In dit project – uitgevoerd door onderzoekers van het lectoraat Samenwerkende Professionals van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en het lectoraat Organiseren van Waardig Werk van Hogeschool Utrecht (HU) – stond de vraag centraal hoe medewerkers in mkb-organisaties op hybride wijze effectief en met behoud van vitaliteit samenwerken en hoe organisaties hen hierin kunnen ondersteunen. Dit is kwalitatief-beschrijvend en participatief onderzocht in drie mkb-organisaties: Viisi, Skydreams en Players United. Bij deze organisaties zijn interviews afgenomen met medewerkers en leidinggevenden die tijdens de coronapandemie volledig thuis hebben gewerkt en hierna afwisselend ‘op kantoor’ en thuis werken (hybride werken). Drie medewerkers van deze organisaties doregen in belangrijke mate bij aan dit onderzoek door hun bijdrage aan vier expertbijeenkomsten die parallel hieraan zijn georganiseerd. In die bijeenkosten gingen experts op het gebied van vitaliteit, organisatie-inrichting en professionele relaties in hybride werk met de deelnemende mkb-organisaties en de onderzoekers in gesprek.
MULTIFILE
''On February 6th, 2023, two severe earthquakes struck southeastern Türkiye near the Syrian border. The first earthquake, Mw7.8, occurred at 04:17 local time in the East Anatolian Fault Zone near the city of Gaziantep. The second earthquake, Mw7.5, occurred approximately 9 h later at 13:24 local time near Elbistan County, in Kahramanmaraş province. These seismic events ruptured multiple segments of the East Anatolian Fault Zone (EAFZ), with rupture lengths exceeding 300 km, and deformation exceeding 5 m on both sides of the faults. In this study, we aim to analyze characteristics of the strong ground motion induced by the mainshocks, focusing on ground motion intensity measures such as the peak ground acceleration (PGA), the peak ground velocity (PGV), and the pseudo-acceleration response spectra (PSA). The first earthquake produced extremely high PGA values in both horizontal (> 2 g) and vertical (> 1 g) components. At near field distances, large PGVs are measured (> 180 cm/s) with more than 30 impulsive motions which may indicate source-related effects. Large spectral demands are also recorded for both earthquakes, partially underestimated by Ground Motion Models (GMMs), especially in the near-field. Specifically, we compare the PSA for horizontal directions with the design spectra provided by both the new and previous Turkish building codes. We also present building and ground damage observations that provide insights into the observed ground motions in the heavily damaged areas.''
Internationaal onderzoek laat zien dat ingrijpende jeugdervaringen, ook wel Adverse Childhood Experiences (ACE’s) genoemd, een sleutelrol spelen in de ontwikkeling van jeugdigen en hun (latere) psychische en fysieke gezondheid (o.a. Felitti et al., 1998; McLaughlin, 2016). Jeugdigen met verstandelijke beperkingen en hun ouders zijn helaas sterk ondervertegenwoordigd in internationaal onderzoek naar ACE’s, terwijl het belangrijk is dat de huidige inzichten ook kunnen bijdragen aan de verbetering van hun gezondheid en welzijn (o.a. Keesler, 2014; Northway, 2017). Uit verschillende studies blijkt namelijk dat mensen met een verstandelijke beperking vaker geestelijke en fysieke gezondheidsproblemen hebben (Northway, 2017). Daarnaast blijkt dat zij vaker worden blootgesteld aan een groter aantal ingrijpende levensgebeurtenissen (o.a. Emerson, 2015; Mason-Roberts et al., 2018) en dat deze blootstelling gerelateerd is aan een verhoogd risico op geestelijke gezondheidsproblemen (zie Vervoort-Schel et al., 2018 voor verwijzingen). De premisse van de ACE’s-studies is dat het voorkomen of verminderen van ingrijpende jeugdervaringen een positieve invloed heeft op gezondheid en welzijn in het leven (Northway, 2017). Het is veelbelovend om daar verder onderzoek naar te doen.
Kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) komen te vaak in de problemen in het onderwijs, waarbij een deel van de kinderen zelfs uit het onderwijs valt. Dit heeft mogelijkerwijs te maken met twee duidelijke knelpunten van het beleid van passend onderwijs. Ten eerste is passend onderwijs nog te veel een bestuurlijk construct en nauwelijks op het handelingsniveau van professionals gericht. Ten tweede vormen de grenzen van onderwijs en de jeugdhulpverlening nog te veel een belemmering om met vereende kracht leerlingen op maat te ondersteunen. Het op maat ondersteunen vraagt om een versteviging van vaardigheden van leerkrachten en jeugdhulpverleners om het welbevinden en leergedrag van ASS-leerlingen te stimuleren. Daarbij kunnen professionals elkaars expertise beter benutten om op deze manier samen in de klas op een talentgerichte wijze het welbevinden en leergedrag van leerlingen met ASS te ondersteunen. Het doel van deze aanvraag is het ontwikkelen van een bruikbaar prototype van een professionaliseringsaanbod voor leerkrachten en jeugdhulpverleners dat de vaardigheden die deze professionals in de klas nodig hebben versterkt, zodat leerlingen met ASS op een passende wijze ondersteund worden in hun leergedrag en welbevinden. Het consortium –bestaande uit leerkrachten uit het (speciaal) primair onderwijs, jeugdhulpverleners, gedragsdeskundigen – managers en onderzoekers, brengt via een ontwerponderzoek de behoeftes en benodigde vaardigheden in kaart en ontwikkelt ontwerpprincipes en een concept professionaliseringsaanbod. Dit concept is de basis van een professionaliseringsaanbod waarmee een bredere groep leerkrachten en jeugdhulpverleners tools krijgt om leerlingen met ASS effectief te ondersteunen. Het doel van deze aanvraag is in lijn met het landelijk beleid rondom passend onderwijs en de nationale wetenschapsagenda bij het thema ‘Jeugd in ontwikkeling, opvoeding en onderwijs’. Verbetering van het handelen van leerkrachten en jeugdhulpverleners in een integrale aanpak zorgt voor betere schoolresultaten, minder schooluitval en een betere communicatie tussen leerkrachten en hulpverleners en draagt bij aan een inclusieve maatschappij.
