We leven in onzekere tijden en worden overspoeld door, veelal slecht, nieuws. Actuele gebeurtenissen zoals coronacrisis en de oorlog in Oekraïne maakt onze relatie met nieuws een ingewikkeld dilemma. Aan de ene kant wil je continu op de hoogte zijn van wat er speelt, en spreekt men zelfs van doom scrollen, aan de andere kant groeit het besef dat al het slechte nieuws een negatieve invloed kan hebben op onze gemoedstoestand en mentale welzijn. Daarnaast zitten we midden in een informatieoorlog, en is het soms moeilijk te bepalen wat betrouwbaar is. En juist dat kunnen redenen zijn om het nieuws te gaan mijden.
LINK
Bijna tien jaar geleden publiceerde ik Grijs verleden, een geschiedenis van Nederland en de Tweede Wereldoorlog. In dit boek probeerde ik – in navolging van oudere historici als Hans Blom en Jan Bank en jongere historici-leeftijdsgenoten als Bart van der Boom, Kees Ribbens en Jan van Miert, onder de indruk van de recente onthullingen over de naoorlogse omgang met joodse mensen en goederen en aan het denken gezet tot slot door de gebeurtenissen in ondermeer voormalig Joegoslavië en Rwanda – een ander beeld van de oorlog te schetsen. Volgens mij, en daarmee beweerde ik niets nieuws, was het onjuist de oorlog telkens opnieuw vanuit het perspectief van onderdrukking en verzet te bekijken. Te midden van deze polen, zo beweerde ik, lag een breed veld vol schakeringen. Die schakeringen waren in de naoorlogse geschiedschrijving, met name in het werk van Loe de Jong en zijn ontelbare navolgers, onderbelicht gebleven en op dat moment slechts met betrekking tot enkele steden en onderwerpen beschreven. Het was tijd voor een veralgemenisering. Vandaar dat en en niet in van de ondertitel. Grijs verleden kon immers niet anders zijn dan zowel een polemiek met een beeld als een beschrijving van een andere historische werkelijkheid. Het boek maakte veel los. Veel negatieve en veel positieve reacties. Ook verscheen druk na druk. Pas na een jaar of twee werd het rustig. Tegenstanders bleven het een slecht werk vinden, voorstanders meenden het tegenovergestelde. De reden van een en ander werd me niet altijd even duidelijk.
De documentaire Identical Strangers (2018) verhaalt van eeneiige drielingen die in het naoorlogse New York bij adoptie van elkaar zijn gescheiden en in verschillende sociale milieus terechtgekomen. Wanneer ze elkaar bij toeval ontmoeten, blijkt dat ze deel uitmaken van een sociaal-wetenschappelijk experiment. Ze worden per direct een media-sensatie omdat ze totale vreemden zijn en desondanks toch identiek aan de binnen- en buitenzijde. Ze zijn identical strangers. Een vergelijkbare, minder macabere, situatie doet zich voor in de Nederlandse woningbouwvoorraad. Onder druk van extreme woningtekorten zijn tussen 1960 en 1975 honderduizenden complexen gebouwd met industriële methoden en standaardoplossingen. Door de beperkte aantal bouwende partijen zijn deze complexen feitelijk ‘identical strangers’. Ze staan rondom elke stad in Nederland, maar welke complexen echt identiek zijn is niet bekend. Deze woningen en buurten staan aan de vooravond van vele ingrepen: renovaties, verduurzaming, (circulaire) sloop-nieuwbouw, aanpassingen aan nieuwe doelgroepen (onder meer vergrijzing), keuzes voor optoppen, aanbouwen of verdichten. Ook moeten ze beoordeeld worden op hun monumentale waarde (Monumentenwet). En tegelijkertijd moet de omgeving klimaatbestendiger en biodiverser worden. Het opdrachtgeverschap is gefragmenteerd en sectoraal. Gemeentelijke overheden, corporaties, gebouweigenaren en bouwbedrijven bepalen de kaders en stellen de opdrachten op, maar de daadwerkelijke keuzes en uitwerkingen worden door ontwerpbureaus en hun partners gemaakt. Deze MKB-bedrijven hebben urgente behoefte aan meer kennis over deze identical strangers en werkzame ingrepen. Met deze MKB-vraag gaat dit onderzoek aan de slag. In dit project traceren we de identical strangers met een speciaal daarvoor getraind algoritme, benoemen we hun belangrijkste karakteristieken, ontsluiten we systematisch 30 voorbeeldstellende ingrepen die reeds zijn uitgevoerd en brengen we de onderliggende keuzemogelijkheden en consequenties in beeld. Het consortium bundelt de pioniers die reeds met deze voorraad op verschillende schaalniveaus aan de slag zijn en betrekt in een bredere Community of Practice de ruimtelijk opdrachtgevende partijen.
