In deze bijdrage schets ik een aantal belangrijke ontwikkelingen in de arbeidsverhoudingen die leiden tot een drietal centrale thema's voor de toekomst van de arbeidsverhoudingen: de verwijdering tussen de rol van ondernemer en werkgever, de omgang met individualisering en de vraag naar countervailing power
DOCUMENT
Dit artikel is een recensie van het tot de jaren 90 veel gebruikte handboek op het terrein van arbeidsverhoudingen van prof. dr. Reynaerts "Arbeidsverhoudingen in theorie en praktijk". Het betreft een beoordeling van de tweede herziene druk. De tweede herziene druk van deel 1 van het boek ,geschreven door Prof. Reynaerts en drs. Nagelkerke, verscheen in 1986. De tweede herziene druk van deel 2, onder redactie van Prof. Reynaerts , verscheen in 1987.
DOCUMENT
In dit artikel een bijdrage aan het debat over de toekomst van de CAO, zowel als instrument om de arbeidsruilrelatie vorm te geven als regulering van de arbeidsverhoudingen. Na een korte historische schets worden een aantal kernthema's besproken die centraal staan in het gesprek over die toekomst en die de huidige onderhandelingen sterk beinvloeden. Tot slot worden voorstellen geformuleerd voor een fundamenteel andere positie van de CAO.
DOCUMENT
Dit artikel bespreekt het spanningsveld ,binnen de Nederlandse arbeidsverhoudingen, tussen ondernemingsraad en vakbond in een historisch perspectief. Er wordt gepleit voor een betere afstemming tussen beide spelers opdat de werknemersinvloed binnen de organisatie zo groot mogelijk wordt. Een betere afstemming biedt voordelen voor zowel de vakbond als de ondernemingsraad.
DOCUMENT
Dit artikel is verschenen in een beroepstijdschrift voor personeelsmanagers in Frankrijk (ANDCP) een zusterorganisatie van de Nederlandse Vereniging van Personeelbeleid (NVP). Het is de bijdrage van de NVP in 1995 in het themanummer van het tijdschrift Personnel over ontwikkelingen in Europa op het terrein van arbeidsverhoudingen en personeelsmanagement. Dit artikel is de vertaling van een eerder in het tijdschrift Personeelbeleid ( 1994 nr. 12) verschenen artikel "Ondernemingsraad en vakbond, vriend of vijand? ".
DOCUMENT
In dit rapport wordt verslag uitgebracht van een verkennend onderzoek naar de geringe aansluiting tussen jonge werknemers ( 25-44 jaar) en de vakbeweging.Naast literatuuronderzoek is er een empirisch onderzoek uitgevoerd waarbij drie stakeholders onderscheiden zijn : jongerenorganisaties, vakbonden en HR functionarissen. In het totaal zijn er 14 interviews afgenomen. Op basis van de resultaten van deze interviews wordt het vraagstuk inhoudelijk geanalyseerd. Het rapport eindigt met acht aanbevelingen ,gericht aan de vakbeweging, om een betere aansluiting te krijgen met jonge werknemers.
DOCUMENT
Publicatie van de twee kenniscentrumbrede onderzoekslijnen "Healthy Ageing & Work" en "Arbeidsmarkt in de Energyport regio Groningen'' ter gelegenheid van de 10 jarige bestaansgeschiedenis van het Kenniscentrum Arbeid. Beide onderzoekslijnen zijn verweven in onderzoeksprogramma's van de 5 lectoraten van het Kenniscentrum Arbeid
DOCUMENT
Purpose – The purposes of this paper are to 1) give an overview of the prevalence of HR practices that are used to retain vital older workers in health organizations, 2) to examine the evaluations of those HR practices, and 3) to determine the wishes for HR practices in three different target groups:older workers, line managers and HR professionals.Design/methodoly/approach - An inventory case study was conducted based on 51 interviews with older workers, line managers and HR professionals working in 15 hospitals and nursing and care organizations.Findings - Our results showed that maintenance HR practices focused on retaining older workers in their current jobs, in comparison with development HR practices, are by far more prevalent. In addition, maintenance and development HR practices, in general, are assessed being successful.Although wishes appeared to be strongly related to development HR practices, maintenance HR practices are mentioned as well.Originality/value - This paper aims to give an overview of the prevalence of HR practices used to retain older workers in health care organizations vital at work, which practices are evaluated as successful from not only line managers’ and HRM perspective, but from the older workers themselves as well.
