This collection follows anthropological perspectives on peoples (Canadian Inuit, Norwegian Sámi, Yupiit from Alaska, and Inuit from Greenland), places, and practices in the Circumpolar North from colonial times to our post-modern era. This volume brings together fresh perspectives on theoretical concepts, colonial/imperial descriptions, collaborative work of non-Indigenous and Indigenous researchers, as well as articles written by representatives of Indigenous cultures from an inside perspective. The scope of the book ranges from contributions based on unpublished primary sources, missionary journals, and fairly unknown early Indigenous sources and publications, to those based on more recent Indigenous testimonies and anthropological fieldwork, museum exhibitions, and (self)representations in the fields of fashion, marketing, and the arts.The aim of this volume is to explore the making of representations for and/or by Circumpolar North peoples. The authors follow what representations have been created in the past and in some cases continue to be created in the present, and the Indigenous employment of representations that has continuity with the past and also goes beyond "traditional" utilization. By studying these representations, we gain a better understanding of the dynamics of a society and its interaction with other cultures, notably in the context of the dominant culture’s efforts to assimilate Indigenous people and erase their story. People’s ideas about themselves and of "the Other" are never static, not even if they share the same cultural background. This is even more the case in the contact zone of the intercultural arena. Images of "the Other" vary according to time and place, and perceptions of "others" are continuously readjusted from both sides in intercultural encounters.This volume has been prepared by the Research Group Circumpolar Cultures (RGCC) which is based in the Netherlands. Its members conduct research on social and cultural change focusing on topics that are of interest to the Indigenous peoples of the Arctic. The RGCC builds on a long tradition in Arctic studies in the Netherlands (Nico Tinbergen, Geert van den Steenhoven, Gerti Nooter, and Jarich Oosten) and can rely on rich Arctic collections of artefacts and photographs in anthropological museums and extensive library collections. The expertise of the RGCC in Arctic studies is internationally acknowledged by academics as well as circumpolar peoples.
DOCUMENT
Niet iedereen heeft dezelfde kansen om aan de samenleving mee te doen. Sinds de Koppelingswet in 1998 werd ingevoerd om illegaal verblijf in Nederland te ontmoedigen, is een rechtmatige verblijfsstatus een voorwaarde voor de toegang tot (sociale) voorzieningen (1). Deze wet staat een beperkt aantal uitzonderingen toe, onder meer met betrekking tot het recht op onderwijs. Dit recht vervalt wanneer een individu zonder een rechtmatige verblijfsstatus de leeftijd van 18 jaar bereikt (art. 10 lid 2 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)). Dit is het moment waarop een individu voor de Nederlandse wet als meerderjarig en beslissingsbevoegd beschouwd wordt. Waar voor jongvolwassenen zonder rechtmatige verblijfsstatus een juridische harde knip wordt gehanteerd, kunnen rechtmatig verblijvende leeftijdsgenoten rekenen op een verruiming van de rechtsbescherming. De vraag die in deze bijdrage centraal staat, is tweeledig: enerzijds onderzoeken wij hoe de toegang van ongedocumenteerden tot onderwijs in Nederland na de leeftijd van 18 jaar eruitziet. Daarnaast staan wij stil bij de vraag waarom die toegang juist voor deze groep zo belangrijk is. We staan zo uitvoerig stil bij onderwijs omdat de (criminologische) literatuur laat zien dat een goede onderwijsloopbaan beschermt tegen zowel dader- als slachtofferschap van criminaliteit (2). Om aan deze samenleving volwaardig te kunnen participeren is een goede schoolloopbaan randvoorwaardelijk. Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd. Eerst wordt de achtergrond van de Koppelingswet geschetst. Vervolgens wordt uitgelegd in welke mate jongvolwassenen die niet in het bezit zijn van een rechtmatige verblijfsstatus, recht hebben op toegang tot onderwijs. Daarna wordt stilgestaan bij het feit dat er voor jongvolwassenen met een rechtmatige verblijfsstatus een juridische transitiefase bestaat, maar voor ongedocumenteerde jongvolwassenen niet. Aan de hand van het antropologische concept ‘liminaliteit’ en de criminologische concepten ‘maatschappelijke kwetsbaarheid’ en ‘zemia’ wordt inzicht gegeven in het belang van toegang tot onderwijs voor jongeren zonder een rechtmatige verblijfsstatus. Er wordt afgesloten met een bondig slotakkoord: is die 18de verjaardag nu echt een feest waard? 1. Kamerstukken II 1993/1994, 23540, nr. 3. 2. Met name in de hoek van de zogeheten ‘sociale controle’-theorieën hechten criminologen grote waarde aan school. Zie in dit verband onder meer het werk van de Amerikaanse criminoloog Hirschi.
