Kwalitatief onderzoek binnen de RIBW Groep Overijssel naar het werken met het driehoeksmodel. Het driehoeksmodel streeft naar samenwerking en balans in de relatie cliënt – familie – professionals. Het onderzoek richt zich met name op de rol van cliënt en familieleden in de driehoek.
DOCUMENT
Bewoners van de Wesselerbrink in Enschede zijn overvallen door het plan van zorginstelling RIBW Groep Overijssel (GO) om mensen met psychische problemen in hun wijk te laten wonen. Dat verklaart volgens lector Jack de Swart de onrust in de wijk.
MULTIFILE
De RIBW Groep Overijssel en Frion, hebben het Centrum voor Samenlevingsvraagstukken van de Gereformeerde Hogeschool in Zwolle, gevraagd een onderzoek uit te voeren dat inzicht geeft in wat ze kunnen verwachten van aandacht, hulp en steun van mensen uit de buurt, wijk en verdere contacten in de samenleving voor de mensen die zij begeleiding bieden. Bestaan er al contacten? Hoe zijn die contacten te typeren? En, een heel belangrijke vraag: Wat kunnen de RIBW Groep Overijssel en Frion doen om contacten tussen burgers met en zonder beperkingen te verstevigen en te bestendigen nu die sociale steunnetwerken van steeds groter belang zullen worden? De zorginstellingen willen een antwoord krijgen op deze vragen om verder vorm te geven aan de integratie van mensen met beperkingen in de samenleving en de ideële doelstelling van vermaatschappelijking (zorg door de samenleving) waar te maken. In het onderzoek stond de volgende onderzoeksvraag centraal: Welke patronen van geven en ontvangen worden aangetroffen in contacten tussen mensen met een beperking en hun medeburgers die elkaar ontmoeten en welke factoren blijken van belang voor het duurzaam worden van contact?
DOCUMENT
Dit rapport doet verslag van het onderzoek naar de manier waarop contact tot stand komt tussen mensen met een verstandelijke beperking of psychiatrische problematiek en andere buurtbewoners. Het betreft een onderdeel van het meerjarig onderzoek ‘Netwerkondersteuning in buurt en wijk’, waarin gedurende vier jaar (2015-2018) wordt samengewerkt met een aantal zorgorganisaties (RIBW Groep Overijssel, Frion, MEE en Dimence (De Kern)), acht gemeenten (Zwolle, Zwartewaterland, Steenwijkerland, Kampen, Hardenberg,Dalfsen, Ommen en Staphorst), Hogeschool Viaa en de Universiteit voor Humanistiek. De centrale vraag van dit onderzoek is: Wat hebben verschillende groepen mensen met een verstandelijke of psychiatrische beperking die in de buurt of wijk wonen nodig om een informeel sociaal netwerk op te bouwen of uit te breiden in hun buurt of wijk dat er aan bijdraagt dat ze naar vermogen kunnen deelnemen aan de samenleving?
DOCUMENT
Het maatschappelijke debat rondom sociale inclusie is momenteel volop in beweging. Het adagium van de participatiesamenleving, waarin ieder zoveel mogelijk op eigen kracht en met hulp van familie, vrienden en buren meedraait in- en bijdraagt aan de samenleving, heeft zijn invloed op de dagelijkse werkelijkheid van mensen met een beperking, de sociale professionals en het gemeentelijk bestuur. Hoe vertaalt zich dit naar de praktijk en wat is ervoor nodig om daadwerkelijk te bevorderen dat mensen met een beperking mee kunnen doen in de samenleving? Dit rapport vertelt u over de resultaten van een langdurig onderzoek naar vier laagdrempelige buurtprojecten in de regio van Zwolle. Plekken waar mensen met een verstandelijke beperking en/of psychiatrische problematiek in contact komen met hun buren. Wat dragen deze plekken bij aan participatie en sociale inclusie van deze kwetsbare mensen, volgens henzelf, hun buren en sociale professionals? Wat moeten sociale professionals in huis hebben om een laagdrempelig buurtproject te runnen? Wat is er nodig vanuit bestuurlijk en gemeentelijk beleid om hier op aan te sluiten? Dit onderzoek pleit voor veilige en alternatieve plekken die ruimte geven aan kwetsbaarheden. Voor zogenaamde ‘kwetsbare gemeenschappen’ die aansluiten bij de leefwereld van de mensen om wie het gaat. Dit rapport kan het best samen worden gelezen met het tussenrapport van het onderzoek: Netwerkondersteuning in buurt en wijk: Gewoon gezellig. (Stouten-Hanekamp, Jager-Vreugdenhil, Bredewold & Velvis, 2017).
