Een aantal vrije middelbare scholen heeft gekozen voor een nieuwe bestuursstructuur die lijkt op die van Hogescholen en Universiteiten, met een college van bestuur en een raad van toezicht. De vraag is of deze vorm van op afstand besturen beter of slechter is.
Dit onderzoek is in opdracht van het College van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Loppersum uitgevoerd door een onderzoeker van het Kenniscentrum NoorderRuimte, Hanzehogeschool Groningen. De aanleiding voor dit onderzoek is gelegen in de transities in het sociale domein door de decentralisaties van de AWBZ, Jeugdzorg, Participatiewet en Passend onderwijs. In dit onderzoek stonden twee hoofdvragen centraal: 1.In welke mate komen de beleidsverwachtingen van de gemeente Loppersum over de bijdragen van haar dorpsgemeenschappen aan het sociale domein overeen met wat in de huidige dorpsvisies daarover is geschreven? 2.In welke mate sluiten de beleidsverwachtingen van de gemeente Loppersum over de bijdragen van haar dorpsgemeenschappen aan het sociale domein aan bij wat dorpsgemeenschappen zelf willen, kunnen en doen? Er zijn drie deelonderzoeken uitgevoerd. Allereerst zijn de beleidsverwachtingen van de gemeente Loppersum over de bijdrage van (groepen) inwoners aan het sociale domein uit het Beleidsplan 4D’s beschreven door het toepassen van close reading als onderzoeksmethode. Close reading is ook gebruikt voor het benoemen van de onderwerpen die tot het sociale domein behoren in de huidige dorpsvisies van 15 dorpen van de gemeente Loppersum met de daarbij behorende formuleringen van sociale ambities. In het derde deelonderzoek is in vier focusgroepsessies met 22 bestuursleden van de dorpsbelangenverenigingen (gemeente Loppersum) geïnventariseerd hoe inwoners in hun dorpen bijdragen aan het sociale domein en welke sociale ambities de besturen van de dorpsbelangenverenigingen voor mogelijk houden voor hun dorp. De conclusie op de eerste onderzoeksvraag luidt dat in de huidige dorpsvisies een dorpseigen invulling van de beleidsverwachtingen van de gemeente over de bijdragen van groepen inwoners aan het sociale domein ontbreekt. Omdat de meeste dorpsvisies uit het vorige decennium stammen, mag op basis van dit onderzoek echter niet beweerd worden dat de dorpsvisies hierin tekort schieten. In alle dorpsvisies staan voornamelijk ruimtelijke doelstellingen en blijkbaar pasten die doelstellingen goed bij het tijdsgewricht van de jaren 2000 – 2010. De conclusie op de tweede onderzoeksvraag luidt derhalve dat de besturen van de dorpsbelangenverenigingen diverse activiteiten van mede-inwoners zien die op bijdragen aan het sociale domein duiden. Voorts handelen de besturen als georganiseerde groep inwoners in lijn met de beleidsverwachtingen van de gemeenten doordat ze sociale activiteiten in hun dorpen organiseren en bereid zijn om sociale ambities (nog) verder te willen uitwerken. Er zijn meerdere (praktisische) aanbevelingen geformuleerd voor zowel de gemeente als de besturen van de dorpsbelangenverenigingen.
Wat maakt dat onderwijsprofessionals willen blijven werken binnen het onderwijs in Utrecht? Vanuit het Utrecht Leert netwerk wordt hier onderzoek naar gedaan. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door academische of masteropgeleide leerkrachten werkzaam op Utrechtse basisscholen, zodat onderzoek en praktijk elkaar direct versterken.Doel De onderzoeksvraag luidt: Wat denken onderwijsprofessionals van de schoolorganisatie nodig te hebben om hun motivatie om in het Utrechtse basisonderwijs te blijven werken te vergroten? De leerkrachten onderzoeken de ondersteunende cultuur en structuur op scholen en de mate waarin in basisbehoeften van leerkrachten en schoolleiders wordt voorzien. Resultaten Een rapportage met beschrijvingen van good practices en overkoepelende inzichten over het behouden van onderwijsprofessionals Kennisdeling met betrokken schoolbesturen via presentaties en een toegankelijk kennisproduct Looptijd 01 februari 2023 - 31 december 2023 Aanpak In een professionele leergemeenschap (PLG) zetten zes academische of masteropgeleide leerkrachten samen het onderzoek op en voeren ze het uit. Ze worden begeleid en gevoed door onderzoekers vanuit de Hogeschool Utrecht en Universiteit Utrecht.
