In deze handreiking vindt u handvatten om een project op te zetten waarin senioren zelf filmpjes maken over verbeterpunten in hun eigen leefomgeving. De filmpjes worden gedeeld met relevante stakeholders om concrete verbeteringen teweeg te brengen en bij te dragen aan het creëren van een leeftijdsvriendelijke omgeving. Deze handreiking kan gebruikt worden door onderzoekers, docenten en studenten die samen met senioren willen onderzoeken wat verbetermogelijkheden zijn om de leefomgeving leeftijdsvriendelijker te maken. Met het oog op de vergrijzing en de toename van het aantal senioren dat in steden zal wonen de komende jaren, is het creëren van leeftijdsvriendelijke steden en gemeenschappen van groot belang. Een leeftijdsvriendelijke omgeving is een omgeving die voldoende voorwaarden biedt om daar prettig oud te worden en er te kunnen blijven wonen. In deze handreiking gaan we uit van het model van Age friendly cities and communities van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO, 2007). Dit model onderscheidt diverse aspecten die van belang zijn: voldoende mogelijkheden voor (openbaar)vervoer; toegankelijke gebouwen en schone en veilige openbare ruimte; passende huisvesting; mogelijkheden voor betaalbare en toegankelijke activiteiten; begrijpelijke communicatie en informatie; respectvolle benadering en aandacht voor senioren; maatschappelijke participatie en werkgelegenheid; voldoende voorzieningen van zorg en welzijn.
DOCUMENT
Het onderzoek heeft als doel de beleving, behoeften en mogelijkheden van gereformeerd (vrijgemaakte) senioren in beeld te brengen in de classis Groningen. Door middel van dit onderzoek wil men pastorale en diaconale ondersteuningsbehoeften bij senioren vanaf 60 jaar beter in beeld krijgen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de classis Groningen.
DOCUMENT
De ouderenzorg is een onderwerp dat de volle aandacht heeft van de politiek en de media. Ouderen blijven langer thuis wonen, verzorgingshuiscapaciteit wordt afgebouwd en de instroom in verpleeghuizen wordt stringenter beoordeeld. Er vinden meer transities plaats in de zorgverlening, waarbij de op gemeentelijke basis uitgevoerde Wmo (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) belangrijker wordt en de inzet van technologie onontbeerlijk is. In de opleidingen op mbo- en hbo-niveau in zorg en welzijn is daarom aandacht nodig voor de vele veranderingen en ontwikkelingen die zich in de samenleving voordoen (van Hoof, Zwerts-Verhelst, Nieboer, Wouters, 2015). Summa College en Fontys Hogescholen in Eindhoven willen hun gezamenlijke inzet voor deze ontwikkelingen intensiveren. Een van de projecten beoogt de actieve inzet van senioren in het onderwijsprogramma, dat zich beweegt op het snijvlak van zorg en technologie. ‘Ik vond het een zeer leuke en interessante les, leuker dan de standaardlessen, omdat je zo je theorie in praktijk kan brengen. Dit soort lessen mogen van mij vaker.’
LINK
Hoe bespreken we de manier waarop technologie kan passen binnen het leven van ouderen? We bespreken wat helpend en belemmerend is.
DOCUMENT
Van senioren wordt gevraagd actief bij te dragen aan gezond en gelukkig ouder worden. Ook gezondheidsprofessionals zien hierin een taak. In de context van eigen regie en een terugtredende overheid vraagt dit om nieuwe vormen van samenwerking tussen senioren en gezondheidsprofessionals. Dat gaat met vallen en opstaan.
MULTIFILE
Abstract Background: To assess the internal consistency reliability and construct validity of the Dutch version of the World Health Organization Quality of Life Instrument-Older Adults Module (WHOQOL-OLD). Methods: The psychometric properties of the Dutch WHOQOL-OLD were examined in a cross-sectional study using a sample of 1,340 people aged 60 years or older. Participants completed a Web-based questionnaire, the ‘Senioren Barometer’. Reliability was evaluated using Cronbach’s alpha and corrected item-total correlations. Construct validity of the Dutch WHOQOL-OLD was evaluated with confirmatory factor analyses, and correlations within and between scales, using scales WHOQOL-BREF, Short Form Health Survey (SF-12), Tilburg Frailty Indicator (TFI), and the Emotional and Social Loneliness Scale (ESLS).
