Professionals in het hbo hebben de afgelopen jaren op veel verschillende manieren aan hun toetsbekwaamheid gewerkt. Ter afronding van het project Je Ogen Uitkijken is inzicht verkregen in hoe hbo-professionals zich de afgelopen jaren hebben geprofessionaliseerd op hun toetsbekwaamheid en hoe de activiteiten die zij hebben gedaan hebben bijgedragen aan (het vergroten van) hun toetsbekwaamheid. In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd van een vragenlijstonderzoek uitgezet onder hbo-professionals. Alle hogescholen in Nederland (n=38) zijn vanuit de Vereniging Hogescholen aangeschreven om deel te nemen aan het onderzoek. De professionaliseringsactiviteiten die hbo professionals het meest hebben ondernomen zijn het bijwonen van kalibratiesessies, intervisies, en bijeenkomsten over toetsing op de eigen hogeschool. Een grote groep professionals gaf aan zich vooral te professionaliseren op toetsbekwaamheid uit eigen interesse. Het toepassen van nieuwe toetsvormen, het volgen van een onderwijskundige opleiding met aandacht voor toetsing en het volgen van intervisie en kalibratiesessies hebben de grootste bijdrage geleverd aan toetsbekwaamheid. De verankering van toetsbekwaamheid is volgens de hbo professionals vooral duurzaam doordat ze hun kennis en vaardigheden blijven ontwikkelen en doordat ze samenwerken met collega’s aan toetsvraagstukken.
Is het wenselijk dat professionals die huiselijk geweld of kindermishandeling hebben meegemaakt, hun ervaringen inzetten in het werken met cliënten met vergelijkbare problematiek? Cliënten en (aankomend) professionals in ons onderzoek denken hier positief over. Zij menen dat dit van meerwaarde is voor cliënten, doordat professionals met ervaringen met huiselijk geweld, gemakkelijker een vertrouwensband opbouwen met cliënten, beter aansluiten bij wat cliënten nodig hebben en ook een positief voorbeeld en hoop aan cliënten geven. Voor professionals zelf draagt het bij aan een diepere verwerking en herstel, en geeft het voldoening om de eigen negatieve ervaringen om te zetten in iets positiefs voor een ander. Voor de teams waar deze professionals werken, levert dit eveneens een verrijking op. Wel noemden de geïnterviewden enkele voorwaarden. Zo moet het inzetten van de ervaringskennis in het belang van cliënten zijn: het moet bijdragen aan verwerking en herstel. Hoe dat er dan precies uitziet, bleek lastig te verwoorden. Intuïtie en inschatting van de behoeften van cliënten bleken daarin een grote rol te spelen. Een andere belangrijke voorwaarde was dat professionals hun eigen ervaringen voldoende verwerkt hebben, zodat het risico op valkuilen zoals projectie en vermenging van beleving en emoties tussen cliënten en professionals zo klein mogelijk is. Belangrijk daarbij is dat er visie, draagvlak en kaders zijn binnen de organisaties waar deze professionals werken. Dit helpt een veilig klimaat en ruimte voor reflectie te creëren om ervaringskennis in te zetten.
