De wil om het onderwijs te vernieuwen wordt breed gedragen. Scholen worstelen immers met dropout- en motivatieproblemen bij leerlingen, het traditionele onderwijs sluit niet aan bij de manier waarop hedendaagse kinderen kennis en informatie opdoen in hun eigen digitale wereld, de schoolpopulatie wordt steeds veelzijdiger en vraagt om verschillende leerniveaus en meer individuele aandacht. Gelukkig komen op scholen de laatste jaren steeds meer jonge leraren voor de klas die een andere kijk op onderwijs geven en op leren met zich meenemen. Zo kan er een vermenging plaats vinden van de verworvenheden van het traditionele onderwijs met de voordelen van het vernieuwend leren. Waar dat vernieuwend leren – ook wel aangeduid met “nieuw leren” – naar toe wil? Naar onderwijs waarin leerlingen en studenten niet alleen zelf verantwoordelijk zijn voor het plannen van hun leren, maar ook nieuwsgierig zijn, zelf op ontdekking uitgaan en komen tot “diepgaand leren” waarbij ze door een onderwerp worden gegrepen en zichzelf vragen gaan stellen. Gemotiveerde leerlingen dus die enerzijds bereid zijn om samen te werken maar anderzijds ook in staat zijn zelfstandig een eigen leerroute te volgen binnen beschikbare elektronische leeromgevingen. Leeromgevingen die eveneens authentieke, realistische of spelachtige situaties weten te bieden en aangepaste wijzen van toetsing. Een utopie? Zeker niet! Maar wel een niet gemakkelijke en tijdrovende onderneming. Innovaties binnen het onderwijs worden vooral vormgegeven in processen en organisatievormen. Daarom storten veel scholen en onderwijsinstellingen zich in projecten en experimenten, waarin woorden als “competentiegericht, vraaggestuurd, probleemgestuurd en ervaringsgericht” rondzoemen. Noodzakelijke projecten om tot innovatie te komen en het onderwijs steeds weer te verbeteren.
DOCUMENT
Het rapport is deel B van het 5e tussenadvies van de wetenschappelijke Curriculumcommissie. Het rapport richt zich op de verdeling van verantwoordelijkheden van partijen in het onderwijs bij het verbeteren van de organisatie rond curriculumonderhoud in het funderend onderwijs (basisonderwijs en voortgezet onderwijs).
DOCUMENT
Beschrijving van toegevoegde waarde van een meer geïntegreerde benadering van openheid bij open science en open education.
DOCUMENT
Het betekenisvol inzetten van toetsing gaat over meer dan alleen wikken en wegen ten aanzien van een te behalen standaard. Het gaat ook over het waarderen van gerealiseerde doelen, van ontwikkeling en van ambities. In deze rede wordt ingegaan op de hedendaagse ontwikkelingen ten aanzien van het proces van toetsing, de wijze waarop (aanstaande) docenten een bijdrage kunnen leveren aan de kwaliteit ervan zowel binnen de lerarenopleiding als op de scholen, en voorstellen hoe mogelijk te werken richting een waarderende beoordelingscultuur.
DOCUMENT
Stichting Spaarnesant spreekt de ambitie uit dat de scholen binnen de stichting met elkaar zijn verbonden door gezamenlijke kwaliteitsborging, het benutten van elkaars expertise en gezamenlijke innovatie (www.spaarnesant.nl). Het lectoraat De Pedagogische Opdracht heeft in haar onderzoeksagenda uitgewerkt op welke wijze het onderzoekend vermogen in de scholen kan worden versterkt en ingezet om deze ambitie te verwezenlijken (Enthoven, 2020). Stichting Spaarnesant en het lectoraat De Pedagogische Opdracht hebben gezamenlijk de intentie uitgesproken om een samenwerking hiertoe op te zetten. Het eerste thema dat in deze samenwerking centraal staat is het thema kansenongelijkheid. Stichting Spaarnesant en het lectoraat De Pedagogische Opdracht zullen samen optrekken om op onderzoekende wijze te komen tot gezamenlijke kwaliteitsborging, het benutten van elkaars expertise en gezamenlijk innovatie op het gebied van het bevorderen van de kansengelijkheid van de leerlingen binnen Spaarnesant. De eerste stappen in dit proces en de daaruit volgende plannen voor de nabije toekomst worden in het hier gepresenteerde tussenrapport beschreven.
DOCUMENT
Werknemers en werkgevers in het HBO hebben in 2007 afgesproken om in het kader van voortdurende actualisering van het sociaal beleid een „aanpak werkdruk‟ te ontwikkelen in samenhang met gezondheidsbeleid (Hoofdlijnenakkoord cao-hbo 2007). Om inzicht te krijgen in de omvang van de werkdruk is in de cao 2010-2012 afgesproken in het tweejaarlijkse medewerkerstevredenheidsonderzoek, dat voor elke HBO-instelling verplicht is, informatie over werkdruk te verzamelen waarmee vergelijking binnen de sector mogelijk is (AOB 2010). Een uniforme, valide meting van de ervaren werkdruk is belangrijk, maar voor een aanpak van de werkdruk is meer nodig. De ontwikkeling van het in dit rapport gepubliceerde Wehbo-instrument kan een belangrijke bijdrage leveren aan het effectueren van deze afspraak.
DOCUMENT
Dit hoofdstuk uit een inmiddels verschenen boek bespreekt de terminologie en functie van een aantal bij e-learning veelgebruikte typen softwaresystemen.
DOCUMENT