Service of SURF
© 2025 SURF
During an interview at Georgetown University’s School of Foreign Service one student questioned Prime Minister Rutte about an official apology for slavery. The Dutch Prime Minister assured that each island-nation to whom the Kingdom apologized “has full power to decide to leave the Kingdom. They are not colonized. They are independent.” Rutte described the current role of The Netherlands as that of a “gateway” to bring their products to Europe. The emphasis on trade relationship smacks of neo-colonial interests. Rutte’s portrayal of The Netherlands acting as the “in” to the European market for the former colonies is far from the recovery that one would expect for the descendants of the enslaved. In fact, the Slavery Past Dialogue made a number of recommendations to the Dutch Kingdom, including “active prevention of discrimination and institutional racism throughout society” and “the establishment of a Kingdom Fund […] for structural and sustainable financing of recovery measures.” The Dutch Prime Minister’s comments belie a singular focus on trade with the Caribbean nations rather than a holistic approach, looking at non-pecuniary interests involving the well-being of the descendants and the societies in which they live today. The “republicanization” serves as a backdrop to the years-long journey during which the Dutch government (and the Dutch crown) seemingly dragged their feet, refusing to issue a formal apology for the trade of Africans by the Dutch West Indies corporation. That much-solicited apology was finally issued in December 2022, despite warnings that any gesture that excluded reparations would not be favorably received by the Dutch Caribbean nations.
MULTIFILE
We evalueren wat af in dit land. Er wordt, zo lijkt het, geen mogelijkheid onbenut gelaten om van oefeningen, calamiteiten en andersoortige crises te kunnen leren. In waarschijnlijk geen ander land ter wereld zijn ze zo gek om van een gebeurtenis als de Herculesramp (1996) meer dan twintig afzonderlijke evaluaties op te stellen. Van Vollenhoven en de toenmalige Transportongevallenraad verzuchtten destijds dat zij met hun rapport de finale conclusies over deze calamiteit zouden trekken, maar ook daarna zouden nog allerlei rapporten verschijnen en rechters uitspraken doen. Meer recent genoten Apeldoorn, Moerdijk, Alphen aan den Rijn en ongevallen van relatief beperktere omvang (duikincident bij Terneuzen) grote belangstelling van evaluatoren. Aan de hoge evaluatiedichtheid heeft de Politieacademie met het rapport Lessen in crisisbeheersing eveneens een steentje bijgedragen. Toch heeft deze mede door ons opgestelde evaluatie, die eigenlijk strikt genomen geen evaluatie mag heten, volgens ons een duidelijk toegevoegde waarde, juist vanwege de afwijkende vorm van evalueren. In dit artikel hopen wij de lezers daarvan te kunnen overtuigen. Mogelijk dat het de lezer beweegt het boek(je) over Alphen aan den Rijn eens te raadplegen en daarmee over deze – ons inziens – andere aanpak een oordeel te vormen
Een vraagarticulatieproces met projectmanagers en -leiders uit private en Triple-Helix organisaties laat zien dat zij behoefte hebben aan tools voor: 1. Het bepalen van de juiste incentives om stakeholders actief te betrekken in multi-sector collaboratieve innovatieprojecten (verder verwezen als innovatieprojecten), en 2. Het concreet, transparant en op één lijn te krijgen van de belangen van de partners. Vandaar dat dit project betreft het doorontwikkelen van het Degrees of Engagement diagram (DoE-diagram), een tool voor het managen van stakeholder engagement in innovatieprojecten voor het behalen van de maatschappelijke opgaven. Hiermee sluit het project aan bij de programmalijn ‘rollen, belangen en coördinatie’ van de Kennis en Innovatieagenda van de missie Maatschappelijke Verdienvermogen- thema’s Klimaat & Energie en Circulaire economie. Het consortium bestaat uit de Hogeschool van Amsterdam (HvA), KplusV en Amsterdam Smart City (ASC). De HvA ontwikkelde het DoE-diagram. Voor het identificeren van stakeholders bevat het DoE-diagram attributen op project- en organisatieniveau. In dit project wordt het DoE doorontwikkeld door onderzoek te doen naar: 1. De attributen op individuniveau en potentiele nieuwe attributen op project- en organisatieniveau, 2. De mate waarin deze attributen invloed hebben op het bepalen van de passende incentives, de concretisering van de partnerbelangen en al dan niet succesvolle verloop van innovatieprojecten, 3. Een verkenning van een digitale versie van het DoE voor het managen van in- en uitstappen van partners. Hiermee beoogt het project twee doelen: 1. Inzicht verkrijgen in stakeholderconfiguraties voor het ondersteunen van beslissingen met betrekking tot stakeholder-engagement, 2. Bouwen van een consortium van partijen die vervolg aan het project gaan geven door longitudinaal onderzoek te doen naar de inzet van de uitbreiding van het DoE-diagram en het maken van een werkend prototype en testen van de digitale versie ervan.