DOCUMENT
Al geruime tijd is er brede steun voor de opvatting dat hogescholen naast hun onderwijstaak ook een onderzoekstaak hebben. Met de installatie van lectoraten en lectoren in 2001 in het hoger beroepsonderwijs, inmiddels ruim 5002, is aan die taak zowel in organisatorisch als in uitvoerend opzicht een belangrijke en omvangrijke impuls gegeven.
DOCUMENT
In mijn promotieonderzoek heb ik mij gericht op het identificeren van inspiratiebronnen voor profes-sionalisering in de vorm van persona’s, die ik beelden van de professional heb genoemd (De Jonge, 2015). Mijn aanvankelijk plan was om deze bronnen vruchtbaar te maken voor professionaliserings-trajecten, maar mijn promotor stelde een andere richting voor. Voorbeelden van zulke beelden zijn de reflectieve praktijkwerker (Schön, 1983), de presentiebeoefenaar (Baart, 2001), de intrapreneur (Pin-chot, 1985) en de democratische professional (Dzur, 2008). De normatieve professional (Kunneman, 1996) is een beeld dat ik in mijn promotieonderzoek heb opgenomen. Later heb ik betoogd dat ook de muzische professional (Van Rosmalen, 1996) zo’n inspirerend beeld is (De Jonge, 2019b). Dit postdoc-onderzoek kan worden opgevat als een zoektocht om de inspiratie van de normatieve professional en de muzische professional op praktische wijze met elkaar te verbinden tot wat ik – in navolging van Banks’ (2016) concept van ‘ethics work’ – muzisch ethiekwerk heb genoemd. Dit schilderij van mijn vrouw associeerde ik met de dappere en moeizame pogingen van professionals om zich op de juiste wijzen te verhouden tot de complexe contexten waarin zij opereren. Ik gebruikte het voor het omslag van mijn dissertatie. Dit onderzoeksrapport is het verslag van een verkennend postdoc onderzoek naar de potentiële meer-waarde van de theatrale dialoog als ethische interventie voor sociale professionals. De theatrale dia-loog is een muzische werkvorm die ontwikkeld is door Bart van Rosmalen (1996). De kern ervan is dat twee personen in een woordeloze interactie om beurten houdingen of posities ten opzichte van elkaar innemen. In deze verkenning is onderzocht of deze non-verbale werkvorm behulpzaam kan zijn om ethische vraagstukken van sociale professionals te verhelderen. Hierbij is gebleken dat deze interven-tie het ethisch actorschap (Keinemans, De Jonge & Kloppenburg, 2014) van professionals stimuleert, hen aanzet tot ethiekwerk (Banks, 2016). De professionals die aan het onderzoek hebben deelgeno-men, hebben naar eigen zeggen de meerwaarde van deze muzische interventie ervaren. De theatrale dialoog als een vorm van muzische professionalisering bezit dan ook de potentie om de ethische pro-fessionalisering van sociale professionals te bevorderen.
DOCUMENT
Het nieuwe leren wordt gesitueerd in een context van ontwikkelingen in het denken over onderwijzen, opleiden en organiseren. Bi het nieuwe leren gaat het niet alleen om het leren van de leerlingen, maar ook om een paradigmaverschuiving in het denken over onderwijs; een rechtstreeks gevolg van paradigmaverschuiving in de wetenschap. Hierna wordt in vogelvlucht geïnventariseerd welke implicaties de theorieën over leren en ontwikkelen hebben voor het onderwijs en voor het ontwerpen van leerarrangementen. Daarna wordt de overstap gemaakt naar de complexe beroepspraktijk. Hoe kan deze het beste begrepen worden: door een reductie van die complexiteit en het zoeken naar algemeen geldende verklaringen achteraf of door een systeemdynamische analyse van die werkelijkheid en in dialoog met betrokkenen op zoek gaan naar werkzame principes en causal loops? In het vervolg worden twee tot nu toe in de literatuur over het nieuwe leren nog weinig aan bod gekomen aspecten geïntroduceerd. Hoe organiseren we het leren en hoe werkt dat bij een nieuwe generatie leerlingen? Dan wordt geprobeerd de slag te maken van de principes van het nieuwe leren naar het ontwerpen van leerarrangementen waarin dat nieuwe leren mogelijk wordt. Er wordt een voorlopig denkraam gepresenteerd, dat in de projecten binnen dit lectoraat een heuristische functie kan vervullen bij het verder zoeken naar ontwerpparameters. Tenslotte wordt het werkprogramma van het lectoraat en de kenniskring globaal geschetst.
