Harten voor Sport heeft het lectoraat Participatie en Stedelijke Ontwikkeling (PSO) van de Hogeschool Utrecht benaderd om samen na te denken over een onderzoekstraject ten behoeve van de horizontale verantwoording 2016. Het was de wens van Harten voor Sport om een compact onderzoek uit te voeren waarbij de volgende onderzoeksvraag is geformuleerd: Wat hebben de programma’s van Harten voor Sport bijgedragen aan de huidige ontwikkelingen van het sport- en beweeggedrag van Utrechtse wijkbewoners (Zuid en Zuidwest), bezien vanuit samenwerkingspartners en beweegmakelaars die werkzaam zijn in deze twee wijken? Om focus en verdieping in het onderzoek (1-meting) aan te brengen zijn twee Utrechtse wijken (Zuid en Zuidwest) geselecteerd, die ook in het onderzoek (0-meting) van 2014 geselecteerd waren. Op deze manier kan er beter en gerichter gekeken worden naar de bijdrage van Harten voor Sport. Het compacte onderzoek bestond uit twee delen. Om een scherper zicht te krijgen op de uitvoering van de programma’s van Harten voor Sport hebben er twee interviews plaatsgevonden met twee beweegmakelaars die betrokken zijn geweest bij de uitvoering van de programma’s in een van beide wijken. Zij kunnen een beeld schetsen van de uitvoering van de programma’s in hun wijken en de doelgroepen. Daarnaast zijn er twee focusgroepsgesprekken op wijkniveau (Zuid en Zuidwest) belegd. Maatschappelijke partners uit de wijk zoals sociaal makelaars, combinatiefunctionarissen (CF’ers), sportverenigingsbestuurders, jongerenwerkers, brede school coördinatoren, vertegenwoordigers uit de zorgsector en actieve bewoners die zelf sportieve activiteiten organiseren zijn uitgenodigd om hun meningen en ervaringen over de gevoerde Harten voor Sport programma’s te delen. Helaas was de opkomst gering bij de focusgroepen; aan beide bijeenkomsten werkten in totaal vier samenwerkingspartners mee. De opkomst van maatschappelijke partners lag tijdens de 0-meting over het jaar 20141 twee keer zo hoog met acht deelnemers aan twee focusgroepgesprekken. Er is geen aantoonbare reden voor de lagere opkomst bij de 2-meting. Om de respons te verhogen zijn er per e-mail nog vragenlijsten nagestuurd, maar ook die opbrengst was nihil. Dit gegeven dient bij het lezen van deze rapportage meegenomen te worden, omdat de uitkomsten dus gebaseerd zijn op een beperkt aantal interviews. In het volgende hoofdstukken zullen de uitkomsten van de interviews en focusgroepen gegeven worden en tenslotte treft u de conclusie en aanbevelingen aan van deze rapportage
DOCUMENT
Vanwege de achterblijvende aantallen lidmaatschappen bij sportverenigingen van Utrechtse jeugdigen in de wijken Zuid, Noordwest, Overvecht en Zuidwest, is de gemeente Utrecht enkele jaren geleden gestart met het opzetten van zogenaamde buurtsportclubs. Buurtsportclubs hebben het doel om meer jeugdigen uit deze wijken naar de sportverenigingen toe te leiden. Buurtsportclubs zijn een tussenstap naar het traditionele sportaanbod op de verenigingen. Kinderen kunnen er tegen gereduceerd tarief aan verschillende sporten in hun buurt deelnemen, waardoor ze op laagdrempelige wijze kennis maken met verschillende sporten en hierdoor de mogelijkheid wordt geboden door te stromen naar een sportvereniging. Op deze wijze kunnen de kinderen dicht bij huis en tegen een klein bedrag sporten uitproberen en kunnen sportverenigingen meer bekendheid genereren in wijken met veel potentiele (jeugd)leden. De gemeente zou graag meer inzicht willen hebben in het bereik en effect van de buurtsportclubs. De opzet en het resultaat van de buurtsportclubs als ‘tussenstation’ naar de reguliere verenigingen lijken nog niet optimaal.
