De VVT staat onder druk. Dit komt onder andere door tekorten aan verpleegkundigen als gevolg van een grote uitstroom en een te beperkte instroom. Zorgvisie (2020) geeft aan dat het leerklimaat binnen een instelling van invloed is op instroom en personeelsbehoud, maar in de sector is veel onduidelijkheid over hoe je een goed leerklimaat kunt realiseren. Om de problematiek rondom uit en instroom aan te gaan, is enkele jaren geleden in de regio Haaglanden de brancheorganisatie Zorgscala, bestaande uit dertien VVT-organisaties, opgericht. In opdracht van Zorgscala hebben tien studenten van de opleiding Verpleegkunde aan De Haagse Hogeschool onderzocht hoe het gesteld is met het huidige leerklimaat in de VVT.
MULTIFILE
De lectorale rede gaat in op de rol en functie van praktijkonderzoek in scholen bij de professionele ontwikkeling vcan docenten en scholen. Het volgen van schoolgebonden innovaties door onderzoek als feedback machanisme te gebruiken vergroot de duurzame schoolontwikkeling
Uit het onderzoek met betrekking tot de innovatiebehoefte bij streekgastronomische ondernemers in Limburg, blijkt dat er een aantal vraagstukken en problemen zijn, waar kleinschalige streekproducenten constant tegenaan lopen bij het innoveren. De geïnterviewde streekproducenten hebben de afgelopen twee jaar relatief weinig kunnen innoveren. Dit komt niet omdat de streekproducent niet wil innoveren, maar er zijn volgens de geïnterviewde producenten onvoldoende financiële middelen beschikbaar om innovaties succesvol te implementeren. Ook speelt de economische crises de streekproducent parten. Alle hens aan dek-mentaliteit en hard werken met zo weinig mogelijk personeel is het centrale motto. Volgens de geïnterviewden worden subsidies voor kleine bedrijven veelal weggekaapt door de grotere bedrijven. Dit steekt de kleinschalige producenten en doet de mogelijke samenwerking met grotere producenten geen goed. Toch zijn en blijven de streekproducenten optimistisch voor de komende jaren en proberen zij op verschillende manieren kleinschalig te innoveren. Veel geïnterviewden bedenken nieuwe toepassingen voor hun producten en breiden hun bedrijf uit met bijvoorbeeld een eigen streekwinkel of met een eenvoudig gastronomisch concept naast hun bestaande bedrijf. Ook zien de ondernemers meer en meer kansen in de wereld van het edutainment (lezingen, workshops en trainingen). Tevens proberen de bedrijven meer naamsbekendheid te krijgen door rechtstreeks met de afnemers een relatie op te bouwen. De producenten erkennen het belang van rechtstreeks contact met de afnemers, zij het in de rol van lokale bewoner en klant, de gastronomisch gefocuste toerist, en/of de natuurliefhebber die oog heeft voor producten die de lokale biodiversiteit van het Limburgse land uitstralen. Bij dit ontwikkelingsproces zouden de producenten graag ondersteund worden met zowel parate kennis als directe financiën. Kennis in de zin van volledig op maat en zonder veel contactmomenten met trage en logge onderwijsinstituten. Relatief veel producenten geven aan dat de kennis van kennisinstituten onvoldoende up to date is om daadwerkelijk in de praktijk succesvol te kunnen innoveren. De starre bureaucratie en de weinig flexibele houding van reguliere onderwijsinstituten heeft bij deze ondernemers al vele negatieve ervaringen gegenereerd. Ook voor onderlinge samenwerking blijken de producenten open te staan, maar veel producenten gaan niet of weinig naar overleggen buiten hun eigen branche. Producenten zien graag dat er een platform komt, waarop zij kennis kunnen uitwisselen en waarop zij elkaars waardeprofielen kunnen vinden. Zo weten de bedrijven wat zij aan elkaar hebben en wat ze van elkaar kunnen verwachten bij een eventuele samenwerking. Het op te richten lectoraat Regional Food van de Hogeschool Zuyd zou hier een spilfunctie in kunnen vervullen, mits dit