DOCUMENT
De afgelopen jaren veel gezegd en geschreven over de 'studeerbaarheid' van het onderwijs. Daarbij richtte de aandacht zich vooral op kwantitatieve aspecten. De laatste tijd komt de studeerbaarheid in een meer kwalitatieve zin aan de orde: in hoeverre vormt het onderwijs een leeromgeving waarin topprestaties mogelijk worden? Staatssecretaris Rutte benadrukt dat studenten meer uitgedaagd moeten worden en spreekt in dit verband vaak over de 'Begeisterung' van studenten. Dat de betrokkenheid van studenten bij en hun motivatie voor hun studie zo nadrukkelijk in de aandacht komt, wordt door een aantal redenen veroorzaakt. Allereerst door het in 2000 genomen besluit van de Europese regeringsleiders in Lissabon dat Europa in 2010 de meest concurrerende economie van de wereld moet zijn. Om dat te bereiken moet Europa een kenniseconomie worden. En om een kenniseconomie te realiseren, moeten meer mensen een hogere opleiding voltooien én hun leven lang blijven leren. Het beroepsonderwijs slaagt er anno 2000 echter onvoldoende in om de benodigde talenten te ontwikkelen. Te veel leerlingen vallen uit (in het hbo 35% ongediplomeerde uitval1) of kiezen niet voor een vervolgopleiding of baan die in het verlengde ligt van hun studie. Naast deze 'kwalificatiewinst' worden de laatste jaren twee extra redenen genoemd om de loopbaan van de leerling meer centraal te stellen: de individualisering van de samenleving en de flexibilisering van de arbeidsverhoudingen. Individualisering betekent dat 'zin- en richtinggevende' kaders steeds meer ter discussie komen te staan zodat individuen zich gedwongen zien tot zelfsturing (keuzevrijheid is keuzedwang). Ook de flexibilisering van de arbeidsverhoudingen, het resultaat van een overgang van een overwegend industriële 'stukwerkeconomie' naar een overwegend op diensten en kennis gebaseerde 'maatwerkeconomie', dwingt tot zelfsturing. Werknemers moeten tegenwoordig, om hun werk goed te kunnen doen, over kennis en vaardigheden maar ook over een ontwikkelde persoonlijkheid beschikken. Zij moeten voortdurend trachten maatwerk te leveren aan hun klanten (d.i. rekening houden met de im- en expliciete behoeften en wensen van de klant) terwijl ze tegelijkertijd de economische belangen van hun bedrijf respecteren. Ze moeten dus hart voor hun werk hebben én hart voor de zaak waarvoor ze werken. Individualisering en flexibilisering dwingen het individu om het vermogen tot zelfsturing te ontwikkelen. Zelfsturing kan - gezien het vorenstaande - gedefinieerd worden als de competentie om zichzelf te identificeren met, d.i. vrijwillig en langdurig te binden aan, (delen van) de samenleving. Wanneer we zelfsturing zien als het vermogen zich te (ver)binden, wordt meteen duidelijk dat het niet alleen gaat om cognitieve vaardigheden. Natuurlijk moet een individu in staat en bereid zijn geïnformeerde keuzes te maken en een langere-termijnperspectief te ontwikkelen. Tegelijkertijd moet het echter ook in staat en bereid zijn kritisch te reflecteren op de in de primaire socialisatie verworven primaire bindingen en op de bindingen die het daarna - al dan niet bewust - heeft aangegaan. Het eerste vergt een vooral cognitieve aanpak: men moet in staat zijn relevante informatie te vinden, tot zich te nemen en er conclusies uit te trekken. Het tweede vergt echter een geheel andere, veel meer 'literaire' aanpak: hier gaat het allereerst om het zicht krijgen op de eigen centrale levenswaarden zoals die duidelijk worden uit de eigen levensgeschiedenis en het daarop gebaseerde eigen levensverhaal. Daarbij gaat het om het productief leren omgaan met emoties; zowel met 'negatieve' emoties, die inherent zijn aan het afstand nemen van reeds aangegane (en vaak tamelijk onbewuste) bindingen c.q. het accepteren van onzekerheid, als met emoties überhaupt. Zelfsturend worden op het gebied van werk en werken betekent zin geven aan de eigen arbeid en aldus een arbeidsidentiteit ontwikkelen.2 Het ontwikkelen van een dergelijke identiteit vereist allereerst de constructie van een antwoord op de vraag 'Wat betekent arbeid voor en in mijn leven?'. Daarnaast zal het individu een antwoord moeten construeren op de vraag welke arbeidsrol het wil uitoefenen binnen het geheel van in de samenleving aanwezige rollen. Het zal een antwoord moeten construeren op de vraag 'Wat wil ik via mijn arbeid betekenen voor anderen?'3 Het zoeken van een antwoord op deze beide vragen gaat niet vanzelf: mensen zijn over het algemeen weinig gemotiveerd tot reflectie, vooral vanwege de ermee samenhangende onzekerheid.4 Zelfsturing ontstaat dan ook slechts in situaties waarin mensen expliciet gemotiveerd worden, waarin zij inderdaad 'begeisterd' zijn.
DOCUMENT
Paper presented in the workshop 'SMEs, CSR and employment relations in a global economy' at the USE 2015 Conference, Groningen, Oct 21-23 2015European labour market integration has, unfortunately, also led to attempts at unfair competition on employment conditions s. Competitive pressures to lower labour costs can gradually lure to explore and (un)consciously cross the borders of fair competition into dubious to illegal practices. Next to workers who may not receive all the benefits they are entitled to, one other category of potential victims are ‘fair’ employers, as they may lose market share to ‘unfair’ employers that compete with lower prices based on unfair labour practices. State governance and legal prosecution are currently not able to effectively combat all such practices. In the Netherlands, in some problems apparently became severe enough that employers and other parties joined forces and developed self-regulation initiatives, such as a certification system. This paper explores this emerging field of practice. Section 2 presents an overview of a number of different emerging initatives in the Netherlands based on desk research, Section 3 explores one of those cases – from the mushroom -a bit more in depth based upon desk research and a number of interviews. Based upon this exploratory research, section 4 develops a conceptual framework that can be used to analyse them. Section 1 first discusses the underlying problem of unfair competition, and specifies the research question.
DOCUMENT