Onze straten zijn in transitie: Verdichting door de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen in de bestaande stad; de versnippering van nieuwe vormen van (deel)mobiliteit; vergroening; installaties en objecten voor energietransitie; de introductie van biobased en circulaire materialen; de verschraling van het winkelaanbod; de introductie van heel nieuwe typen woonmilieus. Allemaal werkt door in de straatruimte; de gedeelde publieke ruimte tussen de gebouwen die cruciaal is voor de leefkwaliteit en well-being van inwoners. Het maken van de straatruimte vindt gefragmenteerd en geleidelijk plaats. Met de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen de komende tien jaar is de impact echter nauwelijks te overschatten. Gemeentelijke overheden bepalen de kaders en stellen de regels, maar de daadwerkelijke keuzes en uitwerkingen worden door ontwerpbureaus gemaakt. Deze MKB-ers twijfelen of de gangbare opwerpoplossingen inderdaad de well-being versterken. Zij hebben urgente behoefte aan meer evidence based kennis hierover, vernieuwde ontwerpoplossingen en kennisdeling. Met deze mkb-vraag gaat dit onderzoek aan de slag. Dit onderzoeksvoorstel richt zich op de straatruimte op ooghoogte, de nieuwe verdichtingslocaties, drie gebruikersgroepen (bewoners, passanten, bezoekers) en de impact op well-being van de huidige ontwerpoplossingen, mede in relatie tot nieuwe vereisten vanuit personenmobiliteit en vergroening. Hiertoe hebben we een consortium samengesteld van architectuur, stedenbouw, landschapsarchitectuurbureaus, brancheorganisaties en een reflectiegroep van ruimtelijk opdrachtgevers en interdisciplinaire internationale academici. We bouwen voort op ons exploratieve onderzoek Sensing Streetscapes en de daarin geteste nieuwe technologieën (artificial intelligence en eye-tracking-technologie uit de neurologie) en zetten die in om de impact van ontwerpoplossingen op de well-being van gebruikers van de straatruimte te meten – en tussentijdse resultaten in te zetten om een cultuur van reflectie en innovatie in de praktijk van de ruimtelijke ordening aan te jagen.
Het klimaat verandert. Het wordt natter, heter en droger. Nederland moet zich aanpassen aan het veranderende klimaat. Daarom hebben de gemeenten de uitdaging om vanaf 2020 ervoor te zorgen dat een (her)inrichting van een straat of wijk klimaatbestendig is. Voor wateroverlast en waterveiligheid weten we ongeveer hoe dat moet (o.a. dankzij onderzoek aan de HvA). Wat betreft hitte is eigenlijk nog niet duidelijk wat er moet gebeuren. En dat is zorgelijk, want hitte kan grote problemen geven. Hitte kan leiden tot extra sterfte en zal bovendien de stad steeds vaker erg onaangenaam maken. Duidelijk is dat er aandacht nodig is op het sociale vlak (o.a. in de zorg), voor gebouwen (koele binnenruimtes) en voor de buitenruimte. Dit onderzoeksvoorstel richt zich op dat laatste. Over het hittebestendig inrichten van de buitenruimte ontbreekt nog veel kennis. Stedenbouwkundigen, landschapsarchitecten, projectontwikkelaars en water-managers bij gemeenten weten namelijk niet welke eisen ze moeten stellen aan nieuwe hittebestendige ontwerpen van de stad, van wijken en van straten. Ze weten niet wat de gewenste hittebestendige eindsituatie van een ontwerp is en welke maatregelen nodig zijn om een hittebestendig ontwerp te realiseren. Kortom, de hitteopgave is nog onvoldoende gekend. Daarom hebben we een consortium gevormd, bestaande uit professionals werkzaam bij gemeenten die met dit vraagstuk bezig zijn, enkele kennisinstellingen en twee hogescholen. De opgave is de professionals handvatten te geven om per locatie en situatie de hitteopgave te kunnen duiden en om te komen tot concrete ontwerpeisen en ontwerpen. Daartoe is ook beter inzicht in het verkoelende effect van hittebeperkende maatregelen nodig (bijvoorbeeld van een bomenrij, een groene gevel, of lichtgekleurd asfalt). Het consortium ontwikkelt hulpmiddelen, zoals hittekwetsbaarheidskaarten, om de hitteopgave te kunnen duiden, onderzoekt het effect van maatregelen en stelt ontwerpregels voor hittebestendige inrichtingen op. De ontwikkelde kennis toetsen we in de praktijk. In twee ronden van ontwerpend onderzoek komen we tot een set van bruikbare hulpmiddelen, inzichten in de effectiviteit van hittebestendige maatregelen en geaccepteerde ontwerprichtlijnen. Hiermee kunnen de professionals werkzaam bij gemeenten beoordelen of een ontwerp hittebestendig is.