DOCUMENT
Aanleiding Bewoners van kwetsbare wijken kampen vaak met gezondheidsproblemen. Een manier om deze problemen aan te pakken, is door de fysieke leefomgeving, in samenwerking met bewoners, gezonder te maken. Er is momenteel echter onvoldoende onderbouwde kennis bij overheden en (maatschappelijke) partners over het ontwerpen van een gezonde leefomgeving in kwetsbare wijken. Vooral als het gaat om het stimuleren van samenwerking tussen partijen voor succesvolle aanpassingen van de leefomgeving, en om het waarborgen van het gebruik door de doelgroep van gezondheidsbevorderende ingrepen. Dit onderzoek had daarom als doel om praktijkgerichte kennis te genereren over hoe de fysieke leefomgeving in kwetsbare wijken opnieuw ingericht kan worden om de gezondheid van de bewoners te verbeteren. Hiervoor zijn drie projecten onderzocht; de herinrichting van een sportpark, speeltuin en binnentuin. In deze projecten werd in samenspraak met bewoners de fysieke buitenruimte is aangepast in Den Haag Zuidwest. Er is onderzocht hoe deze projecten tot stand zijn gekomen (procesevaluatie) en hoe, wanneer en door wie de locaties worden gebruikt en ervaren (gebruikersonderzoek). Methoden In het kader van de procesevaluatie (onderdeel A) zijn 21 stakeholders gesproken om succesfactoren en belemmeringen omtrent de voortgang van de projecten te inventariseren. Daarnaast zijn 22 observaties tijdens bijeenkomsten uitgevoerd en is een documentanalyse uitgevoerd. Voor het gebruikersonderzoek (onderdeel B) zijn observaties uitgevoerd en korte gesprekken gevoerd met passanten en aanwezigen. Ook is via een meetpaal het aantal gebruikers geregistreerd. Bevindingen De drie projecten werkten met gezondheidsdoelen als uitkomst, hoewel er ook belangrijke randvoorwaarden waren; de locatie moet veilig voelen en schoon zijn. Verder werd gewerkt met twee vormen van co-creatie. Bij de lineaire, projectmatige aanpak werd het ontwerp van de herinrichting in één keer met inspraak van bewoners ingevuld. Dit leidde tot duidelijkheid over de procesfase, een werkbare planning, en de aansluiting bij ‘reguliere’ processen vanuit gemeentelijke organisaties. Een uitdaging bij deze aanpak was om (veel) bewoners duurzaam aan te laten sluiten bij het project. De tweede aanpak was meer cyclisch, waarbij een ontwerp en herinrichting stap voor stap met bewoners wordt ingevuld. Succesfactoren daarbij zijn dat bewoners langduriger betrokken kunnen zijn bij het project en er daarmee ook meer draagvlak, vertrouwen en momentum rondom het project ontstaat. Uitdagingen zijn de flexibiliteit die deze manier van werken met zich meebrengt, zowel voor het projectteam als voor de logistiek omtrent het realiseren van de aanpassingen. Bij alle drie de projecten was de toewijding van het projectteam en de projectleider essentieel voor het slagen van het project. Vertragingen hingen vaak samen met wisselingen of uitval binnen het projectteam, of met plannen die interfereerden met reeds bestaande gebieds- of bestemmingsplannen. Het gebruikersonderzoek laat zien dat de plekken veel worden gebruikt en dat de herinrichting daar een positieve invloed op heeft gehad. Gebruikers zijn ook positief over deze initiatieven. Daaruit blijkt ook dat voor het stimuleren van beweging, grootschalige fysieke ingrepen lang niet altijd noodzakelijk zijn. Soms kunnen kleine ingrepen of slimme programmering ook al effect sorteren. Tegelijkertijd is het van belang om wel vanuit een breed perspectief naar deze plekken te