Vier masterstudenten Nederlands van de Hogeschool Utrecht, werkzaam op zeer uiteenlopende scholen voor voortgezet onderwijs, hebben in het kader van een eerstejaars cursus literatuurtheorie en verhaalanalyse meegewerkt aan een vooronderzoek waarin de volgende vragen centraal stonden: 1. Sluit klimaatfictie aan bij de belangstelling /leesinteresse van de leerlingen in de bovenbouw van het havo/vwo? 2. Werkt klimaatfictie motivatie-verhogend bij het lezen voor de literatuurlijst Nederlands in de bovenbouw van het havo/vwo?
DOCUMENT
In opdracht van de VO-raad is in samenwerking met scholen voor voortgezet onderwijs, Internationale Schakelklassen (ISK) en samenwerkingsverbanden in kaart gebracht hoe het onderwijs aan nieuwkomersleerlingen van 12 tot 18 jaar het beste kan worden vormgegeven. Daarbij geholpen door experts uit de psychosociale hulpverlening, ouderorganisaties, de Onderwijsinspectie en het ministerie van OCW en aangevuld met wetenschappelijke kennis over onderwijs aan nieuwkomersleerlingen. Deze kennis is gebundeld in de handreiking ‘Nieuwkomers in het voortgezet onderwijs’ De handreiking wordt in delen uitgebracht. In juli werd het eerste deel gepubliceerd, dat zich richt op het thema 'Nieuwkomers welkom heten'. Op 1 oktober is hier het deel over ‘Taal, talen en talenten' aan toegevoegd. Later volgen nog delen over ‘Regionaal samenwerken’ en ‘Maatwerk bieden’.
DOCUMENT
Meertaligheid is zowel een gegeven als een doel binnen het Nederlandse voortgezet onderwijs. De inventarisatiestudie van Catherine van Beuningen en Daniela Polišenská laat zien hoe talendocenten in het voortgezet onderwijs denken en handelen ten aanzien van deze meertaligheid. Uit de gerapporteerde opvattingen concluderen zij dat er op dit vlak nog misvattingen heersen en dat er ruimte is voor meer doelgerichte erkenning en benutting van de meertalige repertoires van leerlingen. De talendocenten in de studie zijn zich ook bewust van deze ontwikkelkansen; de overgrote meerderheid van de ondervraagden geeft bijvoorbeeld aan behoefte te hebben aan handvatten voor talensensibiliserend en/of functioneel meertalig taalonderwijs.
LINK
Veel docenten in het voortgezet onderwijs (vo) worden geconfronteerd met motivatieproblemen in de klas. Hoewel veel onderzoek is verricht naar het motiveren van leerlingen, zijn de motivatieprincipes die hieruit voortvloeien vaak te algemeen geformuleerd, waardoor ze voor docenten lastig te vertalen zijn naar de onderwijspraktijk. Een andere complicerende factor is dat deze principes voornamelijk uitgaan van lessituaties waarin docenten (in een traditionele rol) voor de klas staan. Hierdoor wordt niet direct duidelijk wat deze principes betekenen voor het ontwerpen of kiezen van opdrachten of werkvormen waarin docenten een coachende rol aannemen. Het KIEM-hbo-project “Een checklist en reflectietool voor het aanpakken van motivatieproblemen in de klas” is een verkennend onderzoek naar de mogelijkheid om een checklist en reflectietool te ontwerpen die docenten kunnen gebruiken bij het voorbereiden en evalueren van een les voor het motiveren van leerlingen. In dit project brengen we inzichten uit twee onderzoekslijnen (instructieontwerp en motivatie) samen. Door inzichten uit beide lijnen te combineren, kijken we of we een geconcretiseerde checklist en reflectietool kunnen ontwikkelen die ook toepasbaar is op het voorbereiden/ontwerpen van een les en op verschillende werkvormen. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een consortium van HZ University of Applied Sciences, Stichting voor Openbaar Voortgezet Onderwijs op Walcheren, Vereniging voor Christelijk Voortgezet Onderwijs op Walcheren en kennispartners Erasmus University College en Roosevelt Center for Excellence in Education. Lector en docentonderzoekers in het vo voeren de verschillende onderzoeksactiviteiten uit (bijvoorbeeld uittesten tool en praktische toepasbaarheid). Tijdens werksessies wordt een bredere groep van vo-docenten gevraagd om input te geven. Het doel van het project is om uit te zoeken of er een checklist en reflectietool kan worden ontworpen die bijdraagt aan de professionele ontwikkeling van docenten en mogelijk kan leiden tot nieuwe onderzoeksvragen en een meerjarige samenwerking.
