en gelijktijdig met) het ‘CDKM-implementatieplan ’s-Hertogenbosch’ de volgende onderwerpen uitwerken: inbedding van de CDKM-samenwerking binnen de gemeentelijke organisatie en verkenning naar structurele en geïntegreerde participatie van maatschappelijke stakeholders. De ontwikkeling van het plan, het uiteindelijke resultaat en de ‘lessons learned’ worden gedeeld met de CDKM-partners in het periodieke CDKM-bestuurdersoverleg en het CDKM-kernteamoverleg. Het ‘CDKM-implementatieplan ’s-Hertogenbosch’ zal in cocreatie worden gerealiseerd en bijdragen aan een verregaande stedelijke samenwerking!