The use of social networking and e-health technology through mobile (and other) devices, like smartphones and tablets, has been increasing in the last 20 years. This is equally true for people in marginalized situations, like homeless people. Earlier research shows that the majority of homeless people own a smart phone (Heaslip et al., 2021) and that mobile technology has the potential to support the health and wellbeing of persons who are homeless (Calvo & Carbonell, 2019). In our presentation, we will explore this potential further and shed light on how and why online social networking is used by homeless people and their social workers.We will present findings from our two-year qualitative research project ‘Social Network First?’ on network support offered to homeless people in Amsterdam and Haarlem, two cities in the Netherlands. In the recent decade, the Netherlands has seen the number of homeless people doubled (CBS, 2021) and the urgency to support this disadvantaged group has increased. Whereas policy in previous years focused predominantly on a ‘housing first’ approach, in which the main priority is to accommodate homeless people, the belief grows that this approach is not sufficient. For that reason, in addition to housing, Dutch shelter organizations are implementing a novel network support approach in the care of homeless people. With this approach, loosely based on the resource group method, social workers attempt to empower their homeless clients by involving and strengthening their clients’ social contacts. To understand the network support approach and its contribution to the empowerment of homeless people, we have conducted 25 semi-structured interviews with homeless people, their relatives and friends, social workers, and other professionals involved. The analysis of the interview data reveals that online social networking is of crucial importance for the network support approach. Our (preliminary) results show that especially WhatsApp is used by social workers to connect the homeless person to his/her social network in two ways. Firstly, WhatsApp is used for thoroughly mapping the social network of the client. Secondly, WhatsApp is used to create an online support group, which offers the client and his/her network possibilities for (re)connection and mutual support. In addition, WhatsApp is used extensively by social workers to easily maintain contact with homeless clients. This is important because, especially with clients who are not ready yet to work on their recovery, using WhatsApp allows social workers to just check in once in a while, while giving control of the process to the client. Whereas these results are predominantly positive, we will also discuss the cons of social networking technology, like privacy issues. In conclusion, our presentation offers a comprehensive exploration of the opportunities of social networking technology in the context of supporting homeless people. By examining the implications for social workers, we aim to inspire attendees with insights in how digital communication methods can be used to improve their social work practice. Subsequently, we aspire this contributes to developing pathways out of homelessness with the help of others.
LINK
US new media artist Ben Grosser and I met at the 2013 Unlike Us #3 Institute of Network Cultures event in Amsterdam where he presented his Demetricator, a free web browser extension that hides all the metrics on Facebook. I have followed his work ever since. We got in contact again in 2019 when he premiered his video art clip Order of Magnitude.[1] The cut-up piece features Mark Zuckerberg’s obsession with growth. Instead of taking the traditional critical approach, Ben Grosser magnifies particular words that return in each and every one of his sentences: more, millions, billions, trillions. Covering the earliest days of Facebook in 2004 up through Zuckerberg’s compelled appearances before the US Congress in 2018, Grosser viewed every one of these recordings and used them to build a supercut drawn from three of Mark’s most favoured words: more, grow, and his every utterance of a metric such as two million or one billion. Inside the exploding galaxy of Facebook there are no limits of growth. After a few minutes the viewer gets exhausted and is ready to swipe the video away, stand up and walk out: the exact opposite response to what we experience when we’re on Facebook, Instagram, or WhatsApp. The emptiness of the guy suffocates. Well done, Ben.
MULTIFILE
Het leven van jongeren speelt zich voor een groot deel online af. Dat hoeft geen probleem te zijn, maar er zijn wel degelijk keerzijden. Zo komen jongeren sneller in contact met foute groepen en is de kans groter dat ze verzeild raken in criminele activiteiten als Whatsapp-fraude en ‘geld-ezelen’. Welke jongeren zijn hier vooral kwetsbaar voor? Wat vraagt dit van professionals in de wijk? En wat is de verantwoordelijkheid van ouders? Professionals en onderzoekers gingen hierover met elkaar in gesprek. Onderzoeker Marianne van Bochove licht de drie belangrijkste lessen uit. Een publicatie op basis van de samenwerking van GUTs en EMMA in een webinar over 'De digitale wijkprofessional'.
