Elk jaar bezoeken tussen de een en twee miljoen mensen het waddengebied. Het toerisme is daar uitgegroeid tot een van de belangrijkste economische activiteiten. In Nederland zijn vooral de eilanden een populaire vakantiebestemming. Fietsen, wandelen en strandbezoek zijn populaire activiteiten. De authentieke atmosfeer, het strand en het duinlandschapworden het meest gewaardeerd. De natuurwaarden van de Waddenzee spelen een minder grote rol, hoewel uit onderzoek blijkt dat er een zekere relatie bestaat tussen natuurervaringen en de plaatsgebondenheid van de toerist. In tegenstelling tot Duitsland komt het toerisme op de vastelandskust van Noord-Holland, Friesland en Groningen nauwelijks op gang en kan niet profiteren van de stroom bezoekers naar de Waddeneilanden. De recente aanwijzing van de Waddenzee tot werelderfgoed wordt over het algemeen gezien als een belangrijke stimulans voor de ontwikkeling van het toerisme. InNederland blijkt de werelderfgoedstatus echter nog relatief onbekend te zijn. In tegenstelling tot het Duitse kustgebied wordt door ondernemers deze status niet of nauwelijks benut. Met de werelderfgoedstatus van de Waddenzee en de voorgenomen uitbreiding van het vliegveld Eelde als nieuwe uitdagingen zijn met behulp van scenarioplanning een aantal richtingen voor de ontwikkeling van het toerisme in Noord-Nederland geïdentificeerd en uitgewerkt in 23 product-markt-partner-combinaties. Deze hebben het karakter van shortbreaks waarineen bezoek aan het waddengebied gekoppeld wordt aan andere highlights in Noord-Nederland
In het noorden gaat de poort wijd open voor vissen die migreren tussen de Waddenzee en de binnenwateren. Van zalm, paling en houting tot de ‘iconische’ zeeforel. Binnenlaten alleen is echter niet genoeg. Herstel van de vismigratievraagt om maatregelen tot ver in Drenthe en Overijssel.
MULTIFILE
In het Oude Diep bij het Drentse Peize zijn 140 zeeforellen met een zender uitgezet. Ze moeten natuurbeschermers gaan helpen aan een antwoord op de vraag welke problemen de vissen tegenkomen onderweg naar de Waddenzee. Dit onderzoek wordt gehouden in het kader van het project 'Ruim baan voor vissen 2' waar o.a. hogeschool Van Hall Larenstein bij betrokken is.
LINK
Wereldwijd zorgen riffen, gebouwd door biobouwers zoals koralen en schelpdieren, voor belangrijke ecosysteemdiensten waaronder kustveiligheid, visserij en recreatie. Deze riffen staan echter onder toenemende druk en door het verlies van natuurlijke harde substraten gaat ook de biodiversiteit en productiviteit van het mariene ecosysteem achteruit. Tegelijkertijd is er juist een toename van kunstmatig hard substraat voor mariene infrastructuur, zoals dijken, havens en golfbrekers. Vanwege de goede verwerkbaarheid en grote toepasbaarheid, is het meest gebruikte materiaal voor mariene infrastructuur beton. Beton heeft echter grote nadelen: 1) De cementindustrie is verantwoordelijk voor 5-7% van de wereldwijde CO2 uitstoot en 2) op beton groeien door de suboptimale chemische samenstelling andere ecologische gemeenschappen dan op natuurlijke riffen. De komende jaren zal er, door klimaatverandering en economische ontwikkeling, nog meer op zee gebouwd worden. Er is daarom een wereldwijde noodzaak voor materialen die een lagere CO2 footprint hebben dan beton en ecologisch beter functioneren. In het RAAK-publiek ECODAMI (Ecologisch Optimale en Duurzame Alternatieve materialen voor Mariene Infrastructuur) project werkt hogeschool VHL samen met publieke partijen Waterschap Noorderzijlvest, Rijkswaterstaat, Public Entity Saba en partners uit zowel de bouwkundige als ecologische hoek aan de interdisciplinaire vraag “Welke alternatieve materialen kunnen gebruikt worden om mariene infrastructuur te verduurzamen en tegelijk de onderwaternatuur te verrijken?” Om deze vraag te beantwoorden worden alternatieve materialen voor beton geproduceerd en getest op conventionele eigenschappen zoals verwerkbaarheid en sterkte. De meest kansrijke materialen worden in experimenteel labonderzoek getest op de vestiging van indicatorsoorten, waarna de best functionerende materialen worden gecombineerd. Via experimenteel veldonderzoek in de Waddenzee, de Zeeuwse delta en bij Saba (Caribisch Nederland) wordt de ontwikkeling van ecologische gemeenschappen op de proefblokken onderzocht en wordt een laatste selectie gemaakt. Op deze manier resulteert het ECODAMI project in duurzame en ecologisch optimale bouwmaterialen die direct toepasbaar zijn in mariene infrastructuur.
