In deze publicatie wordt een onderzoek beschreven naar de invoering en ontwikkeling van resultaatverantwoordelijke teams binnen drie ROC's. In het onderzoek is er gekeken naar de wijze waarop de resultaatverantwoordelijke teams van de drie ROC's zich ontwikkelen, naar de condities die bevorderend of belemmerend hebben gewerkt voor het ontwikkelproces naar resultaatverantwoordelijke teams en naar de factoren die daaraan een bijdrage hebben geleverd. Op basis van de onderzoeksgegevens zijn adviezen geformuleerd voor ROC's die ook met resultaatverantwoordelijke teams (willen gaan) werken.
DOCUMENT
Nu de fusiegolf is opgetrokken, moeten ROC's de ambitie koesteren om de kwaliteit van het primaire proces aanzienlijk te verhogen. De schaalvergroting mag immers geen doel op zich blijven, maar moet juist als middel worden beschouwd om het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie in de regio te revitaliseren. Bovendien heeft men meer armslag gekregen voor eigen beleid door het dereguleringsbeleid van de overheid. Dat er nog een lange weg te gaan is, maken verschillende rapporten duidelijk (zie bijvoorbeeld het onderwijsverslag 1999, Inspectie 2000). Overigens zijn officiële rapportages voorzichtiger en omzichtiger dan de meer informele geluiden. Zo zijn onlangs twee inspirerende betogen gehouden om de ambities ten aanzien van het (beroeps)onderwijs aanzienlijk op te krikken. In het rapport 'Bij de les' waarschuwen Rinnooy Kan, In het Veld en De Vijlder voor de nadelen van grootschaligheid en houden ze een hartstochtelijk pleidooi voor een terugkeer naar onderwijs op menselijke maat. Oud-minister van economische zaken, Wijers, geeft zijn visie op de toekomst in de 'Aaibaarheid voorbij'. Wat betreft het onderwijs, moet de stoffige en naar binnen gerichte organisatie verdwijnen via een proces van creatieve destructie van bestaande institutionele arrangementen. Meer vraaggestuurde scholen, daar gaat het volgens hem om. Het is dan ook een dooddoener om te zeggen dat het voor de leiding van ROC's een tour de force zal zijn de gewenste omslag te realiseren van structuur naar inhoud. Uitgedaagd door de redactie van de bundel, ga ik in dit artikel op zoek naar raad en advies voor deze moeilijke en lastige klus. De vraag waarop ik antwoorden probeer te vinden, is: wat is vandaag de dag goed en wijs als het gaat omleidinggeven aan ROC's? In de volgende paragraaf komt eerst de geschiedenis aan bod. Ik laat zien dat de school is geplaatst tussen het macroniveau van de overheid en het microniveau van de docent om de kwaliteit te verhogen van het onderwijs. De schoolleiding krijgt zo een belangrijker rol. De historie leert dat men veel moeite heeft dit waar te maken. Ze lijkt het te moeten doen met incidentele successen. Vaak komt men niet toe aan onderwijskundig leiderschap en er wordt zelfs gesproken over de rol van tragische held. Het hedendaags schoolleiderschap komt vervolgens aan de orde in paragraaf 3. Aan modern leidinggeven blijken veel kanten te zitten die afgestemd en evenwichtig hun plaats dienen te krijgen. Tot opluchting van de top kan ik melden dat al dat werk niet langer wordt beschouwd als hun exclusieve speelveld. Het komt er juist op aan dat alle niveaus van de organisatie bezig zijn met leidinggeven. De multidimensionaliteit van leiderschap krijgt nog een aanvullend accent aan het slot van deze paragraaf. Er blijkt sprake van harde en zachte kanten. De 'big brother'-aanpak is nu nog te vaak dominerend, terwijl het uitgaan van een meer 'soft sisterachtige'-benadering effectiever zou zijn. Niet of-of, maar en-en lijkt de beste keuze. Na zo vele kanten te hebben verkend, tracht ik in paragraaf 4 te komen tot