Veel forensische cliënten kampen met multiproblematiek. Zo heeft een aanzienlijk deel van hen te maken met problemen op het gebied van dagbesteding (opleiding of werk), financiën, huisvesting, mentale en fysieke gezondheid, en verslaving. Deze problemen hangen bovendien samen en versterken elkaar. Ze beperken de kansen van forensische cliënten op duurzame re-integratie en vergroten het risico op terugval in criminaliteit. Tijdens het begeleiden van forensische cliënten worstelen uitvoerend professionals regelmatig met deze multiproblematiek, omdat ze beperkte tijd, kennis en vaardigheden hebben en lokaal beleid en hulpverleningsaanbod verschillen. Een integrale visie op en aanpak van multiproblematiek onder forensische cliënten is dan ook nodig om duurzame bestaanszekerheid voor hen te realiseren.
DOCUMENT
De bestaanszekerheid in Nederland staat de afgelopen paar jaar hoog op de maatschappelijke agenda. Verschillende groepen mensen die onvoldoende bestaanszekerheid ervaren, worden meer en meer zichtbaar. Hoewel de reclasseringspopulatie in meerdere dwarsdoorsnedes oververtegenwoordigd is (waaronder alleenstaanden, lage inkomens, schuldenaren en daklozen), is een analyse van de bestaanszekerheid van de Nederlandse reclasseringspopulatie nog niet gedaan. Toch kan een gebrek aan bestaanszekerheid wel degelijk van invloed zijn op het reclasseringstraject én is menig reclasseringswerker wel betrokken bij het bevorderen van de bestaanszekerheid. In een publicatie van Smit (2019) wordt de mate van bestaanszekerheid in Nederland beschreven in de periode van 2016 tot 2019. Volgens Smit zijn er 2,6 miljoen huishoudens in Nederland die moeilijk rond kunnen komen, heeft één op de vijf huishoudens een betaalachterstand en zijn er 320.000 mensen in Nederland die werken en toch arm zijn (Smit, 2019; Schonewille andamp; Crijnen, 2019; Vrooman, Josten, Hoff, Putman andamp; Wildeboer Schut, 2018). Hoewel er in de pre-corona periode sprake is geweest van hoogconjunctuur, profiteerde niet iedereen daar in gelijke mate van. Dit heeft de kloof tussen arm en rijk verder vergroot. Met de huidige inflatiecijfers en stijgende kosten wordt deze kloof verder uitvergroot. Dit versterkt de maatschappelijke onrust en sociale ongelijkheid. Sociale ongelijkheid ontstaat volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) door een overvloed van kapitaal bij sommige groepen en schaarste van kapitaal bij andere groepen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in vier verschillende vormen van kapitaal, namelijk: economisch kapitaal, persoonskapitaal, sociaal kapitaal en cultureel kapitaal. Het SCP definieerde in 2014 al zes sociale groepen met verschillende mate van kapitaal (Vrooman, Gijsberts andamp; Boelhouwer, 2014): (1) de gevestigde bovenlaag, (2) de jongere kansrijken, (3) de werkende middengroep, (4) de comfortabel gepensioneerden, (5) de onzekere werkenden en (6) het precariaat. Met name deze laatste twee groepen kennen een tekort aan kapitaal op meerdere van de vier hiervoor genoemde vormen van kapitaal. Dit zet de bestaanszekerheid van deze groepen onder druk. Juist de mensen die strafbaar gedrag vertonen bevinden zich onevenredig vaak in deze laatste twee groepen. Armoede, werkloosheid en een gebrek aan financiële zekerheid vormen stressoren die bij kunnen dragen aan (de herhaling van) strafbaar gedrag (Roeland, Visser andamp; Németh, 2021).
MULTIFILE
Voldoende werk en geld zijn essentieel voor een zeker bestaan, maar niet genoeg. De hulp en steun aan mensen kan beter. Aisa Amagir (HvA) en Monique Kremer (UvA) van het Kenniscentrum ongelijkheid bieden handreikingen voor de rijksoverheid, instanties en gemeenten.
MULTIFILE
Grote steden staan de komende decennia voor enorme uitdagingen om ruimtelijke herstructurering en versterking van sociaaleconomische posities van bepaalde wijken, te combineren met leefbaarheids-, duurzaamheids-, en mobiliteitsambities. Dit zijn vraagstukken waar bij uitstek verschillende fysieke, sociale, economische en bestuurlijke professionals moeten samenwerken. Dit onderzoek richt zicht op boundary spanners, professionals die een sleutelrol spelen in het verbinden van domeinoverstijgende vraagstukken. Met de toename en complexiteit van maatschappelijke vragen in het grootstedelijke domein groeit ook de behoefte aan en het belang van boundary spanners in het realiseren van effectieve samenwerking. Kennis over de effectiviteit van hun werkpraktijken blijft echter achter. Gezien de urgentie van grootstedelijke vraagstukken, is het van groot belang deze kennis te ontwikkelen. De (grootstedelijke) professionals die in de rol van boundary spanner vervullen of die rol ambiëren vragen zich dan ook af: Hoe krijg ik zicht op mijn eigen boundary spanner praktijk als individu of binnen een team werken, welke mogelijke verbeteringen zijn er in ons handelen en wat daarvan is overdraagbaar naar andere professionals en andere situaties? Door deze praktijkvraag te combineren met theoretische kennis vanuit bestuurskunde en verandermanagement, geeft dit onderzoek antwoord op de overkoepelende onderzoeksvraag: Wat zijn de kenmerken van de werkpraktijken waarin (grootstedelijke) professionals, die we kunnen typeren als of boundary spanners, de grenzen tussen domeinen bij grootstedelijke vraagstukken weten te overbruggen? Het onderzoek is een co-creatie van stedelijke professionals in teams van vijf praktijkcases: het programma Haven-Stad (Amsterdam); de regiodeal Den Haag Zuidwest; het project Cruciale Mijl (Amsterdam); Combiwel buurtwerk (Amsterdam) en het team gebiedsadviseurs (Amsterdam), met onderzoekers van de Centres of Expertise van de Hogeschool van Amsterdam en de Haagse Hogeschool. Dit onderzoek expliciteert de werkregels die boundary spanners in staat stelt om domeinoverstijgend te werken en levert op die manier een wezenlijke bijdrage aan het realiseren van deze grootstedelijke vraagstukken.