De bouw is een conservatieve (risk-averse) en sterk gefragmenteerde markt. De bouw is echter tevens een grootgebruiker van materialen; 40% van de globale grondstoffen wordt gebruikt voor de realisatie van gebouwen (Ness & Xing, 2017). Ook is de gebouwde omgeving een grootgebruiker van energie met 40 % van het Nederlandse totale gebruik (Klimaatmonitor Rijksoverheid 2019). Meer kennisdeling en optimalisatie is cruciaal, met name ten aanzien van de naoorlogse woningbouwvoorraad. Daar ontstaat de komende jaren momentum in de vorm van de stedelijke vernieuwing, sloop-nieuwbouw, renovatie, verduurzaming en erfgoedbeleid. Kenmerkend van de naoorlogse woningbouw is dat ze destijds in hoog tempo zijn gerealiseerd en gebouwd op sterk gestandaardiseerde manieren. Vele ontwerpbureaus en bouwers hebben in die tijd op grote schaal identieke woningbouwcomplexen in alle delen van ons land neergezet. De kennis over wie wat waar heeft gebouwd is echter niet geregistreerd. Kennis daarover biedt de kans om veel sneller en optimaler opgaven en kansen rondom verduurzaming, circulaire waarde en erfgoedbeleid van deze naoorlogse woningbouw te ontdekken en delen. Een combinatie van AI, ruimtelijk onderzoek en co-research kan dit zoekproces automatiseren. In deze KIEM willen we dit verkennen. We bouwen voort op de AI-methodes en technieken die we in het RAAKmkb project Sensing Streetscapes hebben ontwikkeld. In deze Kiem willen we experimenteren wat de meest efficiënte AI-strategie is. Hierbij werken we met co-research. Ruimtelijk experts uit verschillende vakgebieden worden betrokken om de kenmerken van de woningbouwvooraard te duiden – en zo te helpen in wat AI moet gaan leren. Vak- en praktijk experts van woningbouw verduurzaming, circulaire bouw en erfgoedbeleid betrekken we in een co-researchsessie om potentiele use-cases te verkennen. Hoe kan deze kennis een versnelling voor hun opgaven betekenen? Voor de doorontwikkeling tot volwaardige tools beogen we een RAAKmkb of RAAKpubliek aan te vragen.
Gedurende het extern valideren van de Selectiemethodiek, ontwikkelt gedurende RAAK-mkb KONKRETER, bij Falco BV en AIP Partners is voor beide partijen eenzelfde potentiële toepassing interessant gebleken: De Parametrische Fundering. Funderingen van beton worden op dit moment in bekisting gegoten. Complexe vormen kosten additioneel materiaal en additionele manuren. Hierdoor ontstaan beperkingen in vormvrijheid en zijn betonnen funderingen vaak zwaar over gedimensioneerd. Beton heeft een notoire CO2 uitstoot component en het malmateriaal wordt vaak achter gelaten en is daarmee ook afval. Een casestudy van de firma Peikko laat zien dat materiaal reductie (op beton) van 75% mogelijk is wanneer gebruik wordt gemaakt van 3D betonprinten. 3D betonprinten heeft daarnaast geen bekisting nodig waardoor ook daar afval geëlimineerd wordt. Als laatste bied 3D betonprinten veel mogelijkheden voor functie integratie. Maar hoe te beginnen? Door de expertise van het Lectoraat Industrial Design op gebied van Parametrisch Modeleren en 3D betonprinten te combineren met kennis en kunde van construeren en het plaatsen van funderingen van Falco BV en AIP Partners kan onderzocht worden of dit te realiseren is. Daartoe zijn de volgende stappen opgenomen: 1) de normeringen en parameters vaststellen voor funderingen 2) een parametrisch model ontwikkelen 3) een testplan vaststellen en uitvoeren (validatie parametrische model) 4) de twee praktijkcases vervaardigen en testen 5) het parametrische model via een website beschikbaar maken, hier worden ook 3D betonprint bedrijven aan gekoppeld AIP Partners draagt een ‘Cross-Road vector’ in het Liberation Route Europe aan als case. Falco draagt een geschakelde fietsenstalling fundering als case aan waar waterinfiltratie als functie integratie een mogelijk is.