blijven kijken. Dit betekent bijvoorbeeld dat een plek niet alleen goed functioneert als er een paar speel- of sportelementen worden toegevoegd, maar dat het ook van belang is dat deze plekken bijvoorbeeld makkelijk bereikbaar zijn, ze vrij zijn van hardrijdend verkeer en er voldoende zitgelegenheden zijn. Die brede blik helpt ook om te constateren dat er vaak verschillende soorten gebruikers zijn die allemaal specifieke behoeften hebben. Conclusie & Aanbeveling Op basis van dit onderzoek zijn er een aantal aanbevelingen geformuleerd die organisaties kunnen gebruiken wanneer ze de fysieke leefomgeving in kwetsbare wijken met bewoners aan willen passen. 1) Reserveer flexibele of ‘lege’ ruimte in bestemmings- of gebiedsplannen voor (kleinschalige) initiatieven vanuit de wijk; 2) Reserveer flexibele budgetten, zowel qua bestedingsruimte als -periode, om alle aspecten uit een project duurzaam te kunnen bekostigen; 3) Zorg dat het vanuit organisaties duidelijk is waar initiatiefnemers met hun initiatieven terecht kunnen en zorg voor een routekaart met contactgegevens van de belangrijkste stakeholders voor projecten; 4) Begroot ruim en investeer langdurig en op meerdere manieren in het leggen en opbouwen van contacten en vertrouwen; werk samen met sleutelpersonen; 5) Ga stap-voor-stap te werk; laat in het ontwerp ruimte voor nieuwe wensen en ideeën en werk zo aan vertrouwen bij bewoners en gebruikers. En om te testen of de ingrepen passen bij de omgeving en aanslaan bij de gebruikers; 6) Houd bewoners betrokken: zorg voor terugkoppeling en programmering in de gebruikersfase, ook om bij gebruikers eventueel nieuwe informatie op te halen voor een verdere herinrichting; 7) Zorg dat de randvoorwaarden op orde zijn: de locatie moet veilig voelen, goed onderhouden en schoon zijn.
DOCUMENT
De gemeente Den Haag zet zich de komende jaren in voor het ontwikkelen van een Haagse placemakingaanpak. Het doel hiervan is om partijen in positie te brengen om hun eigen woon- en leefomgeving te verbeteren, waarin ze zich thuis voelen, en (informeel) eigenaar zijn van de publieke ruimte die ze gebruiken. De placemakingaanpak van de gemeente Den Haag kent daarbij drie sporen: inspireren, kennis ontwikkelen & delen en doen. Als onderdeel van het spoor kennis ontwikkelen & delen, zijn we in opdracht van de gemeente Den Haag een onderzoek gestart naar placemaking in Den Haag. Dit onderzoek met een looptijd van een jaar is in november 2021 van start gegaan en bestaat uit drie fasen. Deze rapportage is het eindproduct van de eerste fase welke als doel heeft om een kennisbasis te leggen voor Haagse placemaking, vanuit de literatuur en empirie.
DOCUMENT
Grootstedelijke vraagstukken zoals gebiedsontwikkeling, bestaanszekerheid en duurzaamheid vereisen een aanpak die zich over verschillende – bestuurlijke – domeinen uitstrekt. Dat vraagt om professionals die grenzen tussen die verschillende domeinen weten te overbruggen, om zo tot oplossingen te komen die recht doen aan een veelheid van vaak tegenstrijdige belangen. Deze professionals treden vaak op als ‘boundary spanners’. Maar hoe doen zij dit? En wat kunnen (aankomende) project- en programmamanagers daarvan leren?Op basis van vijf grootstedelijke praktijken laten we zien wat boundary spanners daarbij tegenkomen. Hiermee bieden we handvatten aan andere professionals om grenzen te overbruggen. We delen die kennis graag, om zo bij te dragen aan duurzame oplossingen voor domeinoverstijgende, grootstedelijke vraagstukken.