MULTIFILE
Het lectorenplatform Sport en Bewegen bestaat sinds 2016 en heeft als missie om de impact van praktijkgericht sport- en beweegonderzoek op de maatschappij en het hbo-onderwijs te vergroten en zo meer mensen aan het sporten en bewegen te krijgen. Het platform draagt bij aan missie I van de KIA Gezondheid en Zorg. Meer in het bijzonder richt het platform zich op vier thema's: Nederland in beweging, Vaardig in sport en bewegen, Meervoudige waarde van sport en bewegen en Technologie als vloek en als zegen bij sport en bewegen. Deze thema's zijn afgeleid uit een uitgebreide inventarisatie onder sport- en beweegprofessionals, bestuurders, beleidsmakers en opleiders en in 2021 vastgelegd in een praktijkgerichte kennis- en innovatieagenda voor sport en bewegen. De kern van het lectorenplatform wordt gevormd door lectoren die werkzaam zijn bij de acht sporthogescholen die Nederland kent, verenigd in het Hogescholen Sport Overleg. Het platform wordt ondersteund door het Kenniscentrum Sport en Bewegen. Het lectorenplatform Sport en Bewegen werkt aan haar centrale missie via vier samenhangende werkpakketten gericht op het: 1) versterken van de positie van praktijkgericht sport- en beweegonderzoek in Nederland (positioneren); 2) versterken van de inhoudelijke samenwerking o.a. door het schrijven van gezamenlijke onderzoeksvoorstellen (programmeren); 3) vergroten van de maatschappelijke impact door kennisdeling en implementatie van de onderzoeksresultaten in het werkveld en het hbo sport- en bewegingsonderwijs (valoriseren) en 4) versterken van de internationale positie en de samenwerking met het buitenland (internationaliseren). Op de website www.sportenbeweegonderzoek.nl deelt het lectorenplatform relevante informatie, artikelen en bijeenkomsten op een toegankelijke manier. In 2023-2026 zal het lectorenplatform verder bouwen op de activiteiten en resultaten uit de periode 2016-2022, volgende stappen zetten richting het verduurzamen van de samenwerking middels een landelijke SPRONG-aanvraag en de (inter)nationale samenwerking uitbreiden naar andere domeinen, platforms en landen gekoppeld aan de Olympische en Paralympische Spelen.
Vanaf 60-jarige leeftijd neemt de kans op lichamelijke beperkingen toe. In Utrechtse wijken is er behoefte aan gegevens over de fysieke zelfredzaamheid om vervolgens persoonlijke adviezen te kunnen geven. Daarom ontwikkelen we het instrument: Keuzehulp Fysieke Zelfredzaamheid.
Buurtsportcoaches hebben met het Sportakkoord een grotere verantwoordelijk gekregen in het ombuigen van de neerwaartse spiraal van de beweegvaardigheid van jonge kinderen. Wie op jonge leeftijd (v)aardig start, de juiste fundamentele motorische vaardigheden aanleert en plezier ervaart in sporten en bewegen, ontwikkelt dikwijls een actieve leefstijl. Buurtsportcoaches functioneren op dit moment vooral als uitvoerder van sport- en beweegaanbod en niet zo zeer als regisseur of verbinder tussen de sport- en beweegaanbieders op school, in de wijk, bij de sportvereniging en in de kinderopvang. De regisserende en verbindende taken vragen om wezenlijk andere competenties. Uit interviews, bijeenkomsten en enquêtes onder buurtsportcoaches (n=100) en formele en informele sport- en beweegaanbieders voor jonge kinderen om hen heen (trainers (n=64), groepsleerkrachten uit groep 1-2 (n=21), vakleerkrachten bewegingsonderwijs (n=74) en ouders (n=20)), komt naar voren dat buurtsportcoaches worstelen met de vraag hoe zij kleuters en de (semi-)beweegprofessionals daaromheen optimaal kunnen ondersteunen in het verbeteren van de beweegvaardigheid van kleuters. Om deze vraag te kunnen beantwoorden is nieuwe kennis nodig over: risicogroepen, beïnvloedbare determinanten en effectieve interventies ter bevordering van de beweegvaardigheid van kleuters. Deze vraagstukken worden door een mix van vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk, onderzoek, onderwijs en implementatie beantwoord, waaronder: De Haagse Hogeschool, Hanze Hogeschool, Fontys Sporthogeschool, Hogeschool Windesheim, VU, TU/e, Kenniscentrum Sport, Mulier Instituut, NOC*NSF, VSG, KVLO en Beroepsvereniging Wij Buurtsportcoaches. In drie werkpakketten wordt inzicht verworven in: de natuurlijke motorische ontwikkeling van kleuters en het risicoprofiel van kinderen bij wie de ontwikkeling achterloopt (WP1), leefstijl- en omgevingsdeterminanten van beweegvaardigheid van kleuters (WP 2) en het effect van interventies in de verschillende beweegdomeinen op de beweegvaardigheid van kleuters (WP3). De wetenschappelijke kennis uit deze werkpakketten wordt verwerkt in een proefschrift en vertaald naar een onderwijsmodule en toolbox met bouwstenen en praktische handvatten voor (toekomstige) buurtsportcoaches (WP 4) ter bevordering van de beweegvaardigheid van kleuters.