Aanleiding: De Waddenzee is een van de grootste wetlands op aarde met een uniek landschap en een uitzonderlijk rijke natuur. Veel economische sectoren (visserij, industrie, scheepvaart en toerisme) zijn afhankelijk van een gezonde Waddenzee. Er bestaan verschillende rampenbestrijdingsplannen die moeten helpen voorkomen dat olie de Waddenzee bereikt of moeten zorgen dat de schade beperkt blijft. Het is belangrijk dat bestuurders een goed inzicht hebben in de consequenties, zowel ecologisch als economisch, van die verschillende bestrijdingsacties. Op dit moment is dit inzicht nog niet voldoende. Er is dringend behoefte aan een tool die de ecologische en economische effecten van olie en oliebestrijding in de Waddenzee eenvoudig doorberekent en visualiseert. Doelstelling De vragen die het project stelt, zijn: " Wat zijn de effecten van olieverontreiniging en de bestrijding hiervan op de Waddenzee? " Op welke manier kunnen we dit voor de betrokken professionals objectief inzichtelijk maken? De deelnemers aan het project onderzoeken het effect van olieverontreiniging op het Waddengebied. Ze kijken daarbij naar het effect op zowel de ecologische als de economische waarden. Vervolgens onderzoeken ze welke bestrijdingstechnieken er mogelijk zijn. Met de uitkomsten van het onderzoek realiseren de deelnemers een bestrijdingseffecttool voor scenarioanalyses. Verder ontwikkelen ze een vereenvoudigd verplaatsingsmodel dat voorspelt waar en hoeveel olie aanspoelt onder gegeven omstandigheden. Beoogde resultaten De concrete resultaten van dit project zijn onder andere: " een vereenvoudigd verplaatsingsmodel voor olie op de Waddenzee; " een bestrijdingseffecttool voor studiedoeleinden, waarmee hypothetische ramp- en bestrijdingsscenario's doorgerekend kunnen worden tot een objectieve effectscore. De projectgroep zorgt voor de gebruikelijke communicatie en disseminatie die nodig is in een RAAK-project, door middel van nieuwsbrieven, een website en symposium. Verder is er specifiek aandacht voor het opzetten van een kennisnetwerk. Dit kennisnetwerk biedt mogelijkheden zoals het inroepen van experts voor gastcolleges, het aanbieden van relevante stages of het verzorgen van excursies.
De transitie naar duurzaam materiaalgebruik vraagt niet alleen om technische oplossingen, maar ook om nieuwe manieren om met materialen om te gaan – inclusief aandacht voor de belangen van de natuur. Slibfluisteraars onderzoekt hoe kunstenaars meer-dan-menselijke perspectieven tastbaar en invoelbaar kunnen maken, zodat de transitie naar duurzaam materiaalgebruik op een holistische manier plaatsvindt, met aandacht voor mens én planeet. Het onderzoek speelt in op de ontwikkelingen rondom toepassingen van slib aan de Groningse kust. In de Waddenzee en bij de Eems-Dollard heeft de hoeveelheid slib in het water veel impact op de lokale ecosystemen. Uitgebaggerd slib kan mogelijk worden toegepast in de landbouw, bouw, vormgeving en natuurherstel. In deze ontwikkelingen komen dus verschillende ecologische, economische, en sociologische belangen en waarden bij elkaar. Slibfluisteraars stelt dat het concreet maken van meer-dan-menselijke perspectieven een urgente interventie is in deze context, die het mogelijk maakt om de processen van waardetoekenning in transities kritisch te onderzoeken en te bevragen. Dit vereist echter verbeeldingskracht. Daarom ontwikkelen kunstenaar-onderzoekers samen met onze praktijkpartners luistermethodes voor participatieve workshops. Hierin verkennen zij samen met stakeholders zoals beleidsmakers, inwoners, onderzoekers, en ondernemers strategieën om naar het slib te leren luisteren en na te denken over de impact hiervan. In een iteratief proces worden de ontwikkelde methodes fasegewijs getest, geëvalueerd en verfijnd, waardoor een continu, iteratief proces van co-creatie en reflectie ontstaat. De methodes die ontwikkeld worden gedurende dit onderzoekstraject bieden zo een alternatieve ingang voor bestaande discussies in het leef- en werkveld waar duurzame materialen een rol spelen. Hoewel de workshops experimentele onderzoeksruimtes zijn in een specifieke context, reiken de inzichten verder. Dit onderzoek levert praktische methodes en inzichten op over hoe meer-dan-menselijke perspectieven kunnen worden meegenomen in beleidsvorming, ontwerp en materiaalgebruik. Door deze aanpak draagt het bij aan een rechtvaardige en ecologisch verantwoorde transitie naar duurzame materialen.