The postdoc candidate, Giuliana Scuderi, will strengthen the connection between the research group Biobased Buildings (BB), (collaboration between Avans University of Applied Sciences and HZ University of Applied Sciences (HZ), and the Civil Engineering bachelor programme (CE) of HZ. The proposed research aims at deepening the knowledge about the mechanical properties of biobased materials for the application in the structural and infrastructural sectors. The research is relevant for the professional field, which is looking for safe and sustainable alternatives to traditional building materials (such as lignin asphalt, biobased panels for bridge constructions, etc.). The study of the mechanical behaviour of traditional materials (such as concrete and steel) is already part of the CE curriculum, but the ambition of this postdoc is that also BB principles are applied and visible. Therefore, from the first year of the programme, the postdoc will develop a biobased material science line and will facilitate applied research experiences for students, in collaboration with engineering and architectural companies, material producers and governmental bodies. Consequently, a new generation of environmentally sensitive civil engineers could be trained, as the labour market requires. The subject is broad and relevant for the future of our built environment, with possible connections with other fields of study, such as Architecture, Engineering, Economics and Chemistry. The project is also relevant for the National Science Agenda (NWA), being a crossover between the routes “Materialen – Made in Holland” and “Circulaire economie en grondstoffenefficiëntie”. The final products will be ready-to-use guidelines for the applications of biobased materials, a portfolio of applications and examples, and a new continuous learning line about biobased material science within the CE curriculum. The postdoc will be mentored and supervised by the Lector of the research group and by the study programme coordinator. The personnel policy and job function series of HZ facilitates the development opportunity.
In het Groningse aardbevingsgebied moeten de komende jaren volgens de contourenschets van de Nationaal Coördinator Groningen tussen de 35.000 en 100.000 woningen worden versterkt. Er is geen regio in Nederland waar ineens, op zo?n korte termijn en in zo?n grote omvang, de noodzaak van grootschalig aardbevingsbestendig bouwen is ontstaan. De Groningse mkb-bouwbedrijven werken samen om via bedrijfsinterne verbeteringen deze opdracht te realiseren. De praktijkvragen van de betrokken bouwbedrijven zijn: " Hoe kan ik mijn bedrijfscapaciteit optimaal managen, gezien de kansen rondom aardbevingsbestendig bouwen, maar zodanig dat de orderportefeuille en het personeelsbestand in balans zijn? " Hoe richt ik mijn bedrijfsprocessen zodanig op de verwachte groei in, dat de werkzaamheden binnen acceptabele doorlooptijden en naar tevredenheid van bewoners en opdrachtgevers duurzaam kunnen worden uitgevoerd? De kern van het consortium bestaat uit 10 mkb-bouwbedrijven, Bouwend Nederland regio Noord en de Hanzehogeschool Groningen. Het lectoraat Flexicurity is penvoerder, daarnaast is het lectoraat Arbeidsorganisatie en ?productiviteit en het lectoraat Ruimtelijke Transformaties betrokken. Vanuit het onderwijs participeren de Academie voor Architectuur, Bouwkunde en Civiele Techniek en EPI-kenniscentrum. EPI-kenniscentrum is een samenwerkingsverband van de Hanzehogeschool Groningen, Alfa College en Rijksuniversiteit Groningen ? en andere publieke en private partners. Het bundelt onderwijs en scholing op het terrein van aardbevingsbestendig bouwen voor de regio. Het doel van het consortium is om: " Kennis te ontwikkelen over capaciteitsmanagement en slim organiseren (binnen en tussen bedrijven) van het aardbevingsbestendig bouwproces, en de (arbeids)marktwerking daaromheen. " Deze kennis en inzichten te vertalen in voor het mkb bruikbare producten zoals tools, startcondities en randvoorwaarden (Handboek capaciteitsmanagement- en procesverbetering voor mkb-bouwbedrijven). " De verworven praktijkkennis om te zetten in onderwijsproducten zoals een nieuwe minor in het HG bouwonderwijs en innovatie van onderwijs en scholing via EPI-kenniscentrum. " Te komen tot een structurele en intensieve samenwerking tussen mkb-bouwbedrijven, onderwijs en praktijkgericht onderzoek aan de Hanzehogeschool Groningen (en andere onderwijsinstellingen).