MULTIFILE
Journalisten die veel interactie met hun publiek hebben (zoals consumentenprogramma’s) ontvangen via diverse, vaak besloten, kanalen (Facebook Messenger, WhatsApp, e-mail, fora) een grote stroom tips en/of berichten. Radio Dabanga, bijvoorbeeld, een op Soedan gericht radiostation in Amsterdam en ook een redactie met veel publieksinteractie, krijgt alleen al via WhatsApp 500-3000 berichten per dag. Met een redactie van twee mensen kan niet alles gelezen worden. Maar zelfs als dat kon, dan kan nog niet alles geverifieerd. Het gevolg is dat berichten gemist worden, dat Dabanga-journalisten vooral zoeken naar hun al bekende afzenders, en dat zij permanent het gevoel hebben belangrijke informatie te missen, waardoor zij hun contacten tekort te doen. Dit consortium onderzoekt of data science technieken hierbij kunnen helpen. Natural language processing technieken kunnen helpen de berichtenstroom beter te structureren waardoor tips over laag-frequente onderwerpen niet over het hoofd gezien worden. Recommender systemen kunnen ingezet worden om een betrouwbaarheidsindex te ontwerpen voor tot nog toe onbekende afzenders. Het resultaat is dan minder ondergesneeuwde tips en minder ondergesneeuwde afzenders. De uitkomsten worden getest met journalistenpanels. Bij goede resultaten uit bovenstaande onderzoeken, bouwt het consortium een prototype van de Berichtentemmer: een tool die helpt berichten uit diverse kanalen per onderwerp te structureren. Daardoor kunnen journalisten hun netwerken beter en efficiënter benutten. Bij het bouwen van deze tool hoort ook dat de gebruikte algoritmen transparant moeten zijn voor de journalist en de presentatie van de resultaten niet sturend mag zijn. Het consortium bestaat daarom uit een ‘Data science’-projectgroep voor het ontwerpen en testen van de algoritmen, en uit een ‘Ethiek & design’-projectgroep voor het ontwerpen van richtlijnen over transparantie van de algoritmen en de datavisualisatie. Tenslotte is er een ontwikkelgroep bestaande uit een combinatie van studenten en professional developers. Zij bouwen het prototype.
Dit project heeft tot doel in kaart te brengen hoe virtuele en fysieke sociale interacties in de vrije tijd zich tot elkaar verhouden. Wat is de impact van virtualisering van de vrijetijd op lokale praktijken? Vrijetijdspraktijken worden traditioneel gezien als gelegenheden bij uitstek om op een laagdrempelige manier in contact te komen met anderen en worden aangewend om sociale cohesie te bewerkstelligen (bijvoorbeeld via urban gardens). Het internet heeft echter voor nieuwe vormen van vrijetijdsbesteding en daarmee gepaard gaande sociale interactie gezorgd. Het is mogelijk om -bijvoorbeeld in het kader van een hobby zoals gamen- contact te leggen met gelijkgestemden aan de andere kant van de wereld. Dit roept de vraag op naar de invloed van digitale media en individualisering van de vrije tijd op de omvang en aard van sociale netwerken die aan de basis staan van sociale cohesie en sociaal kapitaal. Mogelijk versterken virtuele praktijken lokale sociale netwerken. Aan de andere kant kunnen mensen met een beperkte toegang tot de virtuele wereld buitengesloten raken. Onderzoek is nodig om te begrijpen hoe virtuele en fysieke sociale contacten op elkaar inwerken. In afstemming met bewoners en lokale organisaties beoogt dit project vervolgens een antwoord te geven op de vraag hoe de interactie tussen virtuele en fysieke praktijken succesvol kan bijdragen aan de kwaliteit van de sociale leefomgeving. Het onderzoek zal een mixed methods benadering toepassen om inzicht te verkrijgen in de (micro)dynamiek van de interactie tussen virtuele en fysieke vrijetijdspraktijken Vervolgens zullen de resultaten van het onderzoek benut worden om met bewoners en lokale organisaties een instrument te ontwikkelen om zowel fysieke als virtuele sociale verbindingen in de buurt in kaart te brengen en te versterken. Het project maakt deel uit van het onderzoeksprogramma Placemaking and Events van Breda University of Applied Sciences.
Buitenspelen is essentieel voor het gezond opgroeien en ontwikkelen van kinderen. Het is goed voor hun sociale, emotionele, fysieke, motorische en cognitieve ontwikkeling. Een beweegvriendelijke omgeving met (grotere) speeltuinen en (kleinere) speelplekken is daarom van groot belang. Kinderen met een beperking (lichamelijke, verstandelijke, auditief en/of met (gedrags-)stoornis zoals kinderen met autisme) spelen helaas weinig buiten. Inclusief buitenspelen is dan ook een grote uitdaging gebleken. Wanneer er voldoende en adequaat ingerichte speelplekken zijn, neemt de fysieke activiteit van kinderen toe. Fysieke belemmeringen zoals een zandpad kan een speeltuin ontoegankelijke maken voor kinderen in een rolstoel. Sociale barrières, zoals moeilijk contact kunnen maken of buitengesloten worden, verhinderen ook dat kinderen met een beperking buitenspelen. Dit toont aan dat naast een goed ingerichte buitenruimte, het van belang is om ook professionals uit het sociaal domein, zoals speeltuinbeheerders en buurtsportcoaches en de eerste lijn zorg professionals zoals fysiotherapeuten te betrekken om inclusief buitenspelen te stimuleren en sociale barrières te doorbreken. Speeltuin Kloosterplantsoen te IJsselstein, zal als Living Lab zal dienen om vanuit orgware perspectief toe te werken naar meer/beter inclusief buitenspelen. Deze (deels) aangepaste speeltuin zet zich al jaren in voor een inclusief buitenspeelaanbod en wil een ontmoetingsplek zijn voor kinderen (met en zonder een beperking) en volwassenen. Speeltuin Kloosterplantsoen is gekozen als middelpunt voor de evaluatievraag omdat de speeltuin al jaren streeft naar een inclusief buitenspeelaanbod en daarvoor allerlei (hardware en software) acties onderneemt, maar het aantal kinderen met een beperking dat de speeltuin weet te vinden gering is. Er zijn echter wel concrete ideeën en kansen, die we samen met de consortiumpartners volgens de design-thinking methode willen oppakken om inclusief buitenspelen te bevorderen.