In 2008 duiden signalen in de Eemsdelta-regio op een dreigende krapte op de arbeidsmarkt. Ondanks de dreigende problemen voor met name technische functies ondernemen de regionale arbeidsmarktactoren geen actie. Het ontbreekt hen aan detailinformatie per beroep gespecificeerd naar opleidingsrichting en –niveau. Zonder die informatie zien werkgevers niet of en voor welke concrete functies knelpunten ontstaan. Zij treffen dan ook geen maatregelen om de dreigende problemen te voorkomen of te matigen. Het ontbreken van inzicht bij de werkgevers maakt dat ook beleidsmakers zoals gemeenten en UWV informatie ontberen om gericht scholings- en arbeidsmarktbeleid te kunnen ontwikkelen. Beschikbare informatie uit bestaande bronnen is onvoldoende specifiek en niet goed vertaalbaar naar regionaal en lokaal niveau, laat staan naar bedrijfsniveau. Om de benodigde informatie te genereren en zodoende de patstelling te helpen doorbreken, heeft het Kenniscentrum Arbeid (KCA) van de Hanzehogeschool Groningen een methode voor dataverzameling over de personeelsbehoefte van bedrijven ontwikkeld. Met de methode kan op eenvoudige en efficiënte wijze de gewenste data van de bedrijven worden verzameld. Daarmee wordt op bedrijfsniveau inzicht verkregen in de verwachte personeelsbehoefte en in de mogelijke knelpunten om in die behoefte te kunnen voorzien. Door bundeling en analyse van de bedrijfsdata kan vervolgens op overkoepelend (sectoraal en/of regionaal) niveau een adequaat arbeidsmarktbeeld worden verkregen.
DOCUMENT
De arbeidsmarkt in de Eemsdelta regio staat onder druk: enerzijds telt de regio een relatief groot aantal werkzoekenden, anderzijds dreigen er personeelstekorten in de technische beroepen. Onduidelijk is waar en wanneer die tekorten zich in termen van specifieke opleidingsrichtingen, -niveaus en beroepen zullen aandienen. Regionale actoren hebben behoefte aan die gedetailleerde informatie ten behoeve van arbeidsmarkt- en opleidingsbeleid ter bestrijding en preventie van arbeidsmarktknelpunten. Het Kenniscentrum Arbeid van de Hanzehogeschool Groningen (KCA) heeft een onderzoeksmethodiek ontwikkeld waarmee op structurele wijze meer gedetailleerd inzicht in de toekomstige personeelsbehoefte verkregen kan worden. In 2012 is de methodiek tijdens een pilotproject in de praktijk beproefd. Dit rapport beschrijft de aanpak van de pilot en de daaruit voortgekomen gegevens en resultaten en geeft conclusies en overwegingen richting toekomst voor mogelijke uitrol en opschaling van dit arbeidsmarktonderzoek.
DOCUMENT
Het HBO wordt niet adequaat bediend met cruciale arbeidsmarktinformatie. Men laat lectoraten daarin veel te weinig zelf aan de slag gaan. “Hoeveel van de beloofde 4000 extra arbeidsplaatsen zullen zich gaan bezighouden met dit soort onderzoek?” vragen onderzoekers Ivar Timmer (Hogeschool van Amsterdam) en Jan Oostdijk (Hogeschool Rotterdam) zich af.
LINK
In dit factsheet staan een aantal interventies om schoolverlaters en laatstejaars studenten met een grote kans op werkloosheid te ondersteunen bij het verbeteren van hun kansen op de arbeidsmarkt. Dit factsheet gaat vooral in op het verbeteren van de kansen van jongeren met een migratieachtergrond en een lage sociaal economische status. De beschreven interventies zijn evidence based en opgesteld op basis van twee onderzoeken1, gesprekken met experts en onderzoekers en ervaringen van het Expertisepunt LOB en het programma LOB en Gelijke Kansen. De uitkomsten van deze onderzoeken zijn in dit factsheet kort op een rij gezet zodat ze onderwijsinstellingen kunnen helpen bij hun subsidieaanvraag in het kader van de Subsidieregeling extra begeleiding en nazorg mbo 2021/2022.