Kansenongelijkheid in het onderwijs is een grote maatschappelijke uitdaging. Soms hebben kinderen - door allerlei verschillende oorzaken - minder kansen om hun talenten goed te ontwikkelen. Een van de bepalende momenten voor die ontwikkelkansen is de overstap van het basisonderwijs (PO) naar het voortgezet onderwijs (VO). In dit onderzoek kijken we daarom, met professionals uit de Amersfoortse praktijk, wat er nodig is om tijdens die ‘grote oversteek’ het verschil te maken en te zorgen dat alle kinderen gelijke kansen krijgen om hun talent te ontplooien.
Aanleiding De Wet passend onderwijs (augustus 2014) beoogt het aantal leerlingen in speciale onderwijsvoorzieningen terug te dringen door leerlingen met speciale onderwijs- en zorgbehoeften goede arrangementen te bieden in het reguliere onderwijs. Kinderen met autismespectrumproblemen bezoeken nu vaak reguliere scholen. Maar de stap naar het voortgezet onderwijs betekent voor hen vaak een ernstige ontregeling. Door de verandering functioneren ze minder goed, presteren ze slechter en neemt de kans op schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten toe. De onderwijssector heeft grote behoefte aan een preventieprogramma dat de samenwerking tussen de betrokkenen bij een kind in deze fase verfijnt, structureert en differentieert. Doelstelling Hoofddoel van het project is het ontwikkelen van een training voor docenten en jeugdprofessionals in het optimaliseren van de transitieperiode voor leerlingen met autismespectrumproblemen. Het programma bestaat uit 2 fasen: 1) het bruikbaar maken van het goed onderzochte Engelse 'Transition Pack' voor het Nederlandse onderwijssysteem; 2) een quasi-experiment naar de effectiviteit en gebruikersvriendelijkheid van deze Nederlandse versie (TP-NL) t.o.v. de huidige ondersteuning in de betrokken scholen. Het team meet de klinische kenmerken van de deelnemende kinderen, de problemen die zij ervaren en de stress die ouders ervaren. De ervaringen van ouders en leerkrachten met de transitie worden in kaart gebracht met interviews. De kundigheid van leerkrachten in het omgaan met kinderen met autismespectrumproblemen worden onderzocht met behulp van enquêtes. Beoogde resultaten Het project beoogt 2 resultaten: 1) een preventieprogramma dat de samenwerking tussen de betrokkenen bij een kind in de periode voor, tijdens en na de overgang naar het voortgezet onderwijs verfijnt, structureert en differentieert; 2) een adequaat beschreven, werkzame opleidingsmodule die studenten van de deelnemende hogescholen leert het maatwerk voor leerlingen te verfijnen. Naast 2 promovendi participeren in het onderzoek lectoren en bachelor- en masterstudenten van de betrokken hogescholen. Bij positieve resultaten zal het consortium een TP-NL-opleidingsmodule ontwikkelen voor de opleidingen van de hogescholen en breder gebruik van TP-NL begeleiden in het Rotterdamse en Rijnlandse onderwijs. Landelijke kennisverspreiding vindt plaats via de academische werkplaatsen autisme en jeugd, met wetenschappelijke publicaties, vakpublicaties, presentaties, workshops en een slotcongres. In totaal 50 tot 90 studenten dragen bij aan de dataverzameling (door het schrijven van scripties), en aan de implementatie en het eindsymposium.