De mondgezondheid van veel kwetsbare zorgafhankelijke ouderen is onder de maat. Ook omdat deze groep ouderen steeds langer in hun eigen woonomgeving blijft wonen, hebben zij een verhoogde kans op het krijgen van een slechte mondgezondheid. In een onderzoek zijn de meningen, wensen en behoeft en van verschillende relevante partijen, waaronder ouderen zelf, geïnventariseerd met als doel gemeenschappelijk prioriteiten op te stellen om de mondgezondheid van ouderen te verbeteren. Het onderzoek geeft inzicht in de huidige belemmeringen, maar ook in de kansen die er zijn om de mondzorg voor ouderen beter te organiseren. Uit het onderzoek volgen prioriteiten en aanbevelingen die kunnen worden toegepast in de mondzorg voor alle ouderen, de zorgafh ankelijke ouderen in de zorginstellingen maar ook zorgafhankelijke ouderen in de thuissituatie.
Background: The Turkish translation of the Dutch Talking Touch Screen Questionnaire (TTSQ) has been developed to help physical therapy patients with a Turkish background in the Netherlands to autonomously elucidate their health problems and impairments and set treatment goals, regardless of their level of health literacy. Objective: The aim of this study was to evaluate the usability of the Turkish TTSQ for physical therapy patients with a Turkish background with diverse levels of health literacy and experience in using mobile technology. Methods: The qualitative Three-Step Test-Interview method was carried out to gain insight into the usability of the Turkish TTSQ. A total of 10 physical therapy patients participated. The interview data were analyzed using a thematic content analysis approach aimed at determining the accuracy and completeness with which participants completed the questionnaire (effectiveness), the time it took participants to complete the questionnaire (efficiency), and the extent to which the participants were satisfied with the ease of use of the questionnaire (satisfaction). The problems encountered by the participants in this study were given a severity rating, which was used to provide a rough estimate of the need for additional usability improvements. Results: No participant in this study was able to complete the questionnaire without encountering at least one usability problem. A total of 17 different kinds of problems were found. On the basis of their severity score, 3 problems that should be addressed during future development of the tool were “Not using the navigation function of the photo gallery in Question 4 causing the participant to not see all presented response items;” “Touching the text underneath a photo in Question 4 to select an activity instead of touching the photo itself, causing the activity not to be selected;” and “Pushing too hard or tapping too softly on the touch screen causing the touch screen to not respond.” The data on efficiency within this study were not valid and are, therefore, not reported in this study. No participant was completely satisfied or dissatisfied with the overall ease of use of the Turkish TTSQ. Two participants with no prior experience of using tablet computers felt that, regardless of what kinds of improvement might be made, it would just be too difficult for them to learn to work with the device. Conclusions: As with the Dutch TTSQ, the Turkish TTSQ needs improvement before it can be released. The results of this study confirm the conclusion of the Dutch TTSQ study that participants with low levels of education and little experience in using mobile technology are less able to operate the TTSQ effectively. Using a Dutch speaking interviewer and Turkish interpreter has had a negative effect on data collection in this study.
LINK
Within the next decade, the number of professional- and family carers will be insufficient to deal with the increasing demand for care. The shortage on the labor market for health care professionals becomes evident by the time the demand for care exceeds the supply1. In order to find solutions to make the supply of care services sufficient and fitting to the demand for care, researchers, professionals, and business administrations, all in the domain of health care, work together with SMEs in the iKOP project.
Ballet en moderne dans zijn een vorm van topsport. De druk op dansers is enorm. Lange en intensieve werkdagen, veel reizen en verschillende werkplekken maken het lastig om lichaam en geest goed te verzorgen. Hierdoor liggen blessures en mentale klachten op de loer. Nederlandse dansgezelschappen willen meer aandacht gaan besteden aan preventieve maatregelen om fysieke en mentale problemen bij hun dansers te voorkomen. Het ontbreekt hen echter aan kennis en kunde om dit innovatieve vraagstuk op te kunnen pakken. Het Nationale Ballet en het Scapino Ballet hebben het lectoraat Performing Arts Medicine van Codarts (Hogeschool voor de Kunsten Rotterdam) benaderd om antwoord te krijgen op de vraag hoe dansers op de hoogste podia, op gezonde wijze, hun beste performance kunnen laten zien. Gezamenlijk is deze praktijkvraag omgevormd naar drie onderzoeksdoelstellingen: 1. Opstellen van meetinstrumenten om de fysieke en mentale gezondheid van dansers te screenen en te monitoren; 2. Ontwerpen van een web-based systeem dat automatisch en real-time informatie uit de ontwikkelde meetinstrumenten kan inlezen, analyseren en interpreteren; 3. Ontwikkelen van een Fit to Perform protocol dat aanbevelingen geeft ten aanzien van het verbeteren van de fysieke en mentale gesteldheid van de danser. Het consortium bestaat uit de volgende organisaties: - Praktijkgerichte onderzoeksinstellingen: Codarts Rotterdam en Hogeschool van Amsterdam; - Universiteiten: ErasmusMC, Technische Universiteit Eindhoven en Vrije Universiteit Amsterdam; - Praktijkinstellingen: Het Nationale Ballet en het Scapino Ballet; - Overige instellingen: het Nederlands Paramedisch Instituut (NPi) en het Nationale Centrum Performing Arts (NCPA). Bij de samenstelling van het consortium is gekozen voor een goede mix tussen praktijkorganisaties, onderzoeksinstituten en onderwijsinstellingen. Daarnaast is er sprake van cross-sectorale samenwerking doordat kennis vanuit de podiumkunsten, sport, gezondheidszorg, onderwijs en technologie met elkaar verbonden wordt.