DOCUMENT
In 2013 the Centre of Applied Labour Market Research (Kenniscentrum Arbeid, KCA) has developed a method for data collection to get an insight in employer’s future demand for staff. The method is developed to contribute to solve an action problem in the Eemsdelta region. Despite indications of a threat of shortage of technicians in that region, none of the regional actors undertakes action. They miss detailed information about the employers’ future demand for staff. To be able to take tailor-made measures, the actors must have a proper idea of the labour market problems which can be traced back to company level. For each job opening must be clear to which profession it is related and to which educational specialism and educational level. These information appears to be not available. For employers it is, understandable, difficult to estimate their future demand for staff, because a lot of uncertain factors influence that need. Especially SME’s who often don’t have a HR-officer are missing the knowledge and time or money to invest in making a future picture of their need for staff. And data from existing labour market information sources can’t be translated well at regional or local level, never mind at company level. Without detailed information about the future employer’s demand for staff, possible problems stay latent. There is no sense of urgency for the employers to take action and the regional policy makers are missing information to develop specific educational and labour market policy. To get the needed detailed information, it has to be obtained from the employers themselves, at company level. During a research pilot in 2013 KCA has designed a method for data collection and practiced it with nine companies in the Eemsdelta region. The results indicate that the method works. In a relatively labour-extensive way the needed information can be obtained. At company level it gives the employer insight in his actual and future staff requirements and makes him aware of possible problems. As regards to the policy makers, the pilot was too small for a complete regional picture, but it demonstrates that the anonymised data of the individual companies can be merged to one umbrella data-file. From that file analyses can be made to find trends and possible problems at the labour market, both at regional and sectoral level and to obtain input for developing effective policy. The successful results of the pilot offers good reasons for a follow-up study with much more companies and to develop the method into a complete labour market monitor, by broadening the method with data about the labour supply and data of new employers.
DOCUMENT
Presentatie tijdens het tweede Kenniscafé PO op 20 april 2021.
LINK
The cultivation of intrinsic motivation is key in the 21th century, but most students in Dutch vocational education lack this quality. To foster intrinsic motivation, a strong career-learning environment is needed that enables students to develop career competencies and a career identity. However such an environment is absent in much of vocational education in The Netherlands. Research shows that the desired learning must be practice based (real life experiences are key), enable a dialogue (in order to attach personal meaning to real life experiences) and give students more autonomy in making choices in their school careers. Although there has been an increase in the use of portfolios and personal-development plans, these instruments are used mainly for improving success at school but are not in career and work. In addition research on the conversations between student and teachers/work-place mentors shows that the latter talk primarily to (65%), and about (21%), but rarely with (9%) students. The culture in schools is still predominately monological. Most teachers feel uncertain about their abilities to help students in developing career competencies and a career identity, though a growing number of teachers want to be trained in initiating meaningful career dialogues. In order to make such training successful in terms of promoting new guidance behaviours, it is essential that school managers create a strong career-learning environment for teachers. The Standards Era policies (Gatto, 2009) that dominate Dutch vocational education at the moment, however, leaves managers little space to do so. https://doi.org/10.1007/978-3-319-50734-7_7 LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/reinekke-lengelle-phd-767a4322/
MULTIFILE
Keynote presentatie tijdens het HRM Praktijk Onderzoek Congres 14 november. Over het thema: 'De veranderende waarde(n) van werk: gevolgen voor HRMTrends in werk. Werk is veranderd en verandert nog steeds. Banen waar we 10 jaar geleden nog nooit van gehoord hadden, worden nu veelvuldig gevraagd, maar kunnen ook weer verdwijnen. De situatie op de werkvloer is niet meer te vergelijken met die van enkele decennia geleden. Er is veel meer variatie: meer vrouwen, allochtonen en parttimers, om maar eens wat te noemen. Organisaties werken tijdelijk samen aan projecten en hun medewerkers dus ook. Functies veranderen voortdurend. Hoe spelen organisatie in het algemeen en HRM in het bijzonder hier op in? Hoe bereid je medewerkers adequaat voor op voortdurende verandering? Welke consequenties hebben al die veranderingen voor het HRM beleid in organisaties?
