De laatste decennia woedt de discussie over de vraag of ondernemingen zich uitsluitend op aandeelhouders moeten richten of op alle belanghebbenden, of zij vooral aan de korte of aan de lange termijn moeten denken, anders gezegd of zij het Angelsaksische of het Rijnlandse model moeten hanteren. Dit onderzoek probeert na te gaan hoe het onderscheid tussen deze beide modellen gemeten kan worden. Het lijkt erop, dat het verschil vooral voor de bühne bestaat. Dit suggereert, dat de twee modellen wel gebruik kunnen worden als motivatie, als ideaaltype, maar dat in de praktijk weinig mensen consequent het ene of het andere model aanhangen.
DOCUMENT
Het steeds terugkerende dilemma voor schoolleiders is dat van ‘sturen en loslaten’. Vanuit het Rijnlandse denken wil je docenten als vakmensen zoveel mogelijk verantwoordelijkheid geven. Maar waarop stuur je dan? Wanneer geef je ruimte? Voor schoolleiders die nog een managementniveau boven zich hebben, is dat dilemma extra ingewikkeld. De centrale kaders kunnen soms behoorlijk knellend zijn. Waar zit nog je eigen beleidsruimte? En hoe hou je ruimte voor initiatief van de docenten in je team? In dit artikel beoog ik aan de hand van de verbinding tussen Policy Governance®1 en het Rijnlandse denken een paar aanknopingspunten te bieden om met deze paradox om te gaan.
DOCUMENT
De laatste decennia woedt de discussie over de vraag of ondernemingen zich uitsluitend op aandeelhouders moeten richten of op alle belanghebbenden, of zij vooral aan de korte of aan de lange termijn moeten denken, anders gezegd of zij het Angelsaksische of het Rijnlandse model moeten hanteren. Dit onderzoek probeert na te gaan hoe het onderscheid tussen deze beide modellen gemeten kan worden. Het lijkt erop, dat het verschil vooral voor de bühne bestaat. Dit suggereert, dat de twee modellen eerder twee verschillende motivaties zijn, die leiden tot grotendeels hetzelfde gedrag.
DOCUMENT
De kwaliteit van de verpleeghuiszorg is al geruime tijd een onderwerp van maatschappelijke en politieke discussie. Door toenemende vergrijzing, oplopende kosten en personeelstekorten is er een capaciteitstekort om aan de groeiende zorgvraag te kunnen voldoen. Gevolg is dat in verpleeghuizen met dezelfde personeelscapaciteit efficiënter en slimmer gewerkt moet worden. De verwachting is dat dit niet zal verminderen, maar eerder zal toenemen vanwege de toenemende vraag als gevolg van dubbele vergrijzing en het effect daarvan op het beschikbare arbeidsmarktpotentieel, “de zorgkloof”. De verpleeghuiszorg zal moet veranderen om de kwaliteit te verbeteren en te borgen. Vooronderzoek van het lectoraat Improving Business van Avans Hogeschool toont aan dat de kwaliteitsbeleving bezien vanuit de bewoner betekent meer “aandachtswaarde” voor de bewoner. Meer aandachtswaarde wordt grotendeels bepaald door de beschikbare tijd, zichtbaarheid en de professionaliteit van de verzorgende. Efficiënter werken zal moeten leiden tot meer tijd en aandacht voor de bewoner. Waar Lean in de industrie succesvol leidt tot het behalen van kwaliteitsverbetering en efficiënter werken, blijkt dit in de verpleeghuiszorg moeizaam van de grond te komen. Ondanks financiële prikkels vanuit de overheid en initiatieven van brancheverenigingen om Lean als visie te implementeren, blijkt het effect op de werkvloer veelal laag. We onderzoeken de oorzaak hiervan. Respect wonen, zorg en welzijn (Respect) is gestart met Lean in een verzorgings/verpleeghuis. Voor Respect is de informatie van het project belangrijk om meer inzicht te krijgen hoe het management en zorgverleners Lean als visie en werkwijze succesvol kunnen implementeren. Bij Vitalis WoonZorg groep (Vitalis) sluit het onderzoek goed aan bij het al lopende Goed, Beter, Best project dat gebaseerd is op het Rijnlandse gedachtengoed en zelfsturende teams. In dit project willen de onderzoekers samen met de zorgpartners een oriënterend onderzoek uitvoeren naar de vraag hoe de genoemde kloof te dichten.
Aanleiding De Wet passend onderwijs (augustus 2014) beoogt het aantal leerlingen in speciale onderwijsvoorzieningen terug te dringen door leerlingen met speciale onderwijs- en zorgbehoeften goede arrangementen te bieden in het reguliere onderwijs. Kinderen met autismespectrumproblemen bezoeken nu vaak reguliere scholen. Maar de stap naar het voortgezet onderwijs betekent voor hen vaak een ernstige ontregeling. Door de verandering functioneren ze minder goed, presteren ze slechter en neemt de kans op schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten toe. De onderwijssector heeft grote behoefte aan een preventieprogramma dat de samenwerking tussen de betrokkenen bij een kind in deze fase verfijnt, structureert en differentieert. Doelstelling Hoofddoel van het project is het ontwikkelen van een training voor docenten en jeugdprofessionals in het optimaliseren van de transitieperiode voor leerlingen met autismespectrumproblemen. Het programma bestaat uit 2 fasen: 1) het bruikbaar maken van het goed onderzochte Engelse 'Transition Pack' voor het Nederlandse onderwijssysteem; 2) een quasi-experiment naar de effectiviteit en gebruikersvriendelijkheid van deze Nederlandse versie (TP-NL) t.o.v. de huidige ondersteuning in de betrokken scholen. Het team meet de klinische kenmerken van de deelnemende kinderen, de problemen die zij ervaren en de stress die ouders ervaren. De ervaringen van ouders en leerkrachten met de transitie worden in kaart gebracht met interviews. De kundigheid van leerkrachten in het omgaan met kinderen met autismespectrumproblemen worden onderzocht met behulp van enquêtes. Beoogde resultaten Het project beoogt 2 resultaten: 1) een preventieprogramma dat de samenwerking tussen de betrokkenen bij een kind in de periode voor, tijdens en na de overgang naar het voortgezet onderwijs verfijnt, structureert en differentieert; 2) een adequaat beschreven, werkzame opleidingsmodule die studenten van de deelnemende hogescholen leert het maatwerk voor leerlingen te verfijnen. Naast 2 promovendi participeren in het onderzoek lectoren en bachelor- en masterstudenten van de betrokken hogescholen. Bij positieve resultaten zal het consortium een TP-NL-opleidingsmodule ontwikkelen voor de opleidingen van de hogescholen en breder gebruik van TP-NL begeleiden in het Rotterdamse en Rijnlandse onderwijs. Landelijke kennisverspreiding vindt plaats via de academische werkplaatsen autisme en jeugd, met wetenschappelijke publicaties, vakpublicaties, presentaties, workshops en een slotcongres. In totaal 50 tot 90 studenten dragen bij aan de dataverzameling (door het schrijven van scripties), en aan de implementatie en het eindsymposium.