de kern van modern schoolleiderschap van ROC's. Volgens mij is dat het steeds weer vinden van de juiste balans tussen externe eisen en interne ambities en competenties. Het gaat dus in wezen om een strategisch vraagstuk. Antwoorden hierop geven ROC's een identiteit, die extern en intern moet binden en boeien. ROC's laten zich bij het vinden van deze balans nu nog te veel leiden door macht en regels en te weinig door (een eigen visie op) wensen en behoeften van de vraagkant. Beter functioneren kan niet zonder afscheid te nemen van de bureaucratie en volop te werken aan de ontwikkeling tot een klantencratie. Dit proces van creatieve destructie van de bureaucratie zal veel pijn en moeite kosten. Nodig is het opnieuw mobiliseren van eigen visie en deskundigheid en tijd nemen voor reflectie op de voortgang van de realisatie. In paragraaf 5 geef ik een voorzet voor deze reprofessionalisering. Afgesloten wordt met een wellicht paradoxaal lijkende conclusie: hoe beter men erin slaagt leiding te geven vanuit de behoeften en wensen van de klant: leerlingen, arbeidsmarkt en de overheid, des te exclusieve speelveld. Het komt er juist op aan dat alle niveaus van de organisatie bezig zijn met leidinggeven. De multidimensionaliteit van leiderschap krijgt nog een aanvullend accent aan het slot van deze paragraaf. Er blijkt sprake van harde en zachte kanten. De 'big brother'-aanpak is nu nog te vaak dominerend, terwijl het uitgaan van een meer 'soft sisterachtige'-benadering effectiever zou zijn. Niet of-of, maar en-en lijkt de beste keuze. Na zo vele kanten te hebben verkend, tracht ik in paragraaf 4 te komen tot de kern van modern schoolleiderschap van ROC's. Volgens mij is dat het steeds weer vinden van de juiste balans tussen externe eisen en interne ambities en competenties. Het gaat dus in wezen om een strategisch vraagstuk. Antwoorden hierop geven ROC's een identiteit, die extern en intern moet binden en boeien. ROC's laten zich bij het vinden van deze balans nu nog te veel leiden door macht en regels en te weinig door (een eigen visie op) wensen en behoeften van de vraagkant. Beter functioneren kan niet zonder afscheid te nemen van de bureaucratie en volop te werken aan de ontwikkeling tot een klantencratie. Dit proces van creatieve destructie van de bureaucratie zal veel pijn en moeite kosten. Nodig is het opnieuw mobiliseren van eigen visie en deskundigheid en tijd nemen voor reflectie op de voortgang van de realisatie. In paragraaf 5 geef ik een voorzet voor deze reprofessionalisering. Afgesloten wordt met een wellicht paradoxaal lijkende conclusie: hoe beter men erin slaagt leiding te geven vanuit de behoeften en wensen van de klant: leerlingen, arbeidsmarkt en de overheid, des te meer men zelf de baas zal blijven.
DOCUMENT
Veel roc's hebben leiderschapsproblemen. Ze slagen er maar niet in een juiste balans te vinden tussen personeel, school en omgeving bij het uitvoeren van hun taken. Wat vooral ontbreekt is inspirerend schoolleiderschap. Eigen tijdse ideeen over onderwijs en leren worden binnen de school niet uitgedragen en bediscussieerd. Men komt er gewoon niet aan toe. Vooral de schaalvergrotingsoperaties van de afgelopen jaren zijn debet aan deze problematiek. De beheerskant van roc's is hierdoor in het centrum van de aandacht gekomen. De schaalvergroting dreigt hierdoor een doel op zicht te blijven in plaats van een middel om het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie in de regio te revitaliseren. De auteur geeft denkgereedschap om het schoolleiderschap van roc's op een een nieuwe manier in te gaan vullen zodat er een betere balans ontstaat tussen externe eisen en interne ambities en competenties.