Wat maakt dat onderwijsprofessionals willen blijven werken binnen het onderwijs in Utrecht? Vanuit het Utrecht Leert netwerk wordt hier onderzoek naar gedaan. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door academische of masteropgeleide leerkrachten werkzaam op Utrechtse basisscholen, zodat onderzoek en praktijk elkaar direct versterken.
De Gemeente Groningen stimuleert kinderen binnen de Gemeente Groningen tot een actieve en gezonde leefstijl door middel van het sportieve leefstijlproject, BSLIM. BSLIM vormt de paraplu waaronder interventies en een uitgebreid activiteitenaanbod voor met name basisschoolleerlingen i.s.m. scholen, kennisinstellingen en andere organisaties wordt vormgegeven. Met BSLIM wil de Gemeente Groningen kinderen de mogelijkheid bieden hun sportieve talenten te ontdekken en ontwikkelen. De gemeente heeft daarbij als primair doel de structurele sportdeelname van alle kinderen positief te beïnvloeden. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar kinderen die (nog) niet structureel sporten en naar de mogelijke talenten. Een goede bewegingsvaardigheid, passend sport(ief)gedrag en plezierige bewegingservaringen zijn van grote invloed op de mate waarin kinderen nu en later structureel deelnemen aan sport en voldoende blijven bewegen. De gemeente Groningen stimuleert daarom samen met schoolbesturen de ontwikkeling van een goede bewegingsvaardigheid van kinderen middels kwalitatief hoogwaardig bewegingsonderwijs door brede vakdocenten in de BSLIM-wijken.Onderzoeksthema’s 1. BewegingsonderwijsDe kwaliteit van het bewegingsonderwijs in de Bslim wijken wordt onderzocht.a. Het Leerlingvolgsysteem (LVS) dat in 2015-2016 is geïmplementeerd wordt gebruikt om de vaardigheid van leerlingen in de Bslim wijken in kaart te brengen en waar mogelijk te vergelijken met landelijke normenb. Effectiviteit van interventies gericht op de vaardigheid, de beleving en/of het gedrag van leerlingen, waarbij met name oog is voor de (uit zichzelf) minder actieve leerlingenc. Effectiviteit van interventies die gebruik maken van expliciet en impliciet leren binnen bewegingsonderwijs en/of MRT-praktijken2. Tussen gymzaal en sportvereniginga. Monitoring sportdeelname en motieven om wel/niet te sporten en bewegen + analyse van trends en ontwikkelingen in de sportdeelname in de onderzoekswijken. Hierbij wordt een ruim pallet in acht genomen: Van bewegingsonderwijs tot buiten spelen, en van Bslim- en Schoolsportclub activiteiten tot sportdeelnameb. Onderzoek naar de effectiviteit van interventies gericht op actieve pauzes, waarbij met name oog is voor de (uit zichzelf) minder actieve leerlingen c. Onderzoek naar de effectiviteit van interventies gericht op het voor- tussen en naschools aanbod mbt leefstijl en belevingd. Onderzoek naar de effectiviteit van Bslim activiteiten en Schoolsportclub op de sportbelevinge. Uitvoeren van een Pilot mbt de stimulatie van de motivatie voor bewegen van vmbo leerlingen binnen en buiten de gymles3. Structurele sportdeelnamea. Effectiviteit van een interventie gericht op trainers om motivatie van kinderen te stimuleren en daarmee uitval te beperken b. Ontwikkelen en uitvoeren van een toolkit waarmee de koppeling tussen kind en sport optimaal gemaakt wordt en mogelijke talenten geïdentificeerd worden