De versnippering van de internationale samenleving vermindert de kans op een overkoepelend model van global governance. Meer waarschijnlijk is het ontstaan van bepaalde processen van bestuur die zich ontwikkelen als reactie op specifieke mondiale vraagstukken. Dit artikel beschrijft het proces van implementatie van de US Foreign Corrupt Practices Act (FCPA) als een voorbeeld van een dergelijk bijzonder proces. Het FCPA 'model' wordt gekenmerkt door samenwerking en onderhandeling tussen de publieke en private sector. In dit model is het samenwerken voor het bieden van maatschappelijke veiligheid gebaseerd op wederzijds belang. De mogelijkheid van onderhandelde regelingen heeft een positief effect op het management van corruptie door bedrijven, dat zich verspreidt over de hele invloedsfeer van de onderneming. Tegelijkertijd biedt het de overheid toegang tot de informatie die nodig is om corruptie op te sporen, te onderzoeken en te vervolgen. Het in kaart brengen van dergelijke processen biedt nuttige inzichten over nieuwe benaderingen die nodig kunnen zijn om goed bestuur voor een veilige wereld te bereiken. ABSTRACT The fragmentation of international society reduces the likelihood of a single overarching model of global governance. More likely, is the emergence of particular processes of governance that develop in response to specific global issues. The paper describes the process of implementing the US Foreign Corrupt Practices Act (FCPA) as an example of one such particular process. The FCPA 'model' is characterized by co-operation and negotiation between the public and private sector. In this model, partnering for the provision of security is based on mutual self- interest. The possibility of negotiated settlements has a positive effect on the management of corruption by corporations with a ripple effect throughout the corporations' sphere of influence. At the same time, it provides governments with access to the information necessary to detect, investigate and prosecute corruption. Mapping such processes provides useful insights about new approaches that may be needed to attain good governance for a safe world.
Land subsidence in areas with weak soils affects a large part of the Netherlands and causes manyproblems. To solve them diverse and specialized knowledge of possible measures to prevent, mitigate or reverse land subsidence is needed. This knowledge is fragmented over many agencies, companies and individuals. Here we show how data and knowledge are related and we stress the importance of implicit knowledge for knowledge transfer on land subsidence. It is demonstrated that land subsidence in the Netherlands is a “wicked problem”.This makes its solution cumbersome. However, we show that self-learning digital environments can help considerably in knowledge acquisition, storage and retrieval. We give an inventory of research questions that have still to be answered to make an digital environment really effective for a wicked problem like land subsidence.
Land subsidence in areas with weak soils affects a large part of the Netherlands and causes manyproblems. To solve them diverse and specialized knowledge of possible measures to prevent, mitigate or reverse land subsidence is needed. This knowledge is fragmented over many agencies, companies and individuals. Here we show how data and knowledge are related and we stress the importance of implicit knowledge for knowledge transfer on land subsidence.
Grote steden staan de komende decennia voor enorme uitdagingen om ruimtelijke herstructurering en versterking van sociaaleconomische posities van bepaalde wijken, te combineren met leefbaarheids-, duurzaamheids-, en mobiliteitsambities. Dit zijn vraagstukken waar bij uitstek verschillende fysieke, sociale, economische en bestuurlijke professionals moeten samenwerken. Dit onderzoek richt zicht op boundary spanners, professionals die een sleutelrol spelen in het verbinden van domeinoverstijgende vraagstukken. Met de toename en complexiteit van maatschappelijke vragen in het grootstedelijke domein groeit ook de behoefte aan en het belang van boundary spanners in het realiseren van effectieve samenwerking. Kennis over de effectiviteit van hun werkpraktijken blijft echter achter. Gezien de urgentie van grootstedelijke vraagstukken, is het van groot belang deze kennis te ontwikkelen. De (grootstedelijke) professionals die in de rol van boundary spanner vervullen of die rol ambiëren vragen zich dan ook af: Hoe krijg ik zicht op mijn eigen boundary spanner praktijk als individu of binnen een team werken, welke mogelijke verbeteringen zijn er in ons handelen en wat daarvan is overdraagbaar naar andere professionals en andere situaties? Door deze praktijkvraag te combineren met theoretische kennis vanuit bestuurskunde en verandermanagement, geeft dit onderzoek antwoord op de overkoepelende onderzoeksvraag: Wat zijn de kenmerken van de werkpraktijken waarin (grootstedelijke) professionals, die we kunnen typeren als of boundary spanners, de grenzen tussen domeinen bij grootstedelijke vraagstukken weten te overbruggen? Het onderzoek is een co-creatie van stedelijke professionals in teams van vijf praktijkcases: het programma Haven-Stad (Amsterdam); de regiodeal Den Haag Zuidwest; het project Cruciale Mijl (Amsterdam); Combiwel buurtwerk (Amsterdam) en het team gebiedsadviseurs (Amsterdam), met onderzoekers van de Centres of Expertise van de Hogeschool van Amsterdam en de Haagse Hogeschool. Dit onderzoek expliciteert de werkregels die boundary spanners in staat stelt om domeinoverstijgend te werken en levert op die manier een wezenlijke bijdrage aan het realiseren van deze grootstedelijke vraagstukken.
