BackgroundIncreased physical activity and dietary protein intake are promising interventions to prevent or treat the age-related decline in physical performance in older adults. There are well-controlled exercise as well as dietary intervention studies that show beneficial effects on physical performance in older adults. In practice, however, weekly group based exercise or nutritional programs may not be as effective. To optimise these exercise programs for community dwelling older adults, a digitally supported and personalised home-based exercise training program has been designed aiming to improve physical performance in older adults. In addition, a protein intervention in combination with the training program may further improve physical performance in older adults.MethodsThe VITAMIN study will be a cluster randomised controlled trial with three parallel arms. In total, 240 community dwelling older adults (≥ 55 years) participating in weekly group exercise are randomly allocated into: 1) regular weekly exercise program (Control group, n = 80), 2) digitally supported personalised home-based exercise training program group (VITA group, n = 80) and 3) digitally supported personalised home-based exercise training program group plus dietary protein counselling (VITA-Pro group, n = 80). The VITAMIN study aims to evaluate effectiveness of the digitally supported personalised home-based exercise training program as well as the additional value of dietary protein on physical performance after 6 months. In addition, a 12 month follow-up measurement will assess the retaining effect of the interventions. Primary outcome is physical performance measured by the Modified Physical Performance Test (M-PPT) and relevant secondary and observational outcomes include habitual physical activity and dietary intake, body composition, cognitive performance, quality of life, compliance and tablet usage. Data will be analysed by Linear Mixed Models.DiscussionTo our knowledge, the VITAMIN study is the first study that investigates the impact of home-based exercise, protein intake as well as use of persuasive technology in the population of community dwelling older adults.Trial registrationNL56094.029.16 / NTR (TC = 5888; registered 03–06-2016).
Introduction: Success of e-health relies on the extent to which the related technology, such as the electronic device, is accepted by its users. However, there has been limited research on the patients’ perspective on use of e-health-related technology in rehabilitation care. Objective: To explore the usage of common electronic devices among rehabilitation patients with access to email and investigate their preferences regarding their usage in rehabilitation. Methods: Adult patients who were admitted for inpatient and/or outpatient rehabilitation and were registered with an email address were invited to complete an electronic questionnaire regarding current and preferred use of information and communication technologies in rehabilitation care. Results: 190 out of 714 invited patients completed the questionnaire, 94 (49%) female, mean age 49 years (SD 16). 149 patients (78%) used one or more devices every day, with the most frequently used devices were: PC/laptop (93%), smartphone (57%) and tablet (47%). Patients mostly preferred to use technology for contact with health professionals (mean 3.15, SD 0.79), followed by access to their personal record (mean 3.09, SD 0.78) and scheduling appointments with health professionals (mean 3.07, SD 0.85). Conclusion: Most patients in rehabilitation used one or more devices almost every day and wish to use these devices in rehabilitation. https://doi.org/10.1080/17483107.2017.1358302
This column is about two paradoxes in IT, the Law of Gates and the Hanlon Razor. Many functionalities can be automated, but that this rarely says anything about the "real" contribution of the employees. For example, we still have train conductors, who also still check the validity of admission tickets, but mainly because they thereby have "legitimacy" to travel among travellers, and camera surveillance cannot compete with their presence with regard to both travellers security and feeling security. The Law of Gates (1): software updates require more processor power faster than hardware companies can deliver, with the result that after each update your computer or tablet functions just a little slower. (2) the Hanlon Razor (a variant of Ockham, who stated that under the same circumstances the simplest explanation is usually the right one): never assume evil intentions if stupidity is also a good explanation.