DOCUMENT
Het middelbaar beroepsonderwijs is een belangrijke emancipatiemotor voor jongeren met een migratie achtergrond. Tegelijkertijd zijn er zorgen over de toenemende gevoelens van vervreemding van deze jongeren ten aanzien van de Nederlandse samenleving. En over docenten die worstelen met handelingsverlegenheid wanneer ze hiermee worden geconfronteerd. Dit boek biedt een onthullende inkijk in de complexe dagelijkse leefwereld van een Randstedelijke mbo school voor Helpende Zorg en Welzijn. Op grond van concrete casussen wordt duidelijk dat er soms wel iets te verbeteren valt aan de solidariteit tussen studenten of aan het ‘spelgevoel’ van docenten. Maar een aanzienlijk deel van de problemen op school blijkt te wijten aan de aanhoudende organisatorische onrust ten gevolge van het ‘trilemma’ van kwaliteit, rendement en emancipatie waarvoor veel onderwijsinstellingen in Nederland zich tegenwoordig gesteld zien.
DOCUMENT
De term ‘Best persons’ wordt in deze les gebruikt voor: bijzonder slagvaardige mensen die problemen in achterstandswijken helpen aanpakken. Niet alleen professionals, maar ook vrijwilligers kunnen een best person zijn. Het zijn duidelijk geen doorsnee personen, maar personen die door hun omgeving worden opgemerkt als mensen die ‘het verschil maken’. In deze les worden in totaal 5 verbindingen uitgewerkt, oftewel manier om de beweging van onderop en de beweging aan de top met elkaar te verbinden: • best persons • verhalen • verandermethodieken • teamleren • People Analytics In deze openbare les zet de lector zijn visie en die van zijn kenniskringleden uiteen op het organiseren van verandering in het publieke domein. In zijn woorden: Hoe kijken wij daarnaar en wat gaan we komende jaren doen op de snijvlakken tussen onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk? Om te beginnen gaan we in op de alsmaar toenemende snelheid in onze maatschappij. We staan daarmee stil bij de maatschappelijke acceleratie die plaatsvindt en wat dit betekent voor het publiek domein (hoofdstuk 2). In het derde hoofdstuk introduceren we ons onderzoeksmodel, dat we in de twee daarop volgende hoofdstukken uitwerken. In hoofdstuk 6 formuleren we ons programma voor onderzoek en onderwijs en in het laatste hoofdstuk gaan we in op de impact die we met dit lectoraat voor publieke professionals willen genereren.
DOCUMENT
Vergelijkende Europese studie in opdracht van Kees van Aken, toenmalig directeur van de opleiding Social Work i.o. van de Hogeschool Zuyd, naar welke verschillende varianten er mogelijk zijn als er gesproken wordt over een Internationale Bachelor Social Work - Maastricht. Op welke manieren zijn er in Europa reeds internationale bachelors zijn ontwikkeld. Het onderzoek moet een overzicht van enkele blauwdrukken van een Internationale Bachelor Social Work opleveren, om mede op basis daarvan een keuze te maken voor een (eventueel meerdere) voor Hogeschool Zuyd wenselijke variant(en) daarvan in Maastricht. Er is vergelijkend Europees onderzoek gedaan naar de verschillende filosofieën en organisatievormen van curricula International Social Work zoals die op verschillende Hogescholen en Universiteiten in Europa functioneren. Met name zijn “good practice” ervaringen onderzocht en met elkaar vergeleken, om op basis daarvan een aantal varianten helder te krijgen voor de opdrachtgever.
DOCUMENT
Wat moeten hbo-studenten kennen en kunnen om straks als professionals ouders en kinderen van diverse culturele achtergronden te ondersteunen bij hun opvoeding en ontwikkeling? Hoe moet zo'n leerproces en curriculum eruit zien, wat vraagt dit van docenten? Het rapport Opleiden en professionaliseren in diversiteit en opvoeding beschrijft kernbegrippen die met diversiteit en opleiden samenhangen en analyseert onderwijsonderdelen van het curriculum Pedagogiek en Social Work op diversiteitgevoeligheid. Management, studenten en docenten spreken zich uit over de noodzaak tot (meer) aandacht voor culturele diversiteit in de klas, in de lessen, in de beroepspraktijk. Diversiteit moet steviger, als een rode draad in het onderwijs verweven zijn.
DOCUMENT