This collection of articles contains contributions to the research project ‘From Prevention to Resilience’ (FPtP). In this project, the research team has generated insights and tools for designers, policymakers, and other professionals to contribute to more resilient cities and neighborhoods. The point of departure was public space as a site for intervention, while learning from the ongoing developments revolving around the Covid-19 pandemic. During the early phases of the pandemic, governments initially focused on preventing the virus from spreading. Public spaces came to be seen as potential places for contamination. In response, fences, markings, and barrier tapes were put into place to orchestrate people’s movement and promote physical distance. With our research project, we explored the role that public space could play besides such often ad hoc preventive measures. What other challenges can public space tackle with regard to the various shocks and stressors that hit cities and neighborhoods, now and in the future? And how to tackle these challenges in an integral way? An integral approach to designing public spaces involves many disciplines, and it is to a great extent dependent on local governments’ take on public spaces. To this end, we asked relevant experts to share their disciplinary reflections on a design perspective we have developed in the FPtP project, called Human / Non-Human Public Spaces. An earlier version of this design perspective was handed over to experts to provide feedback from an urban climate adaptation perspective and from a governance and cultural change perspective. Stephanie Erwin and Jeroen Kluck provide concrete feedback on the design perspective and offer a discussion in relation to the field of urban climate resilience. Alex Straathof offers an essayistic text in which he reflects on some of the key notions of the design perspective, reflecting on some of the key notions of the design perspective based on cultural theory and his experience with interventions on the neighborhood level. In parallel, we commissioned two independent experts in the field of spatial development and governance to make a preliminary analysis of the impact of COVID-19 on the government perspectives on public spaces. Both experts were given the same question, but they applied different methods. Hugo Verschoor Plug conducted an analysis on two national policy documents and six ‘omgevingsvisies’ – i.e., strategies on spatial planning and the environment – of large and middle-sized cities: Amsterdam, Breda, The Hague, Groningen, Rotterdam and Zwolle. Denise Vrolijk was asked to interview professionals from a cross-section of Dutch Cities in order to obtain their perspectives on how local governments viewed the role of public spaces in relation to resilience. Together, these analyses provide an overview of the current state of affairs in public space and urban resilience. We thank the authors for sharing their expertise and insights and thereby contribute to the FPtR project. This project is funded by The Netherlands Organization for Health Research and Development (ZonMw), part of the subsidy round ‘COVID 19: Maatschappelijke Dynamiek’, project nr. 10430032010029.
MULTIFILE
Peer-to-peer (P2P) energy trading has been recognized as an important technology to increase the local self-consumption of photovoltaics in the local energy system. Different auction mechanisms and bidding strategies haven been investigated in previous studies. However, there has been no comparatively analysis on how different market structures influence the local energy system’s overall performance. This paper presents and compares two market structures, namely a centralized market and a decentralized market. Two pricing mechanisms in the centralized market and two bidding strategies in the decentralized market are developed. The results show that the centralized market leads to higher overall system self-consumption and profits. In the decentralized market, some electricity is directly sold to the grid due to unmatchable bids and asks. Bidding strategies based on the learning algorithm can achieve better performance compared to the random method.
Comprehensive understanding of the merits of bottom-up urban development is lacking, thus hampering and complicating associated collaborative processes. Therefore, and given the assumed relevancies, we mapped the social, environmental and economic values generated by bottom-up developments in two Dutch urban areas, using theory-based evaluation principles. These evaluations raised insights into the values, beneficiaries and path dependencies between successive values, confirming the assumed effect of placemaking accelerating further spatial developments. It also revealed broader impacts of bottom-up endeavors, such as influences on local policies and innovations in urban development.
