Dit artikel stelt dat beleidsverandering binnen de Europese Unie (EU) ook voortkomt uit besluitvorming op dagelijks niveau. Om veranderingen aan te kunnen wijzen en te verklaren dient de traditionele rationele keuzetheorie en de oriëntatie op instrumenteel-strategisch handelen te worden aangevuld met een constructivistische zienswijze op discours als bron van verandering. Met de inzichten van constructivisten en communicatiewetenschappers wordt in dit artikel gekeken naar de voorwaarden en het zich voordoen van deliberatie als discursief proces dat beleidsverandering op dagelijks niveau bevordert. In dat verband is onderzoek verricht naar een tweetal besluitvormingsprocessen op het gebied van EU-justitiesamenwerking. De ene betreft een casestudie omtrent de onderhandelingen over de totstandkoming van het Europees Bewijsverkrijgingsbevel van 2008. De ander gaat over de onderhandelingen over een Raadsbesluit betreffende de toegang van politie tot het Visa Informatie Systeem. Uit beide casestudies blijkt dat onder bepaalde omstandigheden deliberatie uitmondend in beleidsverandering zich feitelijk heeft voorgedaan. ABSTRACT This paper argues that, in addition to the practice of strategic bargaining, one may very well find in the day-to-day running of the EU decision-making instances where changes in policy outcome result from occurrences of deliberation. Occurrences have indeed been signalled in both the 'EEW' and 'VIS' cases where negotiating parties engaged in reasoned exchanges of views that resulted in position shifts and even agreements on certain issues. Analysis of both cases demonstrates that in settings where the conditions of 'insulation','intensity' or 'access of non-state actors' were prominently present, deliberation and ensuing progress towards a more reasoned understanding of the issue concerned was more likely to occur. Furthermore, a certain detachment from technical detail, yet sufficient proximity to subject matter, absence of agenda constraints and small-group dynamics made it more likely that discussants were inclined to engage in more open-minded exchanges of views based on reason and argument. On balance, clearly identifiable occurrences of deliberation-promoting progress in decisionmaking have been found in the institutionally quite diversified and multifaceted environment of the EU. They can certainly be regarded as representative of other decision-making processes operating under similar conditions, processes of which the institutionally dense EU is particularly rich. In a way, the occurrences of deliberation identified constitute a path of progressive understanding that is bound to extend beyond the temporal boundaries of a specific decision-making procedure. Reasoned understandings on certain issues achieved in either the EEW or VIS process were likely to provide a fertile basis on which further reasoned discussion can evolve into other, future decision-making processes. As such the deliberative instances found in the EEW and the VIS cases are of all periods, including the post-Lisbon period, and should be examined as alternative sources of policy change in the EU, irrespective of the timeframe.
Bijdrage aan een debat over het effect van het gebruik van het kader van tien tijdvakken (ontworpen door Wilschut e.a., gepubliceerd in 2001, en in gebruik in het geschiedenisonderwijs vanaf 2007). Onderzoek gepubliceerd door Wilschut in Beelden van tijd (2011) maakt aannemelijk dat het gebruik van zo’n tijdvakkenkader een positief effect heeft op de oriëntatie van leerlingen in de tijd. Dit artikel is een reactie op een aantal eerder in Kleio gepubliceerde artikelen waarin de waarde van het Beelden van tijd-onderzoek in twijfel getrokken wordt.
In dit project verricht het lectoraat Familiebedrijven van Hogeschool Windesheim samen met CAH Vilentum in Dronten, LTO Noord, NAJK en agrarische MKB familiebedrijven praktijkgericht onderzoek naar de familiale en bedrijfsmatige aspecten rond opvolging bij agrarische MKB familiebedrijven. Met dit project wordt nieuwe kennis ontwikkeld, die aansluit bij kennis over opvolging in familiebedrijven en die specifiek wordt toegepast binnen de agrarische sector. Bijna de helft van alle agrarische bedrijven in Nederland heeft een bedrijfshoofd van 55 jaar of ouder. Het merendeel van deze bedrijven is een familiebedrijf en heeft te maken met het onderwerp bedrijfsopvolging. Voor een geslaagd opvolgingsproces is het belangrijk dat familiebelangen en bedrijfsbelangen adequaat worden gebalanceerd. In de praktijk blijkt het lastig deze belangen rond overdracht van leiding en eigendom bespreekbaar te maken en goed af te wegen. Vanuit agrarische families is daarom de vraag hoe het opvolgingsproces het beste kan worden vormgegeven en welke instrumenten daarbij kunnen worden ingezet. De belangrijkste doelstelling van dit project is om nieuwe kennis op te doen over het opvolgingsproces bij agrarische familiebedrijven en het opvolgingsproces met instrumenten in positieve zin te veranderen. Door kwalitatief onderzoek worden belemmerende factoren rond opvolging in de agrarische context onderzocht. Op basis van deze nieuwe inzichten worden instrumenten ontwikkeld die het opvolgingsproces faciliteren. Door interventies zal worden vastgesteld of de instrumenten in de praktijk werken. De kennis die uit dit project voortkomt, beoogt daarmee het handelingsvermogen van agrarische families rond bedrijfsopvolging te ondersteunen. Het project levert een bijdrage aan bestaande kennis door gebruik te maken van multi-level onderzoek (perspectief van de opvolger, overdrager, familieleden, familie en bedrijf) en het observeren van gesprekken over het opvolgingsproces, de familie en het bedrijf. Het meest concrete resultaat is een beschrijving van een model opvolgingsproces met bijbehorende instrumenten om belangrijke onderwerpen rond opvolging bespreekbaar te maken, zoals een zelfanalyse instrument, een stappenplan, hulpmiddelen om gesprekken te faciliteren en een model familiestatuut afgestemd op agrarische familiebedrijven.
