Een pleidooi voor meer samenwerking met de zorg, bijvoorbeeld in een leernetwerk.
LINK
Hoe kan het dat iedereen weet dat bewegen en spelen essentieel is voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren, maar dat het niet vanzelfsprekend onderdeel is van hun dag? Met mijn lectoraat Bewegen in en om School draag ik, Mirka Janssen, bij aan de missie ‘alle kinderen leren goed bewegen, bewegen met plezier en bewegen regelmatig’. De vakleerkracht bewegingsonderwijs (primair onderwijs) en de docent lichamelijke opvoeding (voortgezet onderwijs) spelen een belangrijke rol in deze missie, omdat in Nederland bijna 100% van de kinderen naar school gaat. Mijn onderzoeksgroep doet daarom onderzoek dat bijdraagt aan het opleiden tot en nascholen van vakleerkrachten bewegingsonderwijs en docenten lichamelijke opvoeding. Samen met collega’s van de opleiding Academie voor Lichamelijke Opvoeding en partners uit het werkveld, zorgen we dat deze kennis in de opleiding en het werkveld terechtkomt. Maar echte doorwerking van ons onderzoek komt pas tot stand als we duurzaam samenwerken: met kinderen en jongeren zelf, met professionals uit andere beroepsgroepen, met de werkgevers, met de (lokale) politiek, met andere onderzoekers van dezelfde discipline, met onderzoekers van andere disciplines (nationaal en internationaal) en met subsidiegevers. We moeten ervoor zorgen dat bewegen het nieuwe normaal wordt en niet als bijzaak wordt gezien.
Aanleiding Kinderen in het basisonderwijs bewegen van huis uit te weinig. Goed bewegingsonderwijs leidt tot verbeterde motoriek, waardoor kinderen meer plezier in bewegen hebben en dus ook meer gaan bewegen. Dat leidt weer tot een kleinere kans op overgewicht en het verbetert de gezondheid. Scholen hebben de taak vroegtijdig passende zorg te organiseren als de gezonde ontwikkeling stokt. Dit gebeurt nu nog onvoldoende. Gymleraren kunnen een rol spelen bij het signaleren van problemen op het gebied van motorische ontwikkeling en (over)gewicht. Zij hebben dan wel kennis, vaardigheid en de juiste instrumenten nodig. Doelstelling De centrale doelstelling van dit project is de huidige en toekomstige gymleraren beter uit te rusten om de motorische ontwikkeling van kinderen te verbeteren en bij achterblijvende motorische ontwikkeling adequaat te kunnen doorverwijzen. De deelnemers aan het project onderzoeken of de zogenoemde 4Ssen-scan een geschikt instrument zou kunnen zijn om de grove motoriek van kinderen te meten. Daartoe zullen ze de betrouwbaarheid en validiteit van de scan bepalen. Voor de gymleraren stellen ze een meetprotocol op om met een meetinstrument tijdens de gymles een scan te maken. Daarnaast zullen ze in samenwerking met de jeugdgezondheidszorg (JGZ) een zorgprotocol opstellen, waarin ze de zorgketen en zorgpaden beschrijven. Dit alles zal leiden tot verdere professionalisering van gymleraren, zodat zij beter in staat zijn kinderen beter te leren bewegen, en samen te werken met de JGZ en andere professionals in de zorgketen. Beoogde resultaten De concrete resultaten van het onderzoek zijn een zorgprotocol met een beschrijving van de zorgketen en zorgpaden, en een meetprotocol met meetinstrument dat geschikt is voor een scan tijdens de gymles. Om de opgedane kennis te verspreiden publiceren de deelnemers aan het project wetenschappelijke artikelen in internationale peer-reviewed tijdschriften. Een Nederlandse vertaling zal worden aangeboden aan de Nederlandse vakbladen voor gymleraren. Verder wordt de kennis verspreid via presentaties op congressen en via de websites van deelnemende organisaties.
Bewegen is essentieel voor alle kinderen en stimuleert de fysieke-, psychosociale- en cognitieve ontwikkeling, de gezondheid en kwaliteit van leven. De laatste jaren zien we een zorgelijke afname in de motorische vaardigheden van Nederlandse kinderen. Een groot scala aan factoren kan bijdragen aan het ontwikkelen van een motorische achterstand waaronder bewegen, voeding, slaap en gezinsfactoren. Voor kinderen met een motorische achterstand is het van belang om op tijd gescreend te worden en daarom is de ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek ontwikkeld. In de ondersteuningsroute wordt door het lectoraat Bewegen In en Om School (BIOS) samengewerkt met de Gemeente Amsterdam en de Amsterdamse schoolbesturen waarin zowel de gymleerkracht, groepsleerkracht, intern begeleider (IB-er), jeugdarts, kinderfysiotherapeut en kinderoefentherapeut met elkaar samenwerken om de achterstand in motoriek terug te brengen. Uit vooronderzoek blijkt dat de communicatie tussen de professionals aan begin en einde van de keten (gymleerkracht en kinderfysiotherapeut) in de praktijk niet optimaal verloopt en er behoefte is aan een tool ter ondersteuning hierin. Ook blijkt er bij de kinderfysiotherapeut een kennis hiaat te zijn rondom het kinderfysiotherapeutisch onderzoek bij het kind met een achterstand in de motorische ontwikkeling. Er is behoefte aan een uniforme set metingen om deze kinderen in kaart te brengen. De onderzoeksvraag in dit project luidt: Hoe kan de ondersteuning van het kind met een achterstand in de motorische ontwikkeling in samenwerking met de kinderfysiotherapeut en gymleerkracht geoptimaliseerd worden? In de eerste fase van het project wordt informatie verzameld om tot een digitale tool (KLIK dashboard) te komen. Dit dashboard wordt middels co-creatie sessies vormgegeven. In de laatste fase zal geëvalueerd worden in hoeverre het KLIK dashboard aansluit bij de behoeften om uniform kinderfysiotherapeutisch onderzoek uit te voeren en faciliteert in de communicatie tussen de gymleerkracht en de kinderfysiotherapeut
Kinderen bewegen minder dan hun ouders vroeger deden. Dit heeft nadelige gevolgen voor de fitheid en motoriek van kinderen: kinderen zijn minder sterk en flexibel, maar ook minder vaardig in bewegen. De afgelopen jaren is er meer aandacht van professionals uit verschillende domeinen voor de achterblijvende motorische ontwikkeling van kinderen. Echter, de ondersteuning van ouders voor beweegaanbod ontbreekt vaak. Ook heeft een uurtje fysiotherapie of extra gymles op school weinig effect als er binnen het gezin van kinderen geen aandacht is voor regelmatig en gevarieerd bewegen. In dit project ontwerpen we samen met kinderen, ouders en professionals twee toolboxen: één voor de professionals in het partnerschap met ouders en daaraan gekoppeld één voor voor de ouders en kinderen in de thuissituatie. De toolboxen bieden kennis, vaardigheden, handvatten en activiteiten om 1) pedagogisch partnerschap tussen ouders en professionals te verstevigen, waarbij op maat gesneden kennis en vaardigheden worden aangeboden; 2) te zorgen dat meer kinderen, waarbij een achterstand in de motoriek is gesignaleerd, starten met ondersteunend buitenschools beweegaanbod en blijven deelnemen; 3) kinderen thuis meer gestimuleerd worden om regelmatig en gevarieerd te bewegen. Bij dit project is een breed consortium betrokken: de doelgroep zelf en partners uit praktijk en beleid vanuit de verschillende domeinen (onderwijs, pedagogiek, sport en zorg), hogescholen, en universiteiten.