DOCUMENT
De Haagse economie is hersteld van de coronacrisis. De economie van het stadsgewest ‘s-Gravenhage is in 2021 met 3,5 procent gegroeid en liet het BBP per inwoner een groei zien van bijna 6 procent. Hiermee zet de groei van pre-corona door. Na een lange periode van matige economische groei en minder gecreëerde banen dan de andere drie grote steden laat Den Haag in de laatste paar jaar een beter economisch verhaal zien. Terwijl het economisch herstel verder doorzet in de eerste helft van 2022, is de Nederlandse economie in de laatste helft van het jaar afgekoeld. De ramingen van regionale cijfers laten een soortgelijke ontwikkeling zien voor Den Haag. De groei in economische bedrijvigheid heeft tot versnelde banengroei geleid in de gemeente. De werkgelegenheid in de regio is met bijna 3 procent gegroeid ten opzichte van het jaar ervoor. De werkloosheid in de stad ontwikkelt zich volgens de dalende trend die zich had ingezet voor de uitbraak van corona. Het werkloosheidspercentage bedroeg in het derde kwartaal van 2022 4,6 procent. Daarmee lag de werkloosheid in Den Haag opnieuw lager dan Amsterdam en Rotterdam. Den Haag heeft zoals andere Nederlandse steden veel last van de krappe arbeidsmarkt en er zijn veel onvervulde vacatures binnen de gemeente in vrijwel alle beroepsgroepen. De lage arbeidsdeelname is hierdoor een groter punt van aandacht voor de stad. Het biedt de stad kansen om de lage arbeidsparticipatie in de stad aan te pakken. De groei in werkgelegenheid in 2021 verklaart zich voornamelijk door startende ZZP’ers en het grootbedrijf. Daartegenover lieten kleine mkb-vestigingen een daling zien in het aantal banen. Begin 2022 telde Den Haag ruim 321.000 banen. De ZZP’er blijkt een steeds groter deel te worden van de werkgelegenheid in de stad en neemt bijna 18 procent van de banen voor haar rekening. In verhouding tot andere steden zijn er meer ZZP’ers in de agglomeratie’s-Gravenhage. De groei van de economie en de zeer krappe arbeidsmarkt heeft zich vertaald naar een lager niveau van bijstandsuitkeringen. Er is een dalende trend in het percentage van personen die na een beëindiging van hun WW-uitkering de bijstand instromen. Ook hebben Haagse ZZP’ers minder vaak een langdurig laag inkomen. Wanneer we verder kijken dan alleen ontwikkelingen in werk en inkomen wordt duidelijk dat de beleving van brede welvaart in de regio op een lager niveau ligt dan het gemiddelde van Nederland en Amsterdam en Utrecht. Den Haag blijft groeien. Wel is het binnenlandse migratiesaldo negatief: er vestigen zich minder Nederlanders uit andere gemeenten in Den Haag dan er vertrekken naar andere Nederlandse gemeenten. De stad trekt veel immigranten en studenten. Ongeveer een vijfde van de studenten aan de Haagse Hogeschool blijft ook in Den Haag wonen. Daarnaast vestigen zich vooral veel alumni uit Delft in Den Haag. Het aantal hbo/wo-studenten is na jaren van groei in 2021 vrij stabiel gebleven ten opzichte van 2020. De uitbraak van de coronapandemie heeft geleid tot minder aanmeldingen van buitenlandse studenten aan Nederlandse onderwijsinstellingen. Vooruitblikkend wordt duidelijk dat Den Haag wordt geconfronteerd met meerdere knelpunten. Inflatie, torenhoge energieprijzen en een tekort aan personeel en grondstoffen zorgen ervoor dat binnenlandse en buitenlandse vraag afneemt. Ook zijn ondernemers huiverig om te investeren. De meest recente landelijke cijfers laten zien dat de economie sterk is afgekoeld, het derde kwartaal kromp de Nederlandse economie met 0,2 procent ten opzichte van een kwartaal eerder. Het vierde kwartaal is er weer een kleine plus van 0,6 procent. Zeker is dat de groei beduidend lager zal zijn in 2023. Voor Den Haag betekent de aanwezigheid van een grote tertiaire sector een dempend effect op de gemiddelde economische groei omdat deze minder crisisgevoelig is. Daarbij is ook een pluspunt dat de economische activiteiten in de stad minder afhankelijk zijn van de toeleveringsproblematiek van grondstoffen en de zeer hoge gasprijzen dan steden met meer industrie. Daarentegen heeft de stad veel ZZP’ers die de effecten van het wegvallen van vraag sneller en heviger zullen ondervinden. Dit heeft als gevolg dat de werkloosheidscijfers in de stad sneller zullen reageren op dalende vraag. De grote uitdagingen om over te stappen naar een duurzame economie zullen veel vaker voelbaar worden voor de economische bedrijvigheid van de stad. Het energieverbruik in de regio is in vergelijking met de andere drie grote steden aanzienlijk lager. Dit wordt met name door de sectorstructuur gedreven, waarbij