Het sociale werkveld in Nederland is in beweging, vooral vanwege grootschalige decentralisaties van de rijksoverheid naar gemeenten. De Wet maatschappelijke ondersteuning is onderdeel van die decentralisaties en om professionals goed toe te rusten voor de veranderingen zijn Wmo werkplaatsen opgericht. Sinds eind 2012 is ook in Rotterdam een Wmo werkplaats actief, geleid door lectoren van de Hogeschool Rotterdam en Hogeschool Inholland. Deze bundel biedt een overzicht van de resultaten van het praktijkgerichte onderzoek van de Wmo werkplaats Rotterdam in de afgelopen jaren. Zeven beloftevolle praktijken zijn onderzocht en samen met de betrokkenen is gesproken over het verder ontwikkelen ervan. Rond de beloftevolle praktijken en de bredere thematiek van decentralisaties in het sociale werkveld heeft de Wmo werkplaats ook activiteiten georganiseerd over kennisdeling en reflectie. Dat past bij de lerende aanpak die is gekozen. Tegen die achtergrond zijn aan elk hoofdstuk een of meer casussen toegevoegd en zijn daar leervragen bij geformuleerd. Alleen lerende sociale professionals zijn in staat om de complexe kwesties die er spelen in het werkveld adequaat aan te pakken.
DOCUMENT
CoSIE is een acroniem voor ‘Co-creation of Service Innovation in Europe’ . Het project staat voor het samen met burgers – in cocreatie – ontwerpen en verbeteren van sociale dienstverlening van de overheid om zo bij te dragen aan sociale inclusie en vernieuwing van de (lokale) democratie . Co-creatie is een gezamenlijke activiteit van overheid en burgers die tot doel heeft de waarde van publieke diensten te verrijken en te vergroten . Deze gezamenlijk activiteiten kunnen in elk stadium van ontwikkeling en implementatie van nieuwe diensten plaatsvinden . Individuele en publieke waarden kunnen worden begrepen in termen van toegenomen welzijn, gedeelde beleidsvisies of nieuwe diensten . Het CoSIE project heeft in heel Europa een beweging in gang gezet waarin onderzoekers en professionals samen met burgers werken aan een verbetering van publieke dienstverlening .
DOCUMENT
De focus binnen het lectoraat is gericht op botsende waarden. Publieke organisaties onderscheiden zich op vele punten van private organisaties en hebben unieke publieke waarden. In vele westerse en niet westerse landen zien wij New Public Management opkomen. De kern van deze benadering is dat de verschillen tussen publieke en private organisaties helemaal niet zo groot zijn en dat publieke organisaties kunnen leren van het bedrijfsleven. In het onderzoek van het lectoraat wordt, aan de hand van het thema prestatiemeting, nagegaan in hoeverre er sprake is van botsende waarden, hoe deze botsing tot uitdrukking komt en welke alternatieven er zijn. Het onderzoek van het lectoraat richt zich vooral op prestatiemeting in de publieke sector, waarbij prestatiemeting zowel wordt beschouwd op het niveau van de individuele werknemer als op het niveau van de publieke organisatie als geheel.
DOCUMENT
Op 28 september 2017 is Annette Klarenbeek officieel benoemd als lector van de programmalijn ‘gesprek’ van het HU-lectoraat Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein (PubLab). In deze openbare les vertelde ze wat gespreksanalyse kan betekenen voor een succesvolle communicatiestrategie.
DOCUMENT
In de publieke dienstverlening gericht op de aanpak van schulden, werkloosheid en de inning van de eigen bijdrage Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 en de wanbetalersregeling zijn lager opgeleiden oververtegenwoordigd. Publieke dienstverleners hebben aandacht voor deze groep maar zijn ook zoekend wat zij nodig heeft om haar weg in de verschillende voorzieningen beter te vinden. Om daar meer beelden bij te krijgen heeft het lectoraat Schulden en Incasso van het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht onderzoek gedaan. De onderzoeksvraag luidt: Welke belemmeringen ervaren specifiek lager opgeleiden bij het gebruik van publieke dienstverlening op het terrein van sociale zekerheid en de financiële kant van het gebruik van zorg en wat is de doorwerking van deze belemmeringen?