Ondanks de economische groei in Nederland staan we voor uitdagingen als een gezonde leefomgeving creëren, bestaanszekerheid waarborgen, klimaatverandering vertragen en een verantwoordelijke impact op toekomstige generaties. Sturen op "brede welvaart", rekening houdend met sociale, economische en ecologische waarden, wordt belangrijker voor gemeenten en beleidsstrategen in het bijzonder. Zij moeten brede welvaart integraal implementeren en brede welvaart in hun beleid omzetten in concrete keuzes en sturing. Gemeenten ervaren echter moeite bij de concrete implementatie. Brede welvaart is inhoudelijk complex en vereist continu koorddansen tussen verschillende belangen. Daarbij gaat er veel aandacht naar brede welvaart ‘hier en nu’ en blijven de belangen van toekomstige generaties (brede welvaart ‘later’) te vaak onderbelicht. In Europees verband, en op nationaal niveau is er tevens momentum om brede welvaart ‘later’ meer zichtbaar te maken. Als Europees Commissaris voor intergenerationele rechtvaardigheid heeft Micallef de opdracht om het belang van toekomstige generaties te dienen. Ook op nationaal niveau winnen de belangen van toekomstige generaties terrein zoals blijkt uit… Op lokaal niveau wordt directe invloed op brede welvaart voor huidige en toekomstige generaties concreet. Lokale publieke professionals spelen een sleutelrol in het bevorderen van welzijn en kwaliteit van de leefomgeving voor toekomstige burgers. Concernstrategen en afdelingshoofden in Nederlandse gemeenten vertalen brede welvaart naar beleid in de praktijk. Beleidsprofessionals krijgen door dit project voor het eerst in Nederland een concrete handreiking om brede welvaart integraal en voor toekomstige generaties in te richten. Door middel van de methode van backcasting en de generatietoets gaan we vanuit dit onderzoek brede welvaart ‘later’ concreet maken. We doen dit samen met 5 gemeenten, de provincie Noord-Brabant en kennispartners. Al vanaf de start participeren concernstrategen en afdelingshoofden van gemeenten in een rijk kennis- en leernetwerk om hierin te groeien. Dit project verschaft hen hiervoor de concrete tools: in co-creatie ontwikkeld en meteen ingezet.
PREVENT is één van de 17 gestarte SPRONG-groepen. Binnen ‘SPRONG’ werken onderzoeksgroepen van hogescholen met subsidie van Regieorgaan SIA samen met bedrijven uit de beroepspraktijk, publieke instellingen en/of overheden aan diverse complexe maatschappelijke vraagstukken. Het project heeft de looptijd van 8 jaar en heeft als doel om een krachtige onderzoeksgroep in samenwerking met onderwijs en werkveld op te zetten op een specifiek thema.PREVENT zet in op integrale wijkgerichte preventie in een tijd waarin gezondheid en welbevinden van mensen onder druk staan en er grote maatschappelijke uitdagingen zijn, waaronder:Complexer wordende zorg- en hulp- vragenStijgende kosten, terwijl het huidige gefragmenteerde zorgsysteem en de financieringswijze daarvan een integrale aanpak bemoeilijkt en veel vraagt van zorg-/hulpverleners en (de gezondheidsvaardigheden) van bewoners.Een afname van stabiliteit in bestaanszekerheid voor verschillende kwetsbare groepenEen toename van het aantal mensen met chronische aandoeningenBovengenoemde ontwikkelingen gaan gepaard met stress, angst, somberheid, een ongezonde leefstijl, en/of andere gezondheidsproblemen. Door de coronacrisis is bovendien veel sociale problematiek vergroot (zoals werkloosheid, schulden, leerachterstanden), met als dreigend gevolg een sterkere toename van gezondheidsverschillen in de komende jaren.Brede kijk op gezondheidOndersteuning wordt vaak gefragmenteerd aangeboden: vanuit het gezondheidsdomein, óf vanuit het sociale domein. Het betreft echter steeds dezelfde inwoner(s). De noodzaak in te zetten op integrale wijkgerichte preventie op het snijvlak van gezondheid en welzijn wordt dan ook breed gedragen. De complexe relatie tussen sociale problematiek en gezondheidsvraagstukken onderstreept het belang van een bredere kijk op gezondheid waarbij het erom draait dat mensen meedoen en ertoe doen.