DOCUMENT
Voor het ConsuBETER project is kwalitatief onderzoek gedaan onder ouderen naar hun kennis over eiwit en eiwitbehoefte en hun voorkeuren voor eiwitrijke voeding.In dit artikel zetten de onderzoekers de meest opvallende resultaten op een rij en geven ze inzicht in belemmeringen en kansen om de eiwitinname bij ouderen te verbeteren.
DOCUMENT
Nu ouderen worden geacht zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, blijkt er grote behoefte aan woonvormen die tussen zelfstandig wonen in de eigen woning en het verpleeghuis in liggen. Dit heeft geleid tot het ontstaan van allerlei nieuwe woonvormen, waarvan een belangrijk deel is gericht op geclusterd wonen. Hiermee wordt bevorderd dat ouderen elkaar ontmoeten en wordt beoogd eenzaamheid tegen te gaan en het welzijn van de ouderen te verhogen. Deze geclusterde woonvormen variëren van appartementencomplexen met een ontmoetingsruimte tot wooncomplexen die gerealiseerd worden voor en/of door een groep ouderen die er bewust voor kiezen met gelijkgestemden samen te gaan wonen, om samen activiteiten te ondernemen en naar elkaar om te kijken.Aan het bouwen van geclusterde woonvormen voor gelijkgestemde zelfstandig wonende ouderen liggen de hypothesen ten grondslag dat als deze ouderen bij elkaar gaan wonen, zij gezamenlijk activiteiten gaan ondernemen en naar elkaar omkijken, en dat zij hierdoor langer zelfstandig kunnen blijven wonen en minder, of minder snel, een beroep zullen doen op formele betaalde (thuis)zorg en ondersteuning. Vanuit het Netwerk Vitaliteit worden deze hypothesen onderzocht en is een onderzoeksplan opgesteld voor een langjarig onderzoek. Onderdeel van fase 1 is een kwalitatief onderzoek naar de relatie tussen het type geclusterde woonvorm en het welzijn dat ouderen ervaren. Dit onderzoek is uitgevoerd door het lectoraat Gezonde Stad van de Hanzehogeschool Groningen. In dit rapport wordt voor “naar elkaar omkijken” de term “noaberschap” gebruikt.De onderzoeksvragen zijn:1. Wat voor ontmoetingsplekken en andere voorzieningen vinden de bewoners belangrijk en hoe worden die gebruikt?2. Wat voor onderlinge sociale contacten hebben de bewoners en wat doen zij samen?3. Hoe kijken de bewoners aan tegen noaberschap en hoe pakt dat uit in de praktijk?4. Heeft het samenwonen binnen een geclusterde woonvorm voor ouderen waarbij bewust wordt gekozen voor noaberschap meerwaarde ten opzichte van samenwonen binnen een geclusterde woonvorm waarbij niet bewust wordt gekozen voor noaberschap, en zo ja, wat is die meerwaarde?De data zijn verzameld door middel van interviews met bewoners van acht geclusterde woonvormen voor senioren. Vier van deze wooncomplexen zijn gericht op ouderen die er bewust voor kiezen samen te wonen met een groep gelijkgestemden die naar elkaar willen omkijken. Bij de andere vier wooncomplexen kiezen ouderen er niet bewust voor naar elkaar om te kijken.Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de respondenten van de wooncomplexen voor ouderen die bewust kiezen voor noaberschap over het geheel genomen (nog) tevredener zijn dan de respondenten van de andere wooncomplexen, dat zij meer gebruik maken van de ontmoetingsruimte, dat zij meer sociale contacten hebben en minder last van eenzaamheid, dat zij vaker deelnemen aan gezamenlijke activiteiten, dat zij vaker hulp ontvangen van of bieden aan medebewoners en dat zij er meer op vertrouwen dat medebewoners ook in de toekomst bereid zullen zijn andere bewoners inclusief henzelf hulp te bieden.5Het onderzoek resulteert in de volgende aanbevelingen:Voor de initiatiefnemers van wooncomplexen voor ouderen die bewust kiezen voor noaberschap:1. Bij de start van een wooncomplex de bewoners begeleiding aanbieden bij het bestuur van de