DOCUMENT
De Schilderswijk en Escamp University zijn zaterdagscholen in de Schilderswijk en Escamp. In tegenstelling tot veel weekendscholen zijn deze Universities niet gericht op het bestrijden van achterstanden, maar bieden zij juist de beter presterende leerlingen meer uitdagingen. De Haagse Hogeschool onderzocht, in samenspraak met de gemeente Den Haag, Stichting Brede Buurtschool en met de directeuren/coördinatoren van de beide Universities, in hoeverre deelname aan Schilderswijk of Escamp University bijdraagt aan de sociale mobiliteit van deze leerlingen. Hierbij is gekeken naar de veranderingen in middelbare schoolkeuze, het sociale netwerk en de toekomstambities van de leerlingen. De resultaten van het onderzoek laten zien dat deelname aan het programma van de University leidt tot veranderingen en daarmee bijdraagt aan de sociale mobiliteit onder de deelnemende jongeren en meer kansengelijkheid in het Haagse onderwijs. Het programma maakt leerlingen bewust van middelbare scholen buiten de buurt. Ook sluiten ze sneller nieuwe vriendschappen, waardoor ze een belangrijk netwerk buiten hun eigen kring krijgen. Daarnaast zien we dat leerlingen bewuster zijn van hun talenten en mogelijkheden en dat hun toekomstverwachtingen hierdoor medebepaald worden.
DOCUMENT
Op 23 en 24 september 2023 vonden de Stadsspelen van Den Haag plaats. Dit jaarlijks festival heeft als doel om inwoners van Den Haag kennis te laten maken van verschillende sporten en beweegmogelijkheden in Den Haag. Onderzoekers van de Haagse Hogeschool, lectoraat Impact of Sport, hebben de Stadsspelen op verzoek van de gemeente geëvalueerd. De evaluatie vormt de basis voor de gemeente om verbeteringen door te voeren in de Stadsspelen, en zo bij te dragen aan een sportiever en gezonder Den Haag. Voor de evaluatie zijn 252 enquêtes afgenomen. Tijdens het analyseren van de data bleek van 10 bezoekers de informatie onbruikbaar. Daarom zijn in het rapport de resultaten van 242 mensen meegenomen. De enquêtes zijn afgenomen door studenten en onderzoekers van de sportopleidingen van de Haagse Hogeschool, met behulp van tablets. De enquêteurs hebben de instructie gekregen bij het afnemen van de enquêtes een zo representatief mogelijke groep bezoekers te bevragen. Tijdens het afnemen van de vragen bleken veel jonge kinderen samen met een ouder te zijn. In zulke situaties is zoveel mogelijk geprobeerd de kinderen antwoord te laten geven (niet de ouder). Daarnaast hebben de enquêteurs de instructie gekregen om de kinderen vooral veel te laten vertellen en indien nodig gericht vragen te stellen. Hierdoor is soms niet altijd strikt de vragenlijst gevolgd. Omdat het in praktijk niet altijd mogelijk bleek om de vragenlijst volledig bij de, voornamelijk jonge, kinderen af te nemen is een aantal gevallen het invullen van de vragenlijst gedaan door zowel het kind als een ouder samen. Al met al werd er positief gereageerd op het geven van een evaluatie. De volledige enquête is opgenomen als bijlage bij dit rapport.
