Lerarenopleider zijn is een beroep. Veel opleiders zijn zich daar sterk van bewust, voor anderen geldt dat nog wat minder. Binnen de Fontys Lerarenopleiding Tilburg willen we dat alle opleiders zich ook bewust zijn van hun rol als opleider. Drie jaar geleden is een inductietraject ontwikkeld voor beginnende opleiders om hen te begeleiden in hun ingroei in het beroep en in de organisatie. Het traject helpt beginnende opleiders bij het leggen van een basis gelegd voor ontwikkeling in de beroepsrol. Voor de zittende opleiders bestond zoiets niet. Daarom is in 2012 een pilot opgezet om zittende opleiders bewust te maken van hun rol als opleider. In de pilot is de jaarlijkse gesprekscyclus met ontwikkel- en beoordelingsgesprekken aangegrepen om het gesprek over de beroepsrol te entameren met gebruikmaking van de beroepsstandaard. De pilot is geëvalueerd en de positieve ervaringen van zowel opleiders als teamleiders hebben ertoe geleid dat de werkwijze nu is ingevoerd in het personeelsbeleid. In deze praktijkpresentatie bespreken we onze ervaringen (opzet en evaluatie) met de pilot en willen we met de deelnemers van gedachten wisselen over mogelijkheden om de bewustwording van en professionalisering in de rol als opleider te versterken en (in beleid) te borgen.
DOCUMENT
Leerlingen oefenen met de sociale rollen en praktijken die essentieel zijn voor hun (toekomstig) beroep door een spreektaak uit te voeren die past bij het beroepsprofiel waarvoor zij worden voorbereid of opgeleid in het (v)mbo.
LINK
Dagelijks verschijnen er verontruste en verontrustende berichten in de media over het onderwijs. Als reactie op de bestaande onvrede ontstaan nieuwe experimentele vormen van onderwijs, maar ook weerklinkt de roep om terugkeer naar het 'degelijke' traditionele onderwijs. Er lijkt een kloof te ontstaan tussen het nieuwe en het oude leren. In deze bundel gaat een aantal auteurs op zoek naar de kern van goed onderwijs, waarbij de nadruk ligt op het voortgezet onderwijs. De auteurs hebben allen ervaring met het onderwijs, vanuit diverse functies, varierend van (hoog)leraar tot schoolleider tot onderzoeker. De verschillende expertises van de auteurs staan garant voor een veelzijdige benadering van de vraag: wat is goed onderwijs eigenlijk? De rode draad wordt gevormd door het opsporen van kenmerken van voorbeeldig onderwijs, en van de rol van het voorbeeld in goed onderwijs. Kan voorbeeldig onderwijs de tegenstellingen in de discussie over de inrichting van het onderwijs overbruggen? In ieder geval geven de verschillende auteurs met hun uiteenlopende visies op goed onderwijs stof tot nadenken aan alle betrokkenen in de huidige discussie. Ans Buys schreef in de boek het hoofdstuk: "Samen zorgen voor een nieuwe generatie. Voorbeeldige leraren. "
DOCUMENT
Dit onderzoeksinstrument heeft als doel om de (ervaren)interprofessionele samenwerking tussen onderwijs- en jeugdhulpprofessionals in kaart te brengen. Interprofessioneel samenwerken is belangrijk om leerlingen met een ingewikkelde zorgvraag goed te ondersteunen, zowel op beleids- als uitvoeringsniveau. Interprofessioneel samenwerken is een vorm van samenwerking waarbij professionals met diverse achtergronden gezamenlijk zorg dragen voor de ondersteuning van leerlingen. Met ‘diverse achtergronden’ wordt gedoeld op een professional van een andere sector (onderwijs / jeugdhulp) dan waar u zelf werkzaam in bent. Het gaat om een samenwerking waarin met en van elkaar geleerd wordt.Met behulp van een Q-sort wordt in kaart gebracht wat de balans is tussen ervaren knelpunten en succesfactoren in de interprofessionele samenwerking. Door kaartjes met onderwerpen te sorteren, wordt duidelijk waar de persoonlijke prioriteiten liggen. Omdat u moet nadenken over de mate waarin u de tekst op het kaartje als een knelpunt of succesfactor ervaart en daarin keuzes moet maken, wordt u zich meer bewust van de samenwerking in uw eigen praktijk. De q-sorteringen van een heel team of netwerk geven aanwijzingen om de praktijk (samen) een impuls te geven.
DOCUMENT
De Academie voor Facility Management van de Haagse Hogeschool startte dit collegejaar met een nieuw onderwijsconcept. De opleiding wil daarmee meer contacttijd en parate feitenkennis genereren. Tevens wil ze zo aansluiten bij de trends en ontwikkelingen in het werkveld en de maatschappij, zoals de verschuiving van de facilitaire functie naar vastgoedmanagement.
DOCUMENT
De doorstroomagenda van de Commissie Boekhoud stelt de loopbaan van de leerling centraal. Daarmee brengt de commissie de vele initiatieven om het beroepsonderwijs aantrekkelijker en up to date te maken, onder één richtinggevende noemer. Maar wat betekent het gedachtegoed van de commissie voor het pedagogisch-didactisch handelen en voor de organisatie van het beroepsonderwijs? De auteur gaat op deze vragen in en pleit voor een krachtig innovatiefonds om de gestelde ambities te kunnen bereiken.