bewonersvereniging en het vormgeven van zelforganisatie, op een zodanige wijze dat deze begeleiding aansluit bij de eigen initiatieven van de bewoners en deze versterkt.2. Continue aandacht voor het realiseren van qua leeftijd divers samengestelde bewonersgroepen, zowel voor bestaande als nieuwe wooncomplexen.Voor het bestuur van de bewonersvereniging:3. Samen met alle bewoners afspraken maken over wat er uit de gezamenlijke pot wordt betaald en wat niet.Voor de onderzoekers van het Netwerk Vitaliteit:4. Vervolgonderzoek naar geclusterde woonvormen voor ouderen die bewust kiezen voor noaberschap met betrekking tot:o in hoeverre het zowel de tweede lichting bewoners als bewoners van de sociale huurwoningen lukt er tussen te komen bij de eerste groep bewoners die met elkaar is gestart en wat hiervoor succesfactoren zijn;o In hoeverre en hoe bewoners elkaar daadwerkelijk ondersteunen als een deel van hen meer hulp nodig heeft en wat succesfactoren zijn om te bewerkstelligen dat bewoners elkaar zo goed en zo lang mogelijk ondersteunen en zich hierbij ook prettig voelen.5. Vervolgonderzoek naar succesfactoren die ertoe bijdragen dat bewoners van geclusterde woonvormen op een prettige manier contact met elkaar hebben en eenzaamheid wordt tegengegaan.
DOCUMENT
Ouderen zijn steeds beter vertegenwoordigd op het internet. Toch heeft deze groep nog altijd de grootste achterstand in de informatiesamenleving. Ouderen hebben vaak moeite met de overgang van traditionele producten en diensten naar moderne digitale. In vergelijking met jongere generaties beschikken zij over minder digitale vaardigheden en hebben een zekere weerstand om achter de pc plaats te nemen. Toch kan ICT een zinvolle bijdrage leveren aan de kwaliteit van hun leven. Is het niet vandaag, dan wel morgen. Denk daarbij aan langer zelfstandig wonen, aan medische zorg op afstand en aan het verkrijgen van passende overheidsinformatie. Dit boek gaat in op de relatie tussen ICT en ouderen. Verleden, heden en toekomst passeren daarbij de revue. Er wordt ingegaan op achtergronden van gebruik en niet-gebruik van ICT in verschillende situaties. Ook beleidsmaatregelen die van ouderen digitaal vaardige burgers zouden moeten maken worden besproken. Surfende senioren is het resultaat van samenwerking tussen Seniorweb, het Sociaal en Cultureel Planbureau en Fontys Hogescholen.
DOCUMENT
Medewerkers en studenten in het hoger onderwijs zeggen veel te leren van congresdeelname. Tot op heden echter zijn die leerervaringen nauwelijks systematisch in kaart gebracht. We weten ook weinig over verschillen daarbij tussen junior- en senior congresdeelnemers, ofwel deelnemers die eerder nog weinig of juist veel congressen bezochten. In deze exploratieve casestudy interviewden betrokkenen van ons onderzoeksteam (N = 9) elkaar voor en na bezoek aan de OnderwijsResearchDagen 2018 (ORD) over hun leerverwachtingen en leerervaringen. Via thematische codering resulteerde dit in leerverwachtingen en leerervaringen die verschillen tussen junioren en senioren. Junioren richten hun leerverwachtingen op hun eigen ervaringen binnen de microsetting van de afzonderlijke sessies, waarbij ze vooral binnen de congresstructuur hun leren plaatsen. De senioren beschouwen een congres meer als een geheel en zien het congres in een grotere context van de discipline of het vakgebied, waarbinnen ze hun leerervaringen rapporteren. Hierbij zetten ze de congressetting meer naar hun hand en zijn ze meer dan junioren gericht op de ontwikkeling van anderen. De resultaten van dit kleinschalige onderzoek kunnen congresdeelnemers en - organisatoren meer inzicht geven in het leren van congresbezoek en daarmee helpen in het benutten van congresdeelname als professionaliseringsvorm.
DOCUMENT