In de afgelopen jaren zijn er verschillende pogingen gedaan om te komen tot een nationale agenda in het sportonderzoek. Er zijn verschillende onderzoeksprogramma’s geschreven, maar deze hebben nog geen nationale inbedding en invulling gekregen. In deze processen zijn hogescholen en het praktijkgericht onderzoek zijdelings en vaak op afstand betrokken. Op het terrein van sport en bewegen zijn veel ontwikkelingen gaande. Het Topteam Sport is opgericht, de Nationale Kennisagenda Sport is opgesteld, er wordt gewerkt aan een Route Sport en Bewegen binnen de NWA, internationaal wordt samengewerkt met Brazilië en mogelijk Japan (afgeleid van de Olympische Spelen). Het oprichten van een platform praktijkgericht sportonderzoek helpt om goed bij bovenstaande ontwikkelingen aan te sluiten. De meerwaarde van het platform ligt in het verbinden om te programmeren en te valideren. Het platform verbindt lectoren vanuit het domein van sport en bewegen onderling, maar ook worden cross-sectorale verbanden gelegd met lectoren uit andere sectoren.Het bedrijfsleven en werkveld kunnen makkelijker aanhaken en daardoor wordt de vraagsturing efficiënter ingericht. Programmeren is beter mogelijk doordat lectoren, bedrijfsleven en sport en beweegpraktijk verbonden zijn in het platform. Massa, clustervorming en focus zorgen voor een efficiënte en effectieve ontwikkeling en benutting van kennis. Bij valideren gaat het over het verhogen van de kwaliteit en de toepasbaarheid van het sportonderzoek. Het platform streeft er tevens naar om een rol/taak te verkrijgen in landelijke beoordelingssystemen voor de kwaliteit van de sport. De lectorenkamer van het Hogescholen Sport Overleg (HSO) vormt, met ondersteuning van het Kenniscentrum Sport, de leidende coalitie voor het platform. Het HSO is een overleg van hogescholen met een sportopleiding (8 hogescholen). Kenniscentrum Sport vervult de secretariaatsrol voor het platform en brengt haar netwerk in.
Studenten inzetten bij maatschappelijke opgaven van de stad, het klinkt zo logisch en eenvoudig. Met die opdracht zijn we als City Deal Kennis Maken (CDKM) Breda, net als 19 andere steden in Nederland, sinds 2019 onderweg. Onderwijsinstellingen en gemeente Breda werken hiervoor nauw samen binnen CDKM, en zijn enthousiast begonnen en hebben actief kansen en energie opgezocht. Het kiezen van een groot sportevent in de stad als vliegwiel voor samenwerking heeft bijgedragen aan verbinding en onderlinge samenwerking. Daarnaast heeft de keuze voor een breed thema als Vitaliteit daaraan bijgedragen, net als het experiment Urban Living Lab Breda (ULLB). Hierin wordt gewerkt aan een nieuwe, duurzame, inclusieve, mensgerichte samenleving, waarin ieder individu zich betrokken voelt bij de maatschappij en bijdraagt aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Met de beperkte middelen die er waren is vanaf het begin ingezet op het verbinden van mensen en onderwijsinstellingen/organisaties, vanuit de gedachte dat de studentenaantallen dan vanzelf wel gaan groeien. En dat is waar gebleken en vooral zichtbaar geworden in dat experiment, ULLB. Daarom ook zetten Avans en gemeente Breda de komende jaren in op een doorontwikkeling van dat Lab, ULLB 2.0. De ervaringen die we hebben opgedaan, de koers die het ULLB vaart komt zo overeen met de CDKM-doelen, dat we alle middelen daarop willen inzetten. Dus ook deze subsidie. Waarbij we ons richten op het maken van een implementatieplan voor multidisciplinair en transdisciplinair samenwerken in én met de stad. Waarmee we in samenspraak en samenwerking met onze bestaande CDKM-partners in 2023 verder kunnen. Om zo onze stad, inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties in cocreatie kunnen dienen met onze kennis en vaardigheden. En onze studenten, docenten en onderzoekers de kans te geven betekenisvol te kunnen leren en werken.