In grote steden wordt steeds meer samengewerkt tussen bewoners, overheid, professionals en andere partijen, om gezamenlijk te werken aan de leefbaarheid van buurten in de stad. Het voornemen is dat bewoners veel meer dan voorheen eigenaar worden van hun sociale en fysieke omgeving. Op plekken waar dat geprobeerd wordt, zoals bij de huizen van de wijk die in dit onderzoek centraal staan, blijkt dat makkelijker gezegd dan gedaan. Bij huizen van de wijk spelen zich zoekende, improviserende, niet lineaire, horizontale processen van ‘samensturing’ af om tot afspraken, besluiten en acties te komen. Die verhouden zich niet goed tot de verticale en rationele manier van optreden die overheid en organisaties vaak nog kenmerkt. De bijdrage van een huis van de wijk aan leefbaarheid van de wijk is, als basisvoorziening in het sociale domein, daardoor suboptimaal. Over factoren die bij deze vormen van samenwerking en gezamenlijke besluitvorming van belang zijn – ‘collaborative governance’ – is inmiddels uitgebreid geschreven. Veel minder is bekend hoe die processen in de dagelijkse praktijk verlopen en hoe ze daar verbeterd zouden kunnen worden zodat de betrokken er tevreden over zijn. Een belangrijk punt daarbij is dat er tussen de partijen vaak machtsongelijkheid ervaren wordt en zij door hun aard en posities verschillende logica’s hanteren, die niet altijd makkelijk bij elkaar aansluiten. Dit onderzoek in drie steden, Amsterdam, Rotterdam en Den Haag gaat over hoe die samenwerking nu feitelijk verloopt en hoe we – als dat nodig is – met creatieve leerinterventies kunnen komen tot vormen van communicatie en samenwerking die aan alle betrokkenen recht doen. Wij kiezen daarin voor speelse art-based interventies (Huss & Bos, 2018). Die bieden bijvoorbeeld de mogelijkheid om op een plezierige manier met ervaren machtsrelaties te experimenteren en geven ruimte aan vormen van niet lineaire processen van ‘samensturing’.
Publieke ambtenaren bij gemeenten zien in toenemende mate de relatie met de burger veranderen in de eigen werkomgeving. In een informatie-intensieve netwerksamenleving zien ambtenaren veel kansen in het toepassen van social media en smart-city-technologie. Open data, social media en high-tech media kunnen, indien strategisch toegepast, helpen om slimmer samen te gaan werken met burgers en bedrijven. Maar ambtenaren worstelen met het effectief toepassen van deze nieuwe digitale mogelijkheden voor participatie. De veranderingen in samenleving vragen bovendien om meer dan technologie alleen. Ze vragen om integrale benaderingen van digitale strategie inclusief vernieuwende werkvormen en aangepaste competenties. Vanuit de disciplines van smart city en elektronische participatie is er jarenlang onderzoek gedaan naar oplossingen voor het participatievraagstuk maar het is nog onduidelijk welke digitale strategieën het beste aansluiten bij de behoeften van deze tijd. Dit project beoogt een concreet werkinstrumentarium te ontwikkelen voor professionals van de lokale overheid om participatie te organiseren. Het gaat om het uitvinden van geschikte combinaties van technologie en communicatiemethoden voor effectieve participatie in de stad, dorp of buurt. Door het uittesten van diverse digitale strategieën in ‘Living-labs’ bij gemeenten willen we de know-how bundelen in een toolkit en beschikbaar maken voor professionals die werkzaam zijn in het publieke veld.