MULTIFILE
Het lopen van een marathon wordt steeds populairder. Naast de vele positieve gezondheidseffecten van duurinspanning, kan duurinspanning ook gepaard gaan met maagdarmklachten. Zo’n 30-90% van de hardlopers heeft last van maagdarmklachten tijdens of in de uren na het hardlopen. Het ontstaan van maagdarmklachten heeft waarschijnlijk te maken met de herverdeling van het bloedvolume, resulterend in minder bloedtoevoer naar het spijsverteringskanaal en een minder goed functionerende darmbarrière. Doordat de darmbarrière minder goed functioneert kunnen er ongewenste stoffen (endotoxinen) de bloedbaan intreden en voor ontstekingsreacties zorgen. De vele micro-organismen in onze darm, gezamenlijk onze darmmicrobiota genoemd, zijn van invloed op de voedselvertering, maar ook op het functioneren van de cellen die de darmwand bekleden en de verbindingen tussen deze cellen. Mogelijk hebben hardlopers met maagdarmklachten tijdens duurinspanning te maken met een afwijkende samenstelling van de darmmicrobiota en/of metabolieten ten opzichte van hardlopers zonder klachten, waardoor de darmbarrière minder goed functioneert en er problemen kunnen optreden. Vandaar dat het voornaamste doel van ons onderzoeksproject is om te onderzoeken of er een relatie bestaat tussen de samenstelling van de darmmicrobiota en/of metabolieten en het ontstaan van maagdarmklachten tijdens duurinspanning. De onderzoeksvragen die zullen worden bestudeerd zijn: 1) Verschilt de samenstelling van de darmmicrobiota en/of metabolieten van hardlopers die wel en niet last krijgen van maagdarmklachten tijdens het lopen van een marathon? En zo ja, hoe? 2) Kan de samenstelling van de darmmicrobiota en/of metabolieten van getrainde sporters die maagdarmklachten ervaren tijdens duurinspanning positief beïnvloed worden door probiotica-suppletie, zodat de kans op en/of intensiteit van maagdarmklachten tijdens duurinspanning wordt verminderd en de sportprestatie verbeterd? Het onderzoeksproject richt zich op de identificatie van sporters die last hebben van maagdarmklachten tijdens duurinspanning. We hopen met de beoogde resultaten bij te kunnen dragen aan op de persoon gerichte preventie van maagdarmklachten door het aanpassen van de darmmicrobiota.
Diverse partijen, zowel marktpartijen als kennisinstellingen, gaan in 2020 samenwerken in een pilot om te toetsen in hoeverre zij de plant kardoen (familie van de artisjok distel) in haar volle potentieel kunnen gebruiken voor diverse commerciële doeleinden, zoals bloemen, voedsel, composiet en een lamp. Er wordt in deze pilot onderzoek gedaan naar: - Gebruik van reststromen als bodemverbeteraar - Teelt van kardoen - Verwerking van kardoen
Hout is een veelgebruikt duurzaam (bouw)materiaal met belangrijke ecologische voordelen: Het is hernieuwbaar en fungeert als CO2-opslag. Een nadeel van hout is echter dat het alleen met verspanende technieken (draaien, frezen, zagen) verwerkt kan worden, hetgeen veel houtafval veroorzaakt. Daarbij wordt het afval en hout dat ongeschikt is als constructiemateriaal slechts ingezet in laagwaardige toepassingen of verbrand. Afgezien van het gebruik van houtvezels als filler materiaal bij 3D-printen van kunststoffen, wordt 3D-printen van hout(afval) nog niet toegepast, hoewel dit wel mogelijk is: Alle plantaardige materialen bevatten natuurlijke polymeren, lignine en cellulose, welke voor mechanische eigenschappen zorgen. Door deze polymeren uit plantaardige materialen te scheiden kunnen deze, met behulp van enkele additieven, in een thermoplastisch verwerkbaar materiaal worden omgezet dat extrudeerbaar is. Door de locatie van de extruder te manipuleren en hier laagsgewijs een object mee te maken ontstaat een additive manufacturing (AM) proces: een 3D ‘hout’printer! Naast materiaalefficiëntie biedt AM unieke voordelen, namelijk grote vormvrijheid en de mogelijkheid van seriematige enkelstuksproductie. Indien gecombineerd met de ontwerptechnieken parametrisch en topologische ontwerpen zijn vergaande optimalisaties van materiaalgebruik en productvariaties mogelijk. Met AM ontstaat zodoende een enorm nieuw spectrum van hoogwaardige toepassingsmogelijkheden voor hout(afval). In dit projectvoorstel wordt via de driehoek van ‘materiaal – proces – toepassing’ simultaan onderzoek gedaan naar: (1) Geschikte combinaties (blends) van cellulose en lignine om mee te kunnen extruderen; (2) Het ontwikkelen van een 3D-printproces en setup voor het verwerken van deze materiaal-combinaties; (3) Het identificeren van geschikte toepassingen. Geschikte toepassingen worden beïnvloed door materiaaleigenschappen en het printproces. Beide aspecten hebben ook onderlinge wisselwerking. Daarom wordt binnen casestudies van mogelijke toepassingen de onderlinge invloed integraal onderzocht. De doelstelling is daarbij om een werkende 3D ‘hout’printer met een werkend receptuur te ontwikkelen en de haalbaarheid van innovatieve, duurzame en voor de markt relevante toepassingen aan te tonen middels cases.