DOCUMENT
Het project “Sporttoerisme - Sportas Amsterdam” draait om de vraag: welke kansen biedt sporttoerisme voor Sportas? De aanleiding voor het project is het bredere programma rond het gebiedsconcept Sportas Amsterdam. Dit programma behelst de ambitie van de gemeente Amsterdam, gemeente Amstelveen en partners om één ruimtelijk geheel te maken van het gebied en de sportfaciliteiten die in zuidwest Amsterdam zijn gelegen, grofweg van het Olympische Stadion tot en met de sportfaciliteiten in het Amsterdamse Bos. Het programma draagt bij aan city branding (regio Amsterdam), lokale bedrijfsontwikkeling (o.a. horeca, retail, dienstverlening), ondersteunen lokaal verenigingsleven en sportfaciliteiten (vitaliteit kantines en accommodatie), veiligheid (ruimtelijke eenheid, levendig) en leefbaarheid (toegankelijke en aantrekkelijke openbare ruimte). Bovenal kan de Sportas bijdragen aan het aantrekken en binden van de relatief hoogopgeleide en weinig plaatsgebonden leeftijdsgroep van 18-35 jaar. Dit sluit aan bij de ideeën van auteurs als Richard Florida (“The rise of the creative class”) en Charles Landry (“The art of city making”) over het aantrekken en vasthouden van de creatieve klasse en de kenniswerker. Het idee van de Sportas veronderstelt een transitie, van een versnipperd sportgebied naar geïntegreerd vrijetijdslandschap. Het gebied is momenteel al interessant voor sporttoerisme (topsport, breedtesport) en kan door deze transitie een impuls krijgen. Tegelijkertijd is de ontwikkeling van sporttoerisme een schakel in deze transitie. Er is echter nog te weinig bekend over de omvang van sporttoerisme en de potenties van de Sportas op dit vlak.
DOCUMENT
Monumentenzorg lijkt de stedelijke vernieuwing in de weg te staan. De een ijvert immers voor het behoud van historische panden, terwijl de ander hele wijken op de schop wil nemen. Maar dat ligt genuanceerder, betogen de HU-lectoren Pim Brinkman (monumentenzorg in de praktijk) en Mirjam Huffstadt (regie stedelijke vernieuwing). Twee fenomenen gaan tegenwoordig steeds vaker hand in hand.
DOCUMENT
Den Haag heeft duinen en paleizen, heeft een hofvijver en een tribunaal. Maar naast dit alles is er meer. Er staat zo'n kwart miljoen woningen, er zijn winkels en er zijn bedrijventerreinen. Over het grootste bedrijventerrein van Den Haag, de Binckhorst, gaat dit rapport. Het is een centraal gelegen gebied in Den Haag, zo'n 130 hectare groot. Het gebied mag zich de laatste jaren verheugen in veel aandacht van stedelijke beleidsmakers. De Binckhorst is een grote toekomst toegedicht met een groot aantal nieuwe woningen, een park, kantoren, winkels, verbetering van de verkeersverbindingen en nog veel meer. Ook is er reden om bij vernieuwing van het gebied te zoeken naar verbetering van duurzaamheid (waaronder CO2-uitstoot en energievoorziening). Met een groot accent op binnenstedelijke woningbouw kan ook de druk op verdere stadsuitleg worden verzacht. In het lectoraat Grootstedelijke Ontwikkeling van De Haagse Hogeschool willen we meer weten hoe in Den Haag de maatschappelijke vraagstukken leven en aangepakt worden. Eerder (2000) was het lectoraat betrokken bij de vraag hoe de Binckhorst zich zou kunnen ontwikkelen tot een duurzaam bedrijventerrein. In de publicatie 'Zeker in de stad'(2008) keken we naar de vernieuwing van Den Haag Zuidwest. In de aanpak van Haagse krachtwijken (zoals de Schilderswijk en Transvaal) speelt de vraag wat de lokale overheid in het samenspel met andere partijen vermag om vraagstukken in de wijk op te lossen. In dit rapport wordt de maakbaarheid van de stad nader onderzocht aan de hand van de Binckhorst. Louis Kanneworff, lid van de kenniskring van het lectoraat, gaat in op de planontwikkeling van de Binckhorst. In tweede instantie levert hij in dit rapport ideeën en suggesties hoe de Binckhorst, 'het best bewaarde geheim van Den Haag', een duurzame stadswijk kan worden. Met dit rapport wil het lectoraat bijdragen aan het debat over de ontwikkeling van de stad in het algemeen en van Den Haag in het bijzonder. Reacties zijn welkom.
DOCUMENT