DOCUMENT
Er hebben de eerste meting 161 cliënten deelgenomen aan MOVE. Deze cliënten hebben een ZZP 3 C indicatie. Toch wijken ze qua socio-demografische kenmerken niet af van de totale BW-cliëntenpopulatie van de RIBW, zoals tijdens het UTOPIA-onderzoek in kaart is gebracht.
DOCUMENT
In deze rapportage worden de eerste resultaten van het MOVE‐project beschreven. MOVE staat voor Mensen Ondersteunen bij Vermaatschappelijking en Extramuralisering. Dit project wordt uitgevoerd door het lectoraat Rehabilitatie van de Hanzehogeschool Groningen, in samenwerking met het Rob Giel Onderzoekcentrum te Groningen, in opdracht van zes Regionale Instellingen voor Beschermd Wonen (RIBWs), te weten Pameijer, Stichting Anton Constandse, RIBW Nijmegen & Rivierenland, RIBW Arnhem & Veluwevallei, RIBW Brabant en RIBW Heuvelland & Maasvallei. Deze rapportage doet verslag van de resultaten van de eerste meting van MOVE, uitgevoerd tussen mei en augustus van 2013. Tijdens deze meting zijn cliënten in het beschermd wonen bevraagd over hun kwaliteit van leven, zorgbehoeften, maatschappelijke participatie, hun herstelproces en hoe zij staan tegenover ambulantisering. Deze resultaten geven een overzicht van de deelnemende cliënten en de motivatie ten aanzien van zelfstandig gaan wonnen. De deelnemers worden twee jaar gevolgd. Gedurende die periode zal worden onderzocht wie wel en niet gaat ambulantiseren, wat het effect van ambulantisering is op maatschappelijke participatie en herstel, en welke factoren bijdragen aan succes en falen. Daarnaast wordt een kosteneffectiviteitstudie uitgevoerd. De tweede meting, een half jaar na de eerste meting, is inmiddels van start gegaan in december 2013 en zal plaatsvinden tot en met februari 2014. De informatie van de tweede meting zal een eerste inzicht geven in het verloop van het ambulantiseringsproces. Het rapport dat voor u ligt is als volgt opgebouwd: in hoofdstuk 1 worden de sociodemografische en zorgkenmerken van de cliënt‐deelnemers beschreven. Hoofdstuk 2 is gericht op de sociale inclusie van cliënten en de samenhang tussen sociale inclusie en de wens om wel of niet zelfstandig te willen wonen. In hoofdstuk 3 komt het cliëntperspectief op kwaliteit van leven, zorgbehoeften, herstel en ambulantisering aan de orde. Ook hier zal weer worden onderzocht of e.e.a. samenhangt met de wens om wel of niet zelfstandig te willen wonen. Hoofdstuk 4 bestaat uit de samenvattende discussie en conclusie naar aanleiding van de eerste bevindingen.
DOCUMENT
De Wijkgroenagenda's gaan uit van de wensen en de mogelijkheden van bewoners. De stap zetten van groen denken naar groen doen wordt gestimuleerd. De uitdaging ligt in het betrekken van moeilijk bereikbare doelgroepen. In het Arnhemse Broek is, samen met het RIBW, de inzet van bewoners als rolmodellen uitgeprobeerd....De Factsheet is onderdeel van het CoE Groenproject 'Natuurinclusief gedrag van burgers'.
DOCUMENT
This thesis has increased our knowledge of the needs of homeless people using shelter facilities in the Netherlands and of the needs and wishes of people living in persistent poverty. It provides guidance for policy and further professionalization and quality improvements to the services and support provided to homeless people and people living in persistent poverty. The results underscore the importance of broad and integrated policy measures to strengthen socioeconomic security, and emphasize the need for including the views of clients and experts by experience in the development of policy. Our research also stresses the need for services to employ peer workers to support homeless people and people living in persistent poverty and to apply a more human-to-human approach.
DOCUMENT