DOCUMENT
“Het grote publiek pruimt onze uitleg niet meer. Ze willen verslaafde veelplegers gewoon de straat af en de bak in”. “Leg de mensen op straat eens uit wat de reclassering doet en wat zij er aan hebben dat hun belastinggeld daaraan wordt besteed”. Dat is publieke verantwoording in een notendop. Publieke verantwoording is een breed begrip en hoort thuis in meerdere vormen van verantwoording. Bovens en Schilleman (2010) onderscheiden: politieke verantwoording, juridische verantwoording, administratieve verantwoording, professionele verantwoording en maatschappelijke verantwoording
DOCUMENT
Onderdeel van het project ‘Drempels slechten’. In Drempels slechten worden begrijpen, willen en kunnen beschreven vanuit het perspectief van zowel de professional als de cliënt. In het tweede deel van het project is de focus versmald naar de bijdrage van de professional en gericht op de ontwikkeling van een instrument dat de professional verder kan helpen om belemmeringen op begrijpen, willen en kunnen te slechten. In dit kader zijn er 25 interviews uitgevoerd met schuldhulpverleners en professionals die uitvoering geven aan de Participatiewet. De interviews zijn gebruikt om in de context van de begrippen begrijpen, willen en kunnen verder te doordenken en zo uit te werken dat ze vertaald kunnen worden in een concreet instrument. Het resultaat van het doordenken en operationaliseren is het bij deze rapportage opgeleverde zelf-assessment dat professionals zelfstandig of in teamverband kunnen gebruiken om het eigen handelen te onderzoeken op begrijpen, willen en kunnen en op basis van de opgedane inzichten te versterken. Het assessment is uitgeprobeerd door negen professionals uit het sociale domein. Voorliggende rapportage is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 is de onderzoeksvraag beschreven die ten grondslag lag aan het tweede deel van het project en de deelvragen die in dat kader zijn opgesteld. Ook wordt op die plek beschrevenwelke activiteiten zijn verricht om deze vragen te beantwoorden. Hoofdstuk 2 bevat vervolgens een uitwerking van de wijze waarop de begrippen begrijpen, willen en kunnen zijn geoperationaliseerd. In dat hoofdstuk wordt ook beschreven hoe de eerste fase van de coronapandemie in de beleving van de respondenten doorwerkt op deze begrippen. Hoofdstuk 3 bevat vervolgens een korte beschrijving van ondersteuningsmiddelen die er al zijn om zaken als begrijpen, willen en kunnen te verbeteren. In hoofdstuk 4 wordt ten slotte toegelicht wat het zelf-assessment inhoudt en hoe professionals het – al dan niet in teamverband – kunnen inzetten. Bijlage 1 bevat een verantwoording van het project, bijlage 2 de topiclijst die als leidraad heeft gediend bij de interviews, bijlage 3 bevat de reacties op de eerste versie van het assessment en bijlage 4 geeft tot slot een overzicht van de leden van de begeleidingscommissie.
DOCUMENT
In deze bijdrage wordt verkend welke positie de lokale overheid inneemt bij de aanpak van leegstand van bedrijfsmatig vastgoed en welke implicaties deze opstelling heeft voor het handelen van de publieke professional. Aan de analyse ligt een praktijkconsultatie met vertegenwoordigers van gemeenten, provincies en regionale samenwerkingsverbanden ten grondslag. Deze consultatie had als doel te verkennen wat de praktische obstakels, kennis- en uitvoeringsvragen zijn waar publieke professionals bij hun taakuitvoering tegenaan lopen. Het artikel bespreekt de voornaamste bevindingen van de vraagarticulatie en reflecteert aan de hand hiervan op de verschuivende verhoudingen tussen publieke en private actoren in de aanpak van werk- en winkellocaties. De tekst sluit af met een pleidooi voor de vorming van een regionale community of practice waarin publieke professionals ondersteund kunnen worden bij de ontw
DOCUMENT
Leegstand domineert het debat en de beeldvorming over de vastgoedmarkt in Nederland. Vrijwel dagelijks berichten media over de ernst en toename van incourante en inefficiënt gebruikte kantoren, winkels en bedrijventerreinen, de daaraan gekoppelde waardedaling van het vastgoed en de ruimtelijke, economische en sociale gevolgen van leegstand voor zowel de betrokken vastgoedpartijen als de samenleving als geheel. In deze bijdrage verkennen we welke posities de overheid inneemt bij de aanpak van leegstand en welke implicaties deze opstelling heeft voor het handelen van medewerkers van gemeenten, provincies en regionale samenwerkingsverbanden: de publieke professional. We bespreken de praktische obstakels, kennis- en uitvoeringsvragen waar publieke professionals bij hun taakuitvoering tegenaan lopen en reflecteren aan de hand hiervan op de verschuivende verhoudingen tussen publieke en private actoren in de aanpak van werk- en winkellocaties. Het artikel sluit af met een pleidooi voor de vorming van een regionale ‘community of practice’, waarin publieke professionals ondersteund kunnen worden bij de ontwikkeling en uitwisseling van kennis, data en gereedschappen
DOCUMENT
Technologie wordt door steden steeds vaker gebruikt om innovatieve beleidsoplossingen te ontwikkelen om de stedelijke omgeving leerbaar en veilig te houden (Yigitcanlar et.al, 2018; zie Allam & Newman, 2018). In de literatuur wordt naar een stad die technologie gebruikt, verwezen als een Smart City (Holland 2008; Kitchin, 2015; zie ook Meijer & Bolivar, 2016 voor uitgebreide conceptualisering van Smart City). Rotterdam gebruikt bijvoorbeeld gezichtsherkenning in het openbaar vervoer om onder meer zwartrijden tegen te gaan. De data die verzameld wordt, is niet alleen in bezit van de openbaar vervoersorganisatie. Maar is ook in handen van de ontwikkelaar van de gezichtsherkenning-software. Soms wordt de data ook gedeeld met de politie en gemeentelijke toezichthouders. Ook in Amsterdam speelt technologie een rol. De Johan Cruijff Arena investeert in technologische oplossingen om de veiligheid en de leefbaarheid in het gebied rondom het stadion op orde te houden. Hierbij werken zij samen met de gemeente Amsterdam, maar ook technologiebedrijven zoals Huawei en KPN. De bovenstaande voorbeelden wordt technologie ingezet om vraagstukken effectief en efficiënt aan te pakken. Dit creëert echter ook nieuwe uitdagingen. Er treden nieuwe partijen, zoals Huawei en KPN, toe tot het beleidsproces. Daarnaast wordt van publieke professionals verwacht dat zij de vaardigheden en kennis bezitten om digitaal beleid te ontwikkelen en uit te voeren.
DOCUMENT