de zware industrie in Den Haag relatief minder vertegenwoordigd is. De stad heeft in de afgelopen jaren stappen gezet in verduurzaming, maar bevindt zich nog wel in de startblokken. Zo is het verbruik van hernieuwbare energie relatief laag. Dit verbruik is voor een groot deel afhankelijk van opwekking van binnen de regio. Daarnaast worden steeds meer gebouwen verduurzaamd. Het aantal vacatures in klimaatberoepen stijgt op vergelijkbaar niveau als de rest van de G4. Ondernemers ervaren steeds vaker belemmeringen in het voortzetten van hun bedrijfsactiviteiten. Inmiddels vormen de ervaren tekorten aan passend personeel een belemmering in het voortzetten van bedrijvigheid voor meer dan 40 procent van de ondernemers en ligt in Den Haag hoger dan de andere drie grote steden. De krapte breidt zich uit en is inmiddels een zorg voor vrijwel alle beroepsgroepen en sectoren. Ook ervaren ondernemers hinder van de tekorten aan grondstoffen om hun bedrijfsactiviteiten uit te voeren en vaker problemen met financiering. Dit heeft negatieve gevolgen voor de potentiële groei van de regionale economie. De stad heeft een krappe kantorenmarkt en weinig kwalitatief aanbod van bedrijventerreinen. Deze krapte heeft gevolgen voor de transactiedynamiek in de stad. Terwijl in Rotterdam en Amsterdam het opnamevolume flink is gestegen, blijkt er in Den Haag voor een tweede keer achter elkaar een dalende opnamevolume te zijn. Ook zijn grote bedrijventerreinen van goede kwaliteit schaars in de regio en is het aanbod in de laatste jaren gedaald. Dit vormt een beperking voor de (potentiële) ondernemer om zich uit te breiden of te vestigen in de stad. De arbeidsproductiviteit in het stadsgewest ‘s-Gravenhage blijft laag. De sectoren Industrie en Bouw moeten een duidelijke inhaalslag maken ten opzichte van de andere drie grote steden. Ook Logistiek, een belangrijke sector voor de Haagse werkgelegenheid, laat lagere productiviteit en productiviteitsgroei zien. Daarnaast is de productiviteit in de sectoren Overheid en Zorg, die oververtegenwoordigd zijn in Den Haag, sterk gedaald sinds de coronacrisis. Dit wordt gedreven door de hoge werkdruk in deze sectoren bij minder snel stijgende lonen. Recente ontwikkelingen in afspraken voor loonstijgingen in deze sectoren zou dit beeld kunnen veranderen.
DOCUMENT
Op 14 mei jl. vond in Nijmegen de presentatie plaats van het landelijke onderzoek “Loopbaan APK’s gekeurd” door Jos Sanders (HAN) en Jouke Post (Saxion). Noloc participeerde in klankbordgroep. Beide onderzoekers hebben in opdracht van instituut GAK een inventarisatie gedaan van ‘Loopbaan-APK instrumenten’ in Nederland. Hier is een rapport van verschenen (dit komt in de bibliotheek wanneer het digitaal is). De hoofdlijn van het rapport is dat er meer dan 100 verschillende instrumenten voor Loopbaan APK zijn, dat er 20 nader geanalyseerd zijn en dat er een 10tal aanbevelingen gedaan worden. Onder Loopbaan APK’s worden in dit verband ook de Ontwikkeladviezen 45+ meegekomen. De aanbevelingen zijn: Definieer Loopbaan APK éénduidig Loopbaan APK bestaat uit instrumenten rond persoonlijke kenmerken/eigenschappen (self-awareness) rond mogelijkheden op arbeidsmarkt (opportunity awareness) en gesprekken met loopbaan professional. Loopbaan APK moet actuele valide arbeidsmarktinformatie bieden Loopbaan APK moet professionele en passende ondersteuning bieden Loopbaan APK moet ingebed zijn in HR beleid en van beleid sociale partners Loopbaan APK moet laagdrempelig zijn Loopbaan APK moet veilig en onafhankelijk worden aangeboden Loopbaan APK dient doorontwikkeld te worden met ervaren ontwikkelaars De Loopbaan APK ontwikkeling dient gepaard te gaan met wetenschappelijk onderzoek en/of - monitoring Loopbaan APK werkt alleen als gebruiken beschikt over bepaalde basisvaardigheden. Ook worden concrete suggesties gedaan voor vervolgprojecten. Zoals het verrichten van een vergelijkend onderzoek naar geode voorbeelden in het buitenland; met netwerken van loopbaanprofessionals verkennen hoe het bestaande instrumentarium doorontwikkeld kan worden; opzetten van wetenschappelijk onderzoek naar effecten van gebruik van Loopbaan APK’s; ontwikkelen van professionaliseringstrajecten. Noloc participeerde bij dit onderzoek in de klankbordgroep en zal in het vervolgtraject graag opnieuw een vergelijkbare rol/positie innemen. Lees hier het nieuwsbericht met rapport van Stichting Hogeschool Arnhem en Nijmegen: Een geregelde check van je loopbaan zou heel normaal moeten zijn. Lees hier nog het artikel Op zoek naar het ideale loopbaan- APK-instrument
MULTIFILE