lectoraat gericht is op het adequaat begeleiden en beantwoorden van vragen die leven bij streekproducenten. Voor de traditionele horeca ligt naar eigen zeggen het probleem niet zozeer in het innoverend vermogen, maar meer in het aantrekken van vakbekwaam personeel. Veel geïnterviewde ondernemers zijn bijzonder kritisch over de aankomende generatie koks en gastheren. Deze generatie wordt namelijk niet goed genoeg meer opgeleid. De lessen zijn erg theoretisch, terwijl de bedrijven liever praktijkgericht onderwijs zien. De jonge generatie moet weer passie krijgen voor het vak dat zij later zullen gaan beoefenen en dat moet al op school meegegeven worden. Deze passie moet stoelen op adequate vakkennis en houdingsaspecten. De traditionele Limburgse gastvrijheid staat onder druk met als kritische kanttekening dat er totaal geen sociale innovaties plaatsvinden binnen de beroepsrollen. Dit laatste kan op korte termijn zeer risicovol zijn voor een provincie die de laatste jaren een torenhoog imago op het gebied van gastvrijheid en gastronomie heeft weten op te bouwen. De horeca is over het algemeen bereid meer gebruik te maken van streekproducten, alleen moet dan wel het logistieke probleem dat zich op dit moment voordoet, worden opgelost. Ook dienen er gerichte proefprogramma’s en workshops ontwikkeld worden over streekproducten en recepturen uit Limburg om de bestaande werknemers in de horeca en ook de toekomstige beroepsbeoefenaren die nu horecaonderwijs volgen, bewust te maken van de toepasbaarheid van streekproducten.
Chronische gewrichtsaandoeningen zijn veelvoorkomende aandoeningen waarmee patiënten bij de fysiotherapeut of oefentherapeut komen. Aandoeningen zoals artrose en reuma veroorzaken problemen in het dagelijks functioneren vanwege pijn en verminderde mobiliteit. Genezing is vaak niet mogelijk, maar het bevorderen van zelfmanagement kan verergering voorkomen. Oefentherapeuten en fysiotherapeuten spelen een centrale rol in het ondersteunen van zelfmanagement bij patiënten met gewrichtsaandoeningen. De inzet van online toepassingen, waaronder mobiele applicaties, en online platforms, die gericht zijn op het bevorderen van zelfmanagement (in dit voorstel gedefinieerd als Behavioral Intervention Technologies: BITs) kunnen patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen ondersteunen. Echter, voor veel professionals is het onduidelijk hoe BITs kunnen worden ingezet om zelfmanagement te vergroten en hoe dit gecombineerd kan worden met fysieke begeleiding. Daarom onderzoeken we in dit tweejarige project de manier waarop oefen- en fysiotherapeuten coaching op zelfmanagement via BITs kunnen vormgeven. In werkpakket 1 brengen we met een review, observaties en een concept mapping in kaart welke elementen en randvoorwaarden van BITs belangrijk zijn voor het bevorderen van zelfmanagement. Zodra we inzicht hebben in deze elementen en randvoorwaarden wordt in co-creatie met stakeholders toegewerkt naar beroepsrollen en beroepscompetenties die voorwaardelijk zijn voor het gebruik van BITs. Met de input van deze onderzoeksactiviteiten ontwikkelen we samen met de doelgroep de AmSOS methodiek die professionals helpt bij het gebruik van BITs om zelfmanagement te bevorderen bij patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen (WP2). Om te bepalen in hoeverre de methodiek bruikbaar is in de praktijk wordt in WP3 een haalbaarheidsstudie opgezet waarbij 25 eerstelijnsfysio- en/of oefentherapiepraktijken de AmSOS methodiek gaan gebruiken in de behandeling van patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen. Omdat gewrichtsaandoeningen een substantieel onderdeel zijn van de curricula, maar tegelijkertijd weinig aandacht wordt besteed aan technologie en zelfmanagement, ontwikkelen we in WP4 een onderwijsmodule voor scholing van studenten en praktiserende oefen- en fysiotherapeuten.