Sinds de introductie van tabletcomputers merken ouders en professionals dat games aantrekkelijk en toegankelijk speelgoed zijn voor jonge kinderen. De meningen verschillen over de geschiktheid van tabletgames voor leren en ontwikkelen door peuters en kleuters. Voorstanders benadrukken dat tabletgames de aandacht, motivatie en concentratie bevorderen en daarmee bijdragen aan leren en ontwikkelen. Maar het selecteren van een game uit het enorme en diverse aanbod die tot een optimale leeropbrengst leidt is bepaald niet eenvoudig. Ook logopedisten erkennen de mogelijkheden van het digitale aanbod en zien dat kinderen enthousiaste gamers zijn. Dit enthousiasme is cruciaal om kinderen gemotiveerd te houden voor therapie. Daarnaast is therapie effectiever als de logopedist werkvormen kiest die aansluiten bij de belevingswereld van het kind. De doelgroep is groot: in iedere Nederlandse schoolklas zitten gemiddeld twee kinderen met een taalontwikkelingsstoornis. Dit zijn kinderen die veel moeite hebben met het spreken en begrijpen van taal en hiervoor in behandeling zijn bij een logopedist. Een aantal logopedisten past games al met succes toe in taaltherapie. Anderen ervaren dat de communicatieve interactie tijdens gamen niet altijd optimaal verloopt. Veel logopedisten hebben vragen over de toepasbaarheid van tabletgames in taaltherapie bij jonge kinderen. Welke games zijn geschikt voor gebruik in taaltherapie? Hoe kunnen games ingezet worden? Wordt met gebruik van games ook taal geleerd, zoals het geval is bij gebruik van traditionele materialen? Dit project geeft een antwoord op deze vragen. Het consortium DigiTaal, bestaande uit twee hogescholen, vier grote instellingen voor kinderen met een communicatieve beperking en de beroepsvereniging voor logopedisten, ontwikkelt in dit project kennis en producten voor de selectie, toepassing en opbrengst van gebruik van games in taaltherapie. Het doel is inzicht te krijgen in de werkelijke kansen en mogelijkheden van gamegebruik op de ontwikkeling van jonge kinderen.
Voor veel kinderen met een (ernstige en/of meervoudige) beperking is het niet eenvoudig om aan hun omgeving duidelijk te maken hoe ze zich voelen en wat ze zouden willen of nodig hebben. Ouders begrijpen de signalen van hun kinderen vaak als geen ander, maar zouden nog meer met hun kind willen communiceren. ln het project 'Praten kan ik niet..., maar communiceren wil ik wel!' is veel onderzoek gedaan naar de communicatieve ontwikkeling en het effect van het ondersteunen van de communicatie van kinderen met een beperking. Het blijkt dat er grote winst te halen valt door het inzetten van verschillende strategieën, technieken en communicatiehulpmiddelen. Te denken valt aan het inzetten van (vierhanden)gebaren, foto's, pictogrammen, film, voorwerpen, spraakknoppen of - computers en/of tablets, maar ook aan muziek, ritme, (samen) bewegen en inspelen op ervaringen. Helaas merken we in de praktijk dat ouders en therapeuten vaak niet (volledig) op de hoogte zijn van wat er allemaal mogelijk is of hoe het in te zetten bij hun kind. Daarnaast is er voor gezinnen én voor therapeuten vaak weinig tijd om hier actief aan te werken. Voor ouders die de behoefte hebben om hun kind nóg beter te kunnen begrijpen en de communicatiemogelijkheden uit te willen breiden, is tijdens het project 'Praten kan ik niet..., maar communiceren wil ik wel' vanuit de Fontys Paramedische Hogeschool in samenwerking met Stichting Wigwam in 2014 gestart met de organisatie van unieke communicatieweekenden. Dat deze communicatieweekenden voldoen aan vragen en de behoefte van ouders blijkt wel uit de evaluatie ervan en de vraag vanuit meerdere ouderverenigingen, maar ook vanuit therapeuten, om deze communicatieweekenden te blijven organiseren. Om deze weekenden te kunnen organiseren is met name geld nodig om de locaties te huren. De locaties moeten immers geschikt zijn voor overnachting en activiteitenprogramma's voor gezinnen met kinderen met beperkingen. De hogeschool en de in het project deelnemende partners beschikken niet over gebruiksrecht van een dusdanige locatie. Kosten die ouders in rekening kunnen brengen bij de zorgverzekeraar vallen buiten de begroting van deze weekenden. Er is dus sprake van een tegemoetkoming in de overige verblijfkosten. Zonder deze tegemoetkoming zouden de kosten op basis van hun financiële draagkracht voor sommige ouders te hoog zijn, waardoor zij niet zouden kunnen participeren. De subsidie biedt mogelijkheid om geïnteresseerde ouders te laten participeren. Door het organiseren van deze gesubsidieerde weekenden hopen wij voldoende basis te creëren op grond waarvan wij in de toekomst andere sponsoren bereid zullen vinden de accommodatiekosten voor hun rekening te nemen, ten einde een duurzame organisatie op te zetten. Weekenden worden georganiseerd met eigen bijdragen van verschillende partijen. Fontys medewerkers zullen de helft van hun uren als vrijwilliger werken (cofinanciering). Studenten zullen als vrijwilliger participeren. Daarnaast zullen de gezinnen betalen voor hun eigen verblijfs- en cateringkosten. Zo hanteert Stichting Wigwam een gereduceerd tarief. Deelnemende partijen hebben geen winstoogmerk.