Het KIEM High Tech project ALIGN beoogt de verbetering van fiberoptische gyroscoop (FOG)-productie door het huidige handmatige uitlijnproces van optische fibers en de lichtbron te automatiseren. In de luchtvaart, waar precisie en betrouwbaarheid cruciaal zijn, spelen FOG’s een essentiële rol bij het meten van de oriëntatieveranderingen van vliegtuigen. Een consistente productie van de FOG’s leidt tot een betrouwbaarder en veiliger vliegtuig. Hoewel het product voldoet aan de eisen die de luchtvaart stelt, veroorzaakt de huidige productiemethode variabiliteit in sensorprestaties, en men begrijpt niet volledig waarom dit gebeurt. Het consortium bestaande uit Patria, IMS, en het lectoraat Applied Nanotechnology (ANT) van Saxion wil een proof-of-concept demonstreren voor geautomatiseerde uitlijning, met de focus op fiberdetectie en manipulatie, uitlijnalgoritmes, en stabiele prestaties van het eindproduct. Het innovatieve aspect omvat het onderzoek naar geschikte automatiseringsmethoden, rekening houdend met fixatie van de optische componenten door solderen. Huidige automatiseringsoplossingen zijn duur en zijn niet altijd geschikt voor fixatie van optische componenten bij hoge temperaturen. Het projectplan omvat verschillende activiteiten, waaronder onderzoek naar fibermanipulatie en control, vision, en integratie en verificatie. Het doel is het creëren van een werkende proof-of-concept demonstrator die voldoet aan de gestelde eisen van het productieproces en het eindproduct. De kennis uit dit project wordt opgenomen in onderwijsmodules van verschillende opleidingen, en kan een opmaat zijn voor een vervolgproject in het RAAK MKB programma. Het consortium beoogt de kritische stappen in fiberoptische uitlijning te begrijpen en een geautomatiseerde oplossing te ontwikkelen voor consistente FOG-productie. Het project draagt niet alleen bij aan de luchtvaartindustrie maar heeft ook bredere toepassingen, zoals bij de uitlijning van photonic integrated circuits, waardoor het een waardevolle bijdrage levert aan de ontwikkeling van geavanceerde productieprocessen in de optische fibers-industrie.
3. Innovatiewerkplaats ‘APK Werkscan’Arbeid is de laatste decennia sterk veranderd. Elk jaar ontstaan en verdwijnen beroepen. Bedrijven zien zich regelmatig genoodzaakt om de oriëntatie op de corebusiness te herzien (Kelly, 2016). Veel sterker dan vroeger is hierdoor een oriëntatie op competenties en rollen bepalend geworden in plaats van op de vaste functierollen en -inhoud. Daarnaast is ook de inrichting van de arbeid individueler geworden, denk aan het veel mobieler zijn ten aanzien van de werkplek en het tijdstip van werken. Hierdoor ligt meer nadruk op de eigen kracht van de werknemer. Het klassieke functioneringsgesprek doet geen recht meer aan de hedendaagse werknemer, die autonomie en competentie nodig heeft om de aansluiting met de snel veranderende omstandigheden te behouden. Tegelijk wordt hij meer dan vroeger met verantwoordingseisen (protocollen en keurmerken) geconfronteerd. De innovatiewerkplaats ‘APK Werkscan’ richt zich op de vragen: “Hoe kan ICT bijdragen aan duurzame inzetbaarhid van werknemers in alle fasen van de loopbaan?” en “Welke bijdrage kunnen de gegenereerde onderzoeksdata leveren aan de algemene Human Capital Agenda van een bedrijf?”