DOCUMENT
Presentation given at the online conference Talking the Cyprus Issue Togehter : Maritime Disputes in the Eastern Mediterranean - Session 2
MULTIFILE
CINOP Expertisecentrum verkent de thematiek van een leven lang leren van verschillende kanten. Een van de invalshoeken is de rol van het roc. Hoe kan een roc individuen ondersteunen in de loopbaanvorming voor een leven lang leren? In Roc als loopbaancentrum. Een beroepspedagogisch perspectief - een verkennende studie voor het Expertisecentrum van CINOP en de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk - heeft Jan Geurts "( ) een poging gewaagd om de idealen en principes nader te formuleren en te preciseren waaraan een roc dient te voldoen om te functioneren als loopbaancentrum." Al in zijn intreerede als lector pedagogiek van de beroepsvorming aan de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk (2004) stelt Geurts, dat roc's de omslag moeten maken van opleidingenfabriek naar loopbaancentrum. Een keuze voor een uitdagende visie is van belang, maar Geurts stelt dat een loopbaancentrum zich vooral in de praktijk moet bewijzen. Zonder een goede balans tussen idealen en realiteit wordt onderwijsvernieuwing het doel, terwijl het een middel moet zijn om de maatschappelijke functie van het mbo beter waar te maken. Volgens hem horen roc's bij onderwijsvernieuwing niet uit te gaan van meer marktwerking of vraagsturing, zoals nu meestal gebeurt, maar op de eerste plaats van een verhoging van hun eigen professioneel handelen. Hij werkt hiervoor een beroepspedagogisch perspectief uit. De kern vormt een pleidooi voor een herwaardering van het beroepsbegrip. Zo onstaat een vast en inspirerend oriëntatiepunt voor leerling, school en bedrijf als het gaat om het ontwerpen en realiseren van succesvolle loopbanen. Het geschetste perspectief ziet Geurts tevens als een kans voor revitalisering van niet alleen het initiële, maar ook het postinitiële beroepsonderwijs.
DOCUMENT
In dit artikel gaat Marco Snoek in op het ontwerp van masteropleidingen voor leraren. Onderzoek onder afgestudeerden van de masteropleiding Professioneel Meesterschap laat zien dat het succesvol volgen en afronden van een masteropleiding die gericht is op het leiderschap van leraren lang niet altijd leidt tot het daadwerkelijk inzetten van de ontwikkelde leiderschapscompetenties binnen de school. De scheiding tussen opleidingsinstituut en werkplek zorgt bij dit soort opleidingen voor een transfer-probleem. Wil effectieve transfer van ontwikkelde competenties van de masteropleiding naar de praktijk binnen de school kunnen plaatsvinden, dan zal het ontwerp van de opleiding niet alleen gericht moeten zijn op het kwalificeren van deelnemers, maar ook op het interveniëren in de schoolorganisatie en -cultuur en zal de opleiding moeten kunnen fungeren als boundary object tussen twee activiteitssystemen. Op basis van een reflectie op de ervaringen met de eerste lichtingen afgestudeerden is een nieuw ontwerp voor de masteropleiding gemaakt, waarbij meer aandacht is voor boundary crossing tussen opleidingsinstituut en school. Dit ontwerp wordt momenteel toegepast in een opleidingstraject voor LD-leraren1 van drie ROCs2. In dit artikel schetsen we uitgangspunten voor het ontwerp en de theoretische onderbouwing daarvan
DOCUMENT
Het onderwijsbeleid is erop gericht te bevorderen dat scholen kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen en dat meer leerlingen met gedragsproblemen, opvoedingsmoeilijkheden, ontwikkelings-problemen en beperkingen kunnen profiteren van goede onderwijsondersteuning in het regulier onderwijs. Scholen, samenwerkingsverbanden en hun besturen richten zich, ook vanuit dit streven, op verdere professionalisering van leerkrachten, goede leergerichte voorzieningen en passende ondersteuning voor leerlingen en leerkrachten.