DOCUMENT
Zeven stellingen worden uitgewerkt: 1. Goed toetsen is slechts mogelijk in de mate waarin duidelijk is welke leerdoelen studenten moeten bereiken. 2. Toetsing stuurt het leren van de studenten. 3. Denken vanuit eigen vakgebied is een bedreiging voor de toetsing van competenties. 4. Het doel van toetsen bepaalt hoe het middel toetsing wordt gebruikt. 5. Toetsen vereist een methodenmix, want één voldoende toetsmethode bestaat niet. 6. Zelfbeoordeling en elkaar beoordelen moeten onderdeel zijn van de toetsing van ethische competenties. 7. Het toetsen van beroepscompetenties die studenten in de beroepspraktijk (stages) onvoldoende beoefend zien is dweilen met de kraan open.
DOCUMENT
Het ROC zou in de kennismaatschappij als loopbaancentrum moeten fungeren in plaats van als opleidingenfabriek. Daarbij ondersteund door de kwalificatiestructuur, één van de peilers onder de WEB. Maar de evaluatie van de WEB, juni 2000, laat zien dat dit nog veel te weinig het geval is. De kwalificatiestructuur (KSB) lijkt noodzakelijke vernieuwingen eerder te belemmeren dan te bevorderen. De auteur geeft aan hoe het systeem van produceren, overbrengen en vernieuwen van kennis beter georganiseerd kan worden in het beroepsonderwijs.
DOCUMENT
Op veel plaatsen is men op zoek naar beter beroepsonderwijs. Dit leidt op dit moment tot een wirwar van nieuwe praktijken. We moeten deze variëteit sterk koesteren. Pogingen om meer uniformiteit aan te brengen dienen daarom met argusogen te worden bekeken. Bij een zo heterogene deelnemerspopulatie en een zo rijke beroepspraktijk past een terugkeer naar de klassieke uitgangspositie niet meer. Ik doel op de onderwijsfabriek van de industriele maatschappij die in de vorige eeuw trachtte de gewenste standaardproductie te leveren. Het is daarom van groot belang dat onlangs een "doorstroomagenda" is opgesteld waarin innovatieve voorstellen worden gedaan om niet langer de verouderde vormgeving van het beroepsonderwijs maar het nut en de betekenis van leren voor de loopbaan van de leerling als uitgangspunt te nemen. Centraal horen niet langer leerstof en eindtermen te staan maar iemands ontwikkeling, aldus Piet Boekhoud, de voorzitter van de Commissie Doorstroomagenda. Waar denk je over vijf jaar te zijn? Waar ben je goed in? Waar zou je goed in willen zijn? enz. Dat soort gesprekken wordt volgens hem niet gevoerd met leerlingen! Nu kiezen ze voor een opleiding en pas als het misgaat gebeurt er weer wat. Echter, gedurende de hele loopbaan van leerlingen zouden zulke gesprekken moeten plaatsvinden. En vervolgens is het natuurlijk de vraag wat een leerling moet kennen en kunnen en dus aangeboden zou moeten krijgen om een gewenste loopbaan te kunnen volgen. Hierbij horen zaken als: hoe betrek je een leerling bij de eigen loopbaan, hoe maak je hem/haar zelf verantwoordelijk? En: wat is de verantwoordelijkheid van school en bedrijf. Willen de intenties van de doorstroomagenda een goede kans op slagen, hebben dan is volgens mij dringend aanvullend innovatiebeleid nodig. De uitvoeringscondities die zijn geschapen, passen nog onvoldoende bij de geformuleerde doelstellingen. Nieuw beleid dreigt te blijven steken in plannenmakerij. Dit komt omdat te veel aandacht is uitgegaan naar de voorkant van de beleidscyclus en te weinig naar de achterkant. De condities voor realisering van de beleidsvoornemens zijn onderbelicht gebleven. Hoe zorg je ervoor dat de probleemdefinitie wordt gedeeld en men voldoende ruimte krijgt om adequate oplossingen te zoeken? En vooral ook: op welke resultaten wordt gemikt? De commissie heeft te weinig aandacht gehad voor zowel de experimenteerruimte die noodzakelijk is om de gestelde doelen te bereiken als ook voor de formulering van de gewenste effecten. Door verbetering van het rendement en het vergroten van de doorstroom tot na te streven resultaten te maken, lijkt het erop dat wat er aan de voorkant is weggehaald (onderwijs is veel meer dan het leren voor een diploma) aan de achterkant weer is binnengeslopen. Zonder aanvullend innovatiebeleid ligt verlamming van de noodzakelijke verbetering en vernieuwing van het beroepsonderwijs op de loer. Voordat ik dit nader uitwerk, ga ik eerst wat dieper op problematiek in.
DOCUMENT
Dit boekje is een methodische handreiking voor onderwijsontwikkelaars, docenten, management, werkveldpartners en studenten om stapsgewijs een competentiegestuurde leeromgeving te ontwerpen.
DOCUMENT