DOCUMENT
Kernproblemen in de aansluiting met het hoger beroepsonderwijs zijn de weinig flexibele overgang vanuit voortgezet en middelbaar beroepsberoepsonderwijs en de uitval en vertraging in de propedeuse. Vanaf 2002 werkt Fontys Hogescholen aan een goede doorstroom en aansluiting, die aanhaakt bij de innovaties in het hbo en mbo. De ontwikkeling van de Fontys Competentie Wijzer (FCW) is een belangrijk initiatief hierbij. De FCW is ontwikkeld als instrument voor de student in het middelbaar beroepsonderwijs om te onderzoeken of een vervolgstudie in het hbo iets voor hem is. De FCW is een selfassessment waarin de student zijn loopbaanoriëntatie, studie-interesses, algemene en sectorspecifieke hbo-begincompetenties, leerstrategieën, studiegedrag en ontwikkelpunten zichtbaar maakt. Het invullen van de (digitale) vragenlijst kost ongeveer één uur tijd en de resultaten komen direct beschikbaar. De mbo-student kan met de resultaten een beter onderbouwde keuze maken voor eventuele doorstroom. Ook vormen ze een prima uitgangspunt om te gaan werken aan minder sterke punten. Dit voornemen van de student kan input zijn bij het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Kortom, de FCW is een instrument om beter regie te kunnen voeren over de eigen studieloopbaan en daardoor kansrijker door te stromen naar en te studeren in het hbo. Wil de FCW succesvol zijn, dan is inbedding in de studieloopbaanbegeleiding voorwaardelijk. Vanuit de ervaringen met de FCW voor het mbo zijn de FCW voor het voortgezet onderwijs (havo) ontwikkeld alsmede de Fontys Propedeuse Wijzer (FPW).
DOCUMENT
Het onderhavige onderzoek naar de doorstroom van mbo naar hbo in de technische sector houdt zich bezig met een belangrijk thema van de school als loopbaancentrum. Kunnen we het beroepsonderwijs zo programmeren en organiseren dat niet langer institutionele afscheidingen en grenzen bepalend zijn, maar een geëngageerde bemiddeling ten faveure van de loopbaan van de student? Het overheidsbeleid heeft de uitdaging geformuleerd om een groei in de doorstroom van mbo naar hbo waar te maken, nl. door voorop te stellen dat binnen afzienbare tijd de helft van de Nederlandse schoolverlaters hoger onderwijs achter de rug dient te hebben. Hierboven op geldt ook nog dat in het bijzonder de deelname aan het bèta/technisch onderwijs dient toe te nemen. Uit het onderzoek wordt duidelijk dat De Haagse Hogeschool al jarenlang in samenwerking met ROC's, in het bijzonder in de techniek, doorstoomactiviteiten uitvoert. Hoewel bij de theoretische uitwerking en ook bij de empirische aanpak kanttekeningen te plaatsen zijn, meen ik dat het onderzoek voldoende reflectiekracht heeft om behulpzaam te kunnen zijn bij verbetering van de doorstroom tussen mbo en hbo. De onderzoekers werken dit in het laatste hoofdstuk van hun rapportage nader uit.
DOCUMENT
Studenten in het mbo moesten tot voor kort toelatingstoetsen succesvol afronden als ze wilden starten op de pabo. Veel van deze mbo studenten struikelden over deze toetsen en konden daardoor niet beginnen met hun studie aan de pabo. Een centrale vraag was hoe meer recht gedaan kon worden aan de competenties, kennis en ervaring van de onderwijsassistent als die wil doorstromen naar de pabo. In het project Voorbereiding Pabo werd nagedacht over de mogelijkheden om te werken met een ontwikkelingsgericht portfolio binnen het mbo keuzedeel Voorbereiding Pabo. Het project Voorbereiding Pabo richt zich op alle betrokkenen vanuit de roc's en de pabo's die in de regionale samenwerkingsverbanden het keuzedeel Voorbereiding Pabo aan de hand van het portfolio ontwikkelen en uitvoeren. In dit onderzoek werden de opbrengsten gerapporteerd over de ontwerpkeuzes die vijf samenwerkingsverbanden hebben gemaakt in hun nieuwe keuzedeel voorbereiding pabo. Aan de hand van vier hoofdthema’s: Voorlichting, Portfolio, Begeleiding en Beoordeling worden de